Gerard van der Grauw zuchtte diep.
'Toen de oude vrouw zo vreemd reageerde,' legde hij geduldig uit, 'liet Karin Peeters mij roepen. Ze wist met de situatie niet goed raad. Op haar verzoek herhaalde ik tegen mevrouw Van Haesbergen, dat de heer Vreedenbergh nog steeds met vakantie op de Bahama's was.' 'Wat zei ze?'
'Tot mijn grote verbazing zei ze: In-Hotel-Out-Island-Inn-in-George-Town? Ik zei, ja, want dat was het vakantieadres, dat de heer Vreedenbergh mij had gegeven. Toen keek ze mij uitdagend aan en zei: Dat-adres-is-vals. En ik zal bewijzen dat het vals is. Ik heb al een ticket gekocht. Morgen reis ik naar Great Exuma.'
'En?'
'Wat?'
'Is het adres vals?'
De heer Van der Grauw keek de grijze speurder meelijwekkend aan. 'Ik had van u verwacht,' sprak hij met een licht verwijt, 'dat u het gedrag van een oude excentrieke vrouw beter zou inschatten… haar uitlatingen zou bezien in het licht van haar vele jaren.' Hij schudde zijn hoofd. 'Natuurlijk is dat adres niet vals.' Hij schoof in een moe gebaar de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. 'Ik denk, dat de heer Vreedenbergh zojuist is opgestaan… of reeds aan het ontbijt zit.' Om zijn mond danste een glimlach. 'Wat let u? Ik zal u zijn telefoonnummer in George Town geven. Dan kunt u hem persoonlijk op de hoogte stellen van het plotseling verscheiden van mevrouw Van Haesbergen. En… mocht u nog twijfelen… informeer dan tevens naar zijn gezondheid.'
Ze liepen van het kantoor van de baggermaatschappij aan de Keizersgracht via de Raadhuisstraat, achter het Koninklijk Paleis om naar de Dam. De rechercheurs verkeerden beiden in een ware mineurstemming. De gladde, bijna huiveringwekkende heer Van der Grauw had hen een gevoelige klap toegebracht. De Cock keek van opzij naar Vledder. 'Kreeg je hem direct aan de lijn?' Vledder schudde zijn hoofd.
'Ik kreeg eerst een Engels sprekende man… een portier of een telefonist. Na wat gekraak kwam hij.'
'Hoe presenteerde hij zich?'
'Gewoon… hier Vreedenbergh.'
'En toen?'
De jonge rechercheur maakte een lichte schouderbeweging.
'Ik zei, dat mijn naam Vledder was, rechercheur van het politiebureau aan de Warmoesstraat en dat de oude vrouw van de conciërge was vermoord… gewurgd met een sjaal. Het was toen even stil aan de andere kant van de lijn. De heer Vreedenbergh leek door het bericht werkelijk geschokt. Eerst na enkele seconden zei hij: Dat is verschrikkelijk… dat is meer dan verschrikkelijk. Ik hoop, dat u de dader snel vindt.' Vledder zweeg even. ' Dat was het.' 'En zijn gezondheid?' De jonge rechercheur grijnsde.
'Daar heb ik maar niet naar gevraagd. Zijn stem klonk levendig genoeg.'
De Cock knikte begrijpend.
Na enige minuten zei hij: 'Je had hem de groeten moeten doen.' 'Van wie?'
'Xaveria van Breevoorde. Je had, bijvoorbeeld, kunnen zeggen dat ze zich ernstig ongerust maakt.' Vledder bleef geschokt staan.
'Verdomme, ja,' riep hij opgewonden. 'Je hebt gelijk. Ik heb helemaal niet meer aan die mooie Xaveria gedacht. Natuurlijk had ik hem moeten vragen waarom hij geen berichtje voor haar achterliet.' Hij zweeg even en keek De Cock verwijtend aan. 'Het is je eigen schuld. Waarom laat je mij dat telefoongesprek ook voeren… waarom doe je het zelf niet?'
De grijze speurder blikte onbewogen terug. 'Mijn Engels is zo slecht… door de telefoon.' 'Door de telefoon?' De Cock knikte gelaten.
'Dan kan ik mijn handen en voeten niet gebruiken.' Het duurde even voordat Vledder reageerde. Toen gleed het verwijt uit zijn ogen en maakte plaats voor een vrolijke twinkeling. 'De heer Vreedenbergh sprak Nederlands.' 'Die portier of telefonist niet.'
Ze liepen zwijgend verder. Over het Damrak, langs de Bijenkorf en het Beursgebouw naar de Oudebrugsteeg.
Vledder dacht na. Het was hem aan te zien. Een dwarse denkrimpel ontsierde zijn voorhoofd.
