Выбрать главу

De Cock liep om het bureau heen en ging in een draaistoel met armleuningen zitten. Hij trok aan de bureauladen. Ze waren niet op slot. Zijn vingers gleden door de ritselende papieren. Het waren meest tekeningen en zakenbrieven met het briefhoofd van een baggermaatschappij.

Vledder kwam naast hem staan. Hij schudde afkeurend zijn hoofd. 'Dat kun je als goed politieman niet doen,' sprak hij gedempt. 'Dat is onwettig en in strijd met het goede fatsoen.' De Cock keek even op.

'Een dooie vent wegwerken,' reageerde hij, 'is ook onwettig en zeer… zeer onfatsoenlijk.' Hij vestigde zijn aandacht weer op het bureau, trok een volgende lade open en bekeek de inhoud. Plotseling werd zijn aandacht getrokken door een dun boekje met een donkerblauw kaft. Hij nam het uit de lade en legde het voor zich op het bureaublad. De zaklantaarn ernaast. Zijn vingers trilden een beetje toen hij het boekje openvouwde. Vledder boog zich over hem heen. 'Een paspoort,' hijgde hij. De Cock knikte instemmend.

'Een geldig Nederlands paspoort ten name van… Jean-Paul Vreedenbergh.'

Vledder slikte.

'Dat… eh, dat kan niet,' stotterde hij. 'Men kan toch niet met vakantie naar de Bahama's zonder paspoort?'

De Cock antwoordde niet. Hij bekeek de foto: een wat hoekig gezicht met een brede, forse kin. Een man, zo overwoog hij, met het uiterlijk van iemand die weet wat hij wil. 'Lengte één meter vijfentachtig,' las hij hardop. 'Kleur van de ogen… grijsgroen.'

Hij grinnikte smalend voor zich uit. 'Weten we zo ongeveer naar wat voor een lijk we moeten zoeken.'

Vledder hurkte bij het bureau en nam het paspoort op.

Terwijl De Cock hem bijlichtte, bladerde hij achterin.

'De Jean-Paul Vreedenbergh is een ware globetrotter.' In zijn stem trilde bewondering. 'Die man reist wat af. Vooral naar het nabije Oosten… Olielanden… Iran, Irak, Koeweit, Jemen, Saoedi-Arabië… overal is hij geweest.' Hij schoof het paspoort terug. 'Hij is blijkbaar kind aan huis bij de sheiks.'

'Recent.'

'Hoe bedoel je?'

'Wanneer werden die reizen gemaakt?' 'Bijna alle nog in dit jaar.'

De Cock nam het paspoort op en borg het in een binnenzak van zijn colbert. Daarna pakte hij een zakdoek en veegde het bureau en de laden zorgvuldig schoon. 'Een goede inbreker,' grijnsde hij, 'laat geen vingerafdrukken na.'

Plotseling verstarde hij. Zijn scherp gehoor had buiten enig gerucht gehoord. Hij kwam snel uit de armstoel overeind en liep naar de hal.

Vledder volgde.

De buitendeur werd geopend, een hand tastte naar het lichtknopje. Toen het licht aanfloepte, staarde een net geklede man met ogen vol verbazing naar twee vriendelijk glimlachende mannen, die de fraaie staande klok in de hal flankeerden.

Nog steeds glimlachend deed De Cock een stap naar voren en maakte een lichte buiging.

'Met… eh, met wie heb ik het genoegen?' vroeg hij beminnelijk. De man slikte zijn verbazing weg. 'Johan… Johan, de butler.'

4

Het duurde lange seconden voordat butler Johan zich zijn situatie volledig bewust was. De expressie van verwarring en verbazing, die zijn knappe gezicht had ontsierd, vergleed. Hij sloot zijn half open mond en trok zijn donkere wenkbrauwen iets samen. Met een blik vol minachting monsterde hij de gestalte voor zich. 'Wie bent u?'

Het klonk hooghartig met een zweem van argwaan.

De Cock hield zijn glimlach vast. De grillige accolades rond zijn mond dansten vrolijk.

'Mijn naam is De Cock… met ceeooceekaa.' Hij duimde over zijn schouder. 'En dat is mijn collega, Vledder. Wij zijn rechercheurs van politie.' 'Rechercheurs?' De Cock knikte.

'Wij doen dienst aan het politiebureau in de Warmoesstraat te Amsterdam.'

Butler Johan bracht zijn hoofd iets naar achteren en trok zijn gezicht strak. 'Mag ik vragen hoe u hier bent binnen gekomen?' vroeg hij streng.

De oude rechercheur maakte een verontschuldigend gebaartje. 'De deur stond open,' loog hij. Butler Johan schudde zijn hoofd.

'Dat kan niet,' zei hij beslist. 'Toen ik wegging, heb ik de deur gesloten. Ik ben daar altijd zeer zorgvuldig in.'

'Hij was open,' hield De Cock vol. 'Het verbaasde ons ook.' Hij hield de mimiek op het gelaat van de butler nauwlettend in het oog.

'Het is… eh, dat wij ons zorgen maakten… anders waren wij, ondanks die open deur, niet naar binnen gegaan.'

'U… eh, u maakte zich zorgen?'

De Cock knikte nadrukkelijk.

'De stem van de heer Vreedenbergh klonk bepaald angstig toen hij ons belde en vroeg om naar de Eeuwige Laan in Bergen te komen,' loog hij weer.

Butler Johan trok diepe rimpels in zijn voorhoofd. 'De heer Vreedenbergh vroeg aan u,' herhaalde hij op ongelovige toon, 'om naar de Eeuwige Laan in Bergen te komen?' De Cock spreidde zijn beide handen met de handpalmen naar voren. 'Hij zei, dat hij moeilijkheden had… of verwachtte… ernstige moeilijkheden, die verband hielden met het kantoor van zijn baggeronderneming aan de Keizersgracht in Amsterdam.' 'Wat voor moeilijkheden?'

De Cock lachte schaapachtig. Hij bracht een domme uitdrukking op zijn gezicht. Het was schijn. Inwendig genoot hij van het spel. 'Dat zou hij ons juist vertellen… hier in Bergen… persoonlijk. Ik heb er wel naar gevraagd, maar via de telefoon wilde hij niet verder op de moeilijkheden ingaan.' 'Wanneer belde de heer Vreedenbergh u?'

De Cock schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. 'Ik schat zo een goed uur, anderhalf uur geleden. Wij zijn na het telefoontje onmiddellijk in de wagen gestapt.' Butler Johan reageerde niet direct. Hij nam de tijd om zijn waardigheid te hervinden. Met trage bewegingen trok hij zijn jas uit en hing die aan de kapstok in de hal. Daarna stapte hij loom op De Cock af. 'Ik vrees,' sprak hij hooghartig, 'dat u beiden het slachtoffer bent geworden van een misplaatste grap. De heer Vreedenbergh kan u niet gebeld hebben voor een afspraak. Hij is niet in Nederland. De heer Vreedenbergh vertoeft al enige dagen op de Bahama's.' Hij zweeg even. 'Ik heb ook niets vernomen over ernstige moeilijkheden op het kantoor van de onderneming in Amsterdam. Ik neem ook niet aan dat er moeilijkheden zijn. De heren Van der Grauw en Middelkoop hadden mij zeker op de hoogte gebracht.' De Cock keek vragend.

'Wie zijn de heren Van der Grauw en Middelkoop?' 'Mededirecteuren van de heer Vreedenbergh.' De oude rechercheur knikte begrijpend.

'Mag ik,' vroeg hij onderdanig, 'mij met een van de heren in verbinding stellen? Ziet u, het telefoontje klonk zo geloofwaardig.' Het gezicht van de butler kleurde.

'Nee,' sprak hij gedecideerd, 'dat mag u niet. U kunt op mijn gezag gerust aannemen dat er op het kantoor van de onderneming geen moeilijkheden zijn en dat het niet de heer Vreedenbergh was, die belde. De heer Vreedenbergh is voor enkele weken met vakantie naar de Bahama's. Daaraan bestaat niet de geringste twijfel. Ik bracht hem persoonlijk met de wagen naar Schiphol.' De Cock gleed peinzend met zijn pink over de rug van zijn neus. 'Waren… eh, waren zijn reisdocumenten in orde?' Butler Johan knikte heftig. 'Uiteraard. Het is nu eenmaal de taak van een butler om toe te zien dat alles in orde is: bagage, reisdocumenten, tickets.'

De Cock keek op. Hij hield zijn blik strak op de butler gericht. 'Tickets,' sprak hij traag. 'Tickets voor de heer Vreedenbergh.' Om zijn mond gleed een grijns. 'Enkele reis… bestemming… hemel of hel… maar niet de Bahama's.'

Ze reden met een matig gangetje van Bergen terug naar Amsterdam. Het regende niet meer. De avondhemel was helder, met fel fonkelende sterren en een bleke, sikkelvormige maan. De Cock staarde somber voor zich uit. Het zat hem dwars dat hij zich van leugens had moeten bedienen om zijn aanwezigheid in de villa te verklaren. Zijn hand tastte in de binnenzak van zijn colbert naar het paspoort van de heer Vreedenbergh. Het was een troef, zo besefte hij, die hij nooit zou kunnen uitspelen zonder te moeten toegeven dat hij in strijd met zijn bevoegdheden als rechercheur in een bureaulade had gesnuffeld.