Выбрать главу

'Denk aan die schuit. Wat wij nu hebben gedaan, is politioneel gezien natuurlijk niet de juiste weg.' 'Waarom niet?'

De Cock zuchtte diep. 'Gijzeling is een ernstig misdrijf. Het gruwelijkste misdrijf dat ik mij kan indenken. Door te handelen zoals we nu hebben gedaan, doen we net alsof we geen plek voor een gegijzelde hebben ontdekt.'

Vledder trok zijn schouders op.

'Er heeft nog geen gijzeling plaatsgevonden.'

'Nog niet.'

De jonge rechercheur glimlachte hautain. 'Wel, als we morgen van een gijzeling horen, dan weten we waar we zoeken moeten.' De Cock keek hem schuins aan. 'Waar dan?'

Vledder reageerde verward. 'Die schuit hier.'

De Cock sloot even zijn ogen voor het onbegrip.

'Een schuit is mobiel.' In zijn stem klonk verwijt. 'Ze kunnen hem elk moment wegslepen. Nederland is een waterrijk landje. Ze kunnen met die schuit overal heen. En denk niet, dat je hem direct terugvindt. Een kwast verf doet aan zo'n roestig geval wonderen.

Bovendien is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat er nog ettelijke van dergelijke schuiten in de vaart zijn.'

Vledder boog beschaamd zijn hoofd.

'Wat moeten we dan doen?' vroeg hij timide.

De Cock gebaarde met een open hand.

'De eenvoudigste… en de meest voor de hand liggende oplossing zou zijn de schuit door de Rijkspolitie te Water naar een veilige plaats te laten verslepen en hem daar technisch te laten onderzoeken.'

'Waarom doen we dat dan niet?'

De Cock wreef over zijn brede kin. 'Dan staat er morgen in de krant: Geheime schuilplaats voor een gijzeling ontdekt. Is er een verband met de mysterieuze verdwijning van een jeugdig crimineel?' Hij zweeg even. 'Voor een handige journalist… bijvoorbeeld Bram Brakel van De Telegraaf… een koud kunstje.' Vledder grijnsde. 'Smalle Lowietje heeft zoveel losgeweekt, iedereen weet toch al dat wij naar Zwarte Archie zoeken.' 'Dat is juist. Maar,' sprak De Cock bedachtzaam, 'alleen jij en ik… en de werkelijke dader of daders weten, dat de verdwijning van Archibald Benschop mogelijk verband houdt met een gijzeling. En dat, beste Dick, is een kleine voorsprong, die ik graag wil vasthouden.'

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

'Er zal toch wel eens iemand hier naar de Amstel komen, die belangstelling voor die schuit toont. Kunnen we hem niet laten afposten?'

Om de mond van de speurder verscheen een droeve grijns. 'Wie moet dat doen?' vroeg hij triest. 'In mijn jonge jaren, toen we nog over voldoende mankracht beschikten, zou dat geen bezwaar hebben opgeleverd.' Hij wees schuin omhoog. 'We bouwden desnoods een kraaiennest in een van de populieren.' Vledder lachte en startte de motor.

'De Cock,' sprak hij plechtig, 'wat je ook doet, ik blijf op je vertrouwen.'

De Cock keek geroerd naar hem op. 'Dank je,' zei hij simpel.

Met een matig gangetje reden ze terug naar de Kit. Vledder parkeerde de Volkswagen op de steiger. Vermoeid stapten ze uit en slenterden via de Oudebrugsteeg naar de Warmoesstraat. Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte brigadier Jan Kusters, die de oude Meindert Post had afgelost, de grijze speurder naar de balie. Hij was zichtbaar nerveus en zijn gezicht zag rood.

'Ik ben verdomd blij dat je er bent.' Het klonk oprecht en opgelucht.

De Cock keek hem onderzoekend aan. 'Wat is er?'

'Ik stond juist op het punt om commissaris Buitendam te bellen.'

'Waarom?'