'Weet je wat ik niet begrijp,' sprak hij plotseling.
'Nou?'
Als de heer Vreedenbergh leeft… waarom werd dan die oude conciërgevrouw vermoord?' De Cock grijnsde breed.
'Dick Vledder,' sprak hij spottend, '.soms breng je mij op de zalige gedachte, datje werkelijk over hersens beschikt.'
'Barst.'
12
Vledder vertraagde zijn tred. 'Wil je vanavond nog wat doen?'
De Cock schoof de mouw van zijn oude regenjas terug en keek op zijn horloge. 'Het is pas tien uur.' In zijn stem klonk verbazing door.
Op de hoek van de Oudebrugsteeg en de Warmoesstraat bleef de jonge rechercheur staan. 'Mijn vriendin is vandaag jarig,' sprak hij bijna verontschuldigend. 'Ik wilde nog even bij haar op bezoek.' 'Gefeliciteerd.' 'Dank je.'
De Cock keek hem bezorgd aan.
'Ik hoor de laatste tijd weinig over je liefdesleven.'
Vledder maakte een grimas.
'Wat wil je? Met jou en de misdaad blijft er weinig tijd voor de liefde over.'
'Hoe lang ben je al verloofd?'
'Jaren.'
'Trouwen?'
Vledder krabde zich enigszins verlegen achter in zijn nek. 'Ik… eh, ik heb het Celine wel eens voorgesteld,' sprak hij wat timide.
'En?'
'Ze zei: Ik hou het zo nog wel een poosje met je uit. Blijf voorlopig maar met de Warmoesstraat en die ouwe vent getrouwd.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen en tikte met een kromme middelvinger op zijn borst. 'Bedoelde ze mij?' 'Beslist.'
Op het gezicht van de grijze man kwam een grijns. 'Doe haar toch maar de groeten van me,' sprak hij vrolijk. 'En wees lief voor haar.
Ik zet nog een paar regels over die moord op Marlies van Haesbergen beneden in het mutatierapport en verder…' Hij zweeg. De jolige trek verdween van zijn gezicht, '… zien we elkaar morgen weer.' Hij wuifde tot afscheid.
Met zijn vilten hoedje ver achter in zijn nek geschoven, bleef hij staan tot het silhouet van zijn jonge collega in de avondnevel oploste. Daarna draaide hij zich om en liep verder de Warmoesstraat in.
Brigadier Jan Kusters keek van zijn dienstboek op toen De Cock de hal van het politiebureau binnenstapte. Met een opgestoken wijsvinger wees hij omhoog. 'Ze zijn boven.' 'Wie?'
'Buitendam met de Officier van Justitie.'
'Heb jij hen verteld van die moord op de Keizersgracht?'
'Uiteraard.'
'Wat zeiden ze?'
'Het scheen hen nauwelijks te interesseren.' 'Wat komen ze dan doen?' riep De Cock geprikkeld. Jan Kusters trok zijn schouders op.
'Ze vroegen naar jou en ik zei, datje met Vledder naar de Keizersgracht was in verband met een melding over een moord op een oude vrouw. Zonder verder te informeren liepen ze toen de balie voorbij. Bij de trap draaide Buitendam zich om. Stuur De Cock naar boven, zei hij, zo gauw hij binnenkomt.'
Commissaris Buitendam troonde statig achter zijn imposant bureau. Links, aan de zijkant, zat Mr. Schaaps in een antracietgrijs kostuum. Traag en argwanend stapte De Cock op hen toe. Buitendam wuifde naar de stoel voor zijn bureau. 'Ga zitten, De Cock,' sprak hij vriendelijk. In tegenstelling tot zijn gewoonte, nam de grijze speurder plaats. Onderwijl monsterde hij het gezicht van de Officier van Justitie. Het stond strak, glad.
De Cock had al jaren een zekere aversie tegen de gezagdrager, die als 'opsporingsambtenaar-bij-uitnemendheid', zoals hij in de wet werd genoemd, naar zijn oordeel een weinig standvastig beleid voerde. Hij had de stellige indruk, dat Mr. Schaaps niet erg bestand was tegen de druk die allerlei groeperingen op hem uitoefenden.
Commissaris Buitendam strekte zijn rug.
'Het verheugt de heer Officier van Justitie en mij,' begon hij gezwollen, 'om jou te kunnen mededelen, dat Mr. Meturovski, de raadsman van de baggeronderneming Vreedenbergh, zijn formele aanklacht tegen jou en Vledder, inzake het onrechtmatig binnendringen in de woning van de heer Vreedenbergh aan de Eeuwige Laan in Bergen, heeft ingetrokken.' De Cock slikte iets weg. 'Schriftelijk?'