Выбрать главу

De jongeman verschoof iets op zijn stoel. ‘Dat zullen we zien,’ herhaalde hij geërgerd, ‘dat zullen we zien. Het is dwaas. Ik weet toch zelf wel of ik iets gedaan heb, ja of nee.’

Vledder boog zich iets naar voren. ‘Waar,’ herhaalde hij zijn vraag, ‘was u gisterenavond na zes uur?’

De jongeman trok een vreemde grijns. ‘In de kazerne. Waar anders?’

Vledder haalde zijn schouders op. ‘Had u geen avondpermissie of verlof?’

‘Nee, zo scheutig zijn ze daar niet mee.’

‘U bent verloofd?’

‘Ik was verloofd.’

‘Met wie?’

‘Ellen, Ellen de Vries.’

‘Hoe lang bent u met haar verloofd geweest?’

‘Een paar maanden.’

‘Hebt u… eh, hebt u wel eens gemeenschap met haar gehad?’

De jongeman keek verwonderd op. ‘Wat zegt u?’

Vledder slikte. Hij voelde zich een beetje met zijn figuur verlegen. ‘Dat is geen vies woord,’ zei hij wat feller dan zijn bedoeling was. ‘Het staat in de wet.’

De jongeman bleef hem aanstaren.

Vledder beet op zijn onderlip. Hij vond het een akelig onderwerp, maar hij had het nodig, meende hij, voor zijn onderzoek. ‘Ik vraag het niet,’ zei hij halfverontschuldigend, ‘omdat ik een vies mannetje ben. Ik vraag het alleen omdat ik het wil weten. Nou, had u gemeenschap met haar ja of nee?’

De jonge militair knikte. ‘Ja,’ zei hij timide, ‘dat gebeurde wel eens.’

Vledder slikte opnieuw. ‘Enne… gebruikte u daarbij condooms, preservatieven, gummies of hoe ze die dingen ook noemen?’ De jongeman schudde zijn hoofd. ‘Nee, het ging zo.’

‘Heeft dat nooit gevolgen gehad?’

‘Wat bedoelt u?’

Vledder zuchtte. ‘Was ze zwanger?’

‘Zwanger?’

‘Ja, verwachtte ze een kind?’

De jongeman grinnikte een beetje. ‘Nee,’ antwoordde hij, ‘niet dat ik weet. Ik heb er nooit iets van gehoord. Ik bedoel, