Выбрать главу

De Cock knikte. ‘We hebben haar in de gracht gevonden.’

Toms ogen vulden zich met tranen. ‘Ik begrijp het niet,’ zei hij hoofdschuddend. ’Ze was… ze was… Wie doet zoiets?’ Hij wreef met zijn hand langs zijn ogen. ’Zou… zou ik haar nog eens mogen zien?’

‘Het is niet gebruikelijk. Het is ook geen prettig gezicht. Maar ik zou het voor je kunnen arrangeren. Als je dat graag wilt.’

De jongeman zuchtte. ‘Graag, meneer. Ik… ik…’

‘Ja.’

De jongen slikte. ‘Ziet u, ik hield erg veel van Ellen. Ze had de verloving wel uitgemaakt, maar ik heb nooit geloofd dat ze het meende. Ze wist dat ik gek op haar was enne… daar plaagde ze mij wel mee.’

‘Het verbreken van een verloving is anders wel een vérgaand plagerijtje, vind je niet?’

‘Dat is wel zo. Maar toch… ziet u, het was een bevlieging. Van de zomer heeft ze de heer Dolmen leren kennen, of eigenlijk, ze kende hem al heel lang. De familie Dolmen komt elk jaar met vakantie naar Bilthoven. Ze huren daar dan een villa.

Ellen bezorgde altijd de boodschappen. Haar ouders hebben in Bilthoven een kruidenierszaak.’

‘Een supermarkt.’

‘Nou ja, dat is van de laatste tijd. Vroeger hadden ze een gewoon kruidenierszaakje. Vorig jaar zijn ze gaan verbouwen. Mijn vader en de oude De Vries, Ellens vader, doen al jaren zaken met elkaar. We hebben thuis een grossierderij. Ik leverde wel eens spullen bij hen af. Zo heb ik Ellen leren kennen.’

‘Je sprak van een bevlieging.’

Tom van Wijk zuchtte. ‘Ja,’ zei hij, ‘zo kun je het wel noemen. Van de zomer kreeg ze het plotseling in haar hoofd om in Amsterdam te gaan werken. Die Dolmen had haar gek gemaakt. Hij heeft een zaak aan de Keizersgracht en zei dat ze op zijn kantoor kon komen.’

‘Jij vond dat niet prettig?’

‘Nee, het beviel mij helemaal niet. Ik had liever dat ze in Bilthoven bleef. Een meisje alleen in een grote stad is niets. Ik heb haar dat ook onomwonden gezegd, maar ze lachte me uit en vroeg of ik ergens bang voor was. Ik zei u al, ze plaagde graag.’

‘Ze ging dus toch?’

‘Ja, begin september is ze begonnen. Och, ik had mij er algauw mee verzoend. We zouden volgend jaar toch trouwen. Zo gauw ik uit de dienst kwam. In oktober moest ik met mijn onderdeel voor oefeningen naar La Courtine in Frankrijk.’ Hij grijnsde. ‘Ik was er nog geen veertien dagen of ze schreef mij een kort briefje, waarin ze zomaar vertelde dat ze de verloving verbrak.’

‘Plotseling?’

‘Ja, plotseling. Er was niets voorgevallen.’

‘Hoe lang was je ook weer in La Courtine?’

‘De hele maand oktober.’

‘Ik kan dat natuurlijk verifiëren, Tom. Ik bedoel of je werkelijk de hele maand oktober in La Courtine was.’

De jongen keek hem verbaasd aan. ‘Ja natuurlijk. Dat is heel eenvoudig.’

De Cock knikte peinzend. ‘En gisterenavond heb je geprobeerd om alles weer goed te maken tussen Ellen en jou.’ Hij zei het op een halfvragende, halfbevestigende toon.

De jongeman verstijfde. ‘U denkt dat ik haar heb vermoord?’ De Cock negeerde de vraag. ‘Je hebt haar gisteren op kantoor gebeld,’ zei hij, ‘en een afspraak met haar gemaakt. Is ze die afspraak nagekomen?’

De uitdrukking op het gezicht van Tom van Wijk veranderde. ‘U verdenkt mij van moord,’ antwoordde hij plotseling fel. ‘U denkt dat ik Ellen heb vermoord, omdat ze de verloving had verbroken.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, meneer, ik heb Ellen niet vermoord. Ik heb haar gisteren niet gebeld en ik had geen afspraak met haar.’

De Cock zuchtte. ‘Zo komen we niet verder, Tom,’ zei hij gelaten. ‘Ga maar eens rechtop staan en haal alles uit je zakken.’

‘Waarom?’

‘Omdat ik het zeg.’

De jongeman stond wat loom op en begon zijn zakken leeg te halen: een kammetje, een zakdoek, een boekje en wat los geld. Hij legde het voor De Cock neer.

‘Is dat alles?’

‘Dat is alles.’