Jan Kusters likte aan zijn droge lippen.

'Ik kreeg net de melding binnen en jij was er niet.'

'Wat voor melding?'

De wachtcommandant raadpleegde zijn aantekeningen.

'Keizersgracht 1217, bovenste etage. Daar is zojuist een vrouw dood gevonden.'

De Cock kneep zijn ogen dicht.

'Een vrouw,' riep hij gespannen, 'hoe heet ze?'

Jan Kusters keek naar hem op.

'Marlies van Haesbergen… gewurgd met een sjaal.'

10

De Cock keek op haar neer. Ze lag op haar rug naast een fauteuil op een bijna versleten Perzisch tapijt met Oosterse motieven in overwegend blauw. Haar ogen waren wijd opengesperd en om haar rimpelige hals was een witzijden sjaal gesnoerd. De grijze speurder hurkte bij haar neer. De verkreukelde uiteinden van de sjaal lagen schuin omhoog naast haar linkeroor. De moordenaar of moordenares had de oude vrouw blijkbaar van achteren benaderd, de sjaal snel over haar hoofd geslagen en daarna fel aangetrokken. De insnoeringen waren uitzonderlijk diep en getuigden van de brute kracht waarmee de strangulatie was uitgevoerd.' De Cock kwam weer omhoog. Een vaag gevoel van schuld overviel hem. Hij had van het begin af beseft, dat Marlies van Haesbergen door haar waarnemingen in een ernstige gevarenzone terecht was gekomen. Hij had zijn geweten gesust met de gedachte, dat de oude conciërgevrouw na de ontdekking van de dode heer Vreedenbergh in de vergaderzaal steeds uiterst omzichtig had gehandeld. Hij had gehoopt, dat die houding een voldoende waarborg was voor haar veiligheid.

Hij keek de kamer rond en nam alles nauwkeurig in zich op. Het lange, rechthoekige vertrek was uiterst somber gemeubileerd met vier kolossale fauteuils in zwart wengé en een ondefinieerbare kleur tweed. Aan de wanden, koningsblauw met vergulde Franse lelies, hingen donkere schilderijen in zwarte vergulde lijsten, waarvan de afbeeldingen nauwelijks zichtbaar waren. De Cock ademde diep. In het vertrek hing een geur van schimmel, dood en verrotting. Het benauwde hem.

Rechts, bij het raam, tegen een lang, diep geplooid gordijn van blauw velours, zat Vledder aan een peuterig kabinetje en snuffelde in papieren. Een lage bureaulamp vatte zijn handen in een ovaal van licht.

De Cock draaide zich om. In de deur stond handenwringend een vrouw. De Cock schatte haar op achter in veertig. Ze was lang, vormloos mager en onaantrekkelijk. Met lome tred liep hij op haar toe.

'U hebt haar ontdekt?' De vrouw knikte.

'Ik ben Annette van Haesbergen.' Haar stem vibreerde nerveus. 'Ik ben een nicht van tante Marlies. Ik bezoek haar eenmaal in de week. Meest op donderdag. Dat komt mij het beste uit.' Om haar dunne lippen trilde een trieste glimlach. 'Ik was de enige van de familie die nog een beetje contact met haar onderhield. Tante

Marlies was wat excentriek en daarom niet erg geliefd.'

De Cock keek de vrouw onderzoekend aan en ontdekte enige gelijkenis met de vermoorde vrouw. 'Haar… eh, haar excentriek gedrag was voor u geen reden om haar te mijden?'

Annette van Haesbergen schudde haar hoofd.

'Integendeel, ik mocht haar graag. Tante was erg kordaat, soms wat pinnig, en ondanks haar hoge leeftijd nog bijzonder helder van geest.'

'Hoe kwam u binnen?' 'Ik heb een sleutel.' 'Van het kantoor?'

Annette van Haesbergen keek hem wat verwonderd aan.

'Anders is de woning van tante niet te bereiken. Men moet door het kantoor naar boven.'