Выбрать главу

Ze slikte. ‘Ikke… ziet u, ik… eh, dacht…’

Haar ogen werden groot en angstig. ‘Was het dan geen…’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ellen werd vermoord.’

5

De Cock zat lui, onderuit gezakt in zijn stoel. De hakken van zijn schoenen rustten op het bureau. Hij was niet tevreden met de gang van zaken. Hij woelde met zijn dikke vingers door zijn stugge haar en staarde wat somber voor zich uit. ‘Ik weet het niet,’ zei hij kriegel. ‘Er was iets in haar houding dat mij niet beviel. Ze was te gesloten. Soms. Vooral over de relaties die Ellen met mannen onderhield.’

‘Misschien onderhield Ellen geen relaties met mannen.’

De Cock grijnsde. ‘Och kom, denk eens aan de verbroken verloving en de nachten die ze niet op haar kamer doorbracht. Nee Vledder, er waren buiten haar verloofde nog andere mannen die in het leven van Ellen een rol speelden. En Femmy weet meer dan ze ons vertellen wil. Toen ik haar zei dat Ellen was vermoord, zag ik haar denken. Het was alsof ze wist wie de dader was.’

Vledder haalde nonchalant zijn schouders op. ‘Ik heb niets bijzonders aan haar gemerkt. Ze was geschrokken. Maar wat wil je? Dat is toch een normale reactie. Het was haar vriendin.’

De Cock staarde naar de nagels van zijn vingers. ‘Misschien heb je wel gelijk,’ zei hij na een poosje. ‘Het kan verbeelding zijn geweest. Vrouwen zijn nu eenmaal moeilijk te doorgronden. Maar toch… zie je, ik heb een heilig ontzag voor hun intuitie. Vrouwen weten vaak veel door hun gevoel. Ze zijn in die dingen scherper dan wij. Bovendien is zij in het voordeel. Zij heeft Ellen in leven gekend. Wij niet. Dat is altijd het beroerde bij het oplossen van een moord. Je begint altijd met het lijk van een man of een vrouw van wie je niets weet. Je bent afhankelijk van hetgeen anderen van de vermoorde zeggen. Een objectief oordeel krijg je nooit. Wat weten we bijvoorbeeld van Ellen? We hebben haar lichaam gezien. Een mooi meisje, zo aan de buitenkant, en dr. Rusteloos zal zeggen dat ze er ook van binnen, anatomisch gezien, heel behoorlijk uitzag, maar verder…?’ Het rinkelen van de telefoon onderbrak hem. Vledder nam de hoorn op en luisterde. Na een paar seconden keek hij op. Zijn hand tegen de spreekkant. ‘Ik heb hier de wachtcommandant aan de lijn,’ zei hij wat verbaasd. ‘Beneden aan de balie zijn twee marechaussees met Tom van Wijk.’

De Cock knikt. ‘Laten ze hem naar boven brengen.’

Vledder gaf de opdracht door en legde de hoorn neer. ‘Hoe… komt die Tom van Wijk hier?’ vroeg hij verwonderd.

De Cock grijnsde. ‘Terwijl jij vanmorgen bij de sectie was, heb ik van huis uit de marechaussee gebeld en gevraagd hem hier te brengen. Heel simpel. Gewoon een kwestie van organisatie. Ik heb ook vriend Hofman uit Alkmaar op laten halen. Hij zal in de loop van de middag wel verschijnen. Ik ben benieuwd of hij ons kan verklaren hoe zijn portefeuille in het tasje van Ellen kwam.’

Vledder schudde mistroostig het hoofd. ‘Eigenlijk had ik eraan moeten denken,’ zei hij timide. ‘Tenslotte is het mijn zaak.’

De Cock lachte hem vriendelijk toe. ‘Pieker er maar niet over. Je leert het wel. Je laat je alleen nog te veel door de gebeurtenissen overrompelen. Dat moet je niet doen.’

Vledder zuchtte. ‘Dat kan jij makkelijk zeggen. Het is voor jou routine. Voor mij niet. Toen ik vannacht ontdekte dat het kind was gewurgd, stond ik te trillen op mijn benen. Ik ben er nog kapot van. Je moet het mij maar niet kwalijk nemen, De Cock, maar vanaf dat moment heb ik niet meer normaal kunnen denken. Dat kind beheerst mijn gedachten. Het lijkt wel of ik niet meer in staat ben tot nuchter en koel overleg.’