De Cock keek hem strak aan. ‘Tom,’ zei hij vriendelijk, ‘beste jongen, je wilt toch niet dat ik je ga fouilleren? Je wilt toch niet dat ik je zakken ga napluizen? Ik weet toch dat je hem bij je hebt. Gisteravond droeg ze hem nog.’

‘Ik weet niet wat u bedoelt?’

Het was een stuntelige poging. Een zwakke uitvlucht.

De Cock haalde zijn schouders op. ‘Zoals je wilt,’ zei hij gelaten en maakte aanstalten om op te staan.

De jongeman keek hem even aan, graaide toen in zijn borstzak en wierp hem de ring toe.

De Cock ving hem op en las de inscriptie: Tom, 1 mei 19…

6

‘Je hebt het goed begrepen?’

‘Ja, meneer De Cock.’

‘Geen woord dat je hier bij de recherche bent geweest en met mij hebt gesproken.’

‘Nee, meneer De Cock, ik kom geheel uit mij zelf.’

‘Juist, je hebt van de politie bericht ontvangen dat Ellen is vermoord. Meer niet. Daarna ben je op pad gegaan om de zaak te onderzoeken.’

Tom van Wijk knikte. ‘Ik zal mijn best doen. Als ze iets bijzonders zegt, bel ik u.’

De Cock glimlachte. ‘Mooi, ga nu maar.’

Toen Tom van Wijk de deur van de recherchekamer achter zich had gesloten, greep De Cock de telefoon en belde de wachtcommandant. ‘Er komt direct een jonge militair naar beneden. Je weet wel, die door de marechaussee werd gebracht. Ik had graag dat je hem in een wagen stopte en naar de Overtoom liet brengen. Bij de J.P. Heijestraat kunnen ze hem laten uitstappen. Hij vindt dan verder zijn weg wel.’

‘Verder niets?’

‘Nee, verder niets. Je hoeft hem ook niet in het dagelijks rapport op te nemen. Hij is voorlopig niet meer dan een getuige.’ ‘Het komt in orde.’

‘Oh ja, stuur Vledder naar boven.’

Met een wat loom gebaar legde hij de hoorn op het toestel en begon door de recherchekamer te stappen. Voor het raam bleef hij staan, wijdbeens, in zijn geliefkoosde houding, met de handen op de rug, zachtjes wippend op de ballen van zijn voeten. Hij keek naar het gewriemel van daken aan de overkant van de aloude Warmoesstraat. Hij kende het beeld op elk uur van de dag, op elke dag van de week, in elke maand van het jaar. Hoeveel uren had hij hier gestaan, verzonken in gepeins, trachtend een uitweg te vinden in het warnet van de menselijke hartstocht, emotie. Hij was er grijs bij geworden en de trekken in zijn gezicht hadden zich verscherpt. Hij bedacht het, niet met bitterheid, maar kalm en nuchter, zoals zijn gewoonte was de dingen van het leven te bezien.

Hij diende nu al meer dan twintig jaar het recht. Het recht waarin hij niet eens geloofde. Hij werkte ook niet vanuit een rechtsgevoel, maar veel meer uit liefde voor zijn medemens. Een eenvoudig begrip van naastenliefde zonder franje. Hij had dat eigenlijk nooit beredeneerd, maar er simpelweg naar geleefd, omdat hij in ieder mens iets van zichzelf ontdekte. Er bestond niet veel verschil, bedacht hij, tussen een moordenaar, een dief en hemzelf. Het was te verwaarlozen. Het waren mensen met alles wat daar zo bij hoorde. Sommigen konden zich echter minder beheersen. Dat was het. Daarom stond hij hier, op de eerste kerstdag, terwijl thuis zijn vrouw mokte bij de gebraden haas, waarop ze haar best had gedaan, voor hem, omdat hij zo van haas hield.

Vledder stormde de kamer binnen. ‘Je hebt hem weggestuurd!’

De Cock draaide zich langzaam om. ‘Ja,’ zei hij kalm, ‘ik heb hem weggestuurd.’

Vledder staarde hem verbaasd aan. ‘Maa… r,’ stamelde hij nietbegrijpend, ‘hij had toch op de avond van de moord een afspraak met Ellen. We weten dat van Femmy.’

De Cock knikte. ‘Dat klopt. Hij heeft dat ook toegegeven. Hij had een afspraak met haar om zeven uur onder de overkapping van het Centraal Station. Ze zijn naar de stationsrestauratie gegaan op het eerste perron. Daar hebben ze met elkaar gesproken. Het was nogal een heftig onderhoud met veel koppen koffie. Ellen vertelde hem dat ze bij haar standpunt bleef. Het was haar onmogelijk de verloving voort te zetten. Onder tranen hebben ze elkaar de ringen teruggegeven. Ze zei dat ze ondanks alles, altijd van hem zou blijven houden. Enfin, het was een dramatische scène. Om ongeveer negen uur zijn ze uit elkaar gegaan.’