De Cock nam zuchtend zijn benen van het bureau en stond langzaam op. Met de handen diep in zijn broekzakken gestoken keek hij Vledder rustig aan. Zijn gezicht had geen uitdrukking. Vledder werd nerveus. Zijn mondhoeken trilden. Hij kon die blik niet goed verdragen. ‘Ja, ja!’ schreeuwde hij wat onbeheerst. ‘Ik weet wat je zeggen wilt. Ik weet het best. Maar ik kan niet. Ik niet. Zie je, ik ben geen machine.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik wel?’ Het klonk scherp. ‘Nu moet je eens goed naar mij luisteren, beste vriend, je moet geen dokter worden als je geen bloed kunt zien. Met andere woorden: als je gaat staan janken bij een lijk, deug je niet voor de recherche. Er loopt nog ergens een moordenaar vrij rond, de man die Ellen haar keel heeft dichtgesnoerd. Richt daar je aandacht op. Als je hem ooit wilt ontmaskeren, zul je er al je hersenen bij nodig hebben.’

Er werd geklopt.

De Cock slenterde naar het einde van de kamer en deed de deur open. Voor hem stonden twee stoere marechaussees. Tussen hen in hadden ze een jongeman in een uniform zonder enige uitmonstering. ‘We hebben hem uit de kazerne gehaald en op uw verzoek zo snel mogelijk hier gebracht. Verwacht u nog een proces-verbaal van onze bevindingen?’

De Cock glimlachte vriendelijk. ‘Nee, voorlopig nog niet. In ieder geval mijn hartelijke dank voor jullie hulp. Ik zal verder wel voor onze jonge vriend zorgen.’

De marechaussees salueerden correct en vertrokken.

De Cock bleef enige ogenblikken voor de jongeman staan. Zijn blik gleed langs het gezicht en de handen. Het duurde maar kort. Een kleine impressie. Toen stak hij hem de hand toe. ‘Mijn naam is De Cock,’ zei hij vriendelijk. ‘De Cock met ceeooceekaa. En u bent Tom van Wijk?’

De jongeman knikte.

‘Mooi… Tom. Kom maar mee.’ Hij liep voor hem uit en wees naar de stoel voor zijn bureau. ‘Ga zitten en maak het je gemakkelijk.’

De jongeman nam wat aarzelend plaats. Hij keek van Vledder naar De Cock en van De Cock naar Vledder. Hij voelde zich onzeker. Zijn gezicht zag rood. Nerveus plukten zijn vingers aan de baret op zijn knie.

De Cock boog zich enigszins naar hem toe, zodat zijn gezicht vlakbij was. Hij zag zijn gelaat weerspiegeld in de blauwe ogen en proefde de angst. Bij de linkerslaap klopte een blauw adertje op het onstuimige ritme van zijn hart.

‘Je hoeft niet bang te zijn,’ fluisterde De Cock. ‘Je moet ons alleen de waarheid vertellen. Meer niet. Het heeft trouwens geen zin om te liegen. Nu niet. Daarvoor is de zaak te ernstig.’

‘Ma… ar…’ stotterde de jongeman. ‘Ik…’

De Cock stond weer op en wees naar Vledder. ‘Dat is mijn collega. Zijn naam is Vledder. Hij zal je een aantal vragen stellen.’ Zonder verder nog iets te zeggen, draaide hij zich om, slenterde traag naar het raam en staarde naar buiten. De aanwezigheid van de jonge militair scheen hem niet meer te interesseren.

Vledder schrok. Dit was nog nooit gebeurd. De Cock leidde de verhoren altijd zelf. Hij liet dat nooit aan anderen over. Zolang hij hem kende, had hij nog nooit het initiatief uit handen gegeven.

Vledder staarde naar de rug van De Cock. Zijn silhouet tekende zich scherp af tegen het grauwe licht dat door het hoge raam naar binnen viel. Plotseling begreep hij de bedoeling. De ouwe wilde hem dwingen zijn volledige aandacht bij het onderzoek te bepalen.

Hij ging wat onzeker in de stoel van De Cock zitten en keek de jonge militair aan. Hij wist niet goed hoe te beginnen. Welke vragen zou hij stellen? Was de jongeman tegenover hem de moordenaar? Had hij zijn verloofde gewurgd? Het motief? Vledder voelde dat hij begon te transpireren. Het kriebelde op zijn rug. Hij pakte een zakdoek en wiste het zweet van zijn voorhoofd. ‘Waar,’ zo begon hij, ‘waar was u gisterenavond na zes uur?’

Tom van Wijk monsterde het gezicht van de jonge Vledder. ‘Ik begrijp niet goed wat u van mij wilt,’ zei hij. ‘Wat moet ik hier doen? Ik word zo van mijn brits gelicht en hiernaartoe gebracht. Wat heeft dat te betekenen?’ Hij grinnikte wat verlegen. ‘U… u bent toch van de recherche, is het niet?’

Vledder knikte.

De jongeman gebaarde. ‘Nou, ik heb niets gedaan.’

‘Dat zullen we zien.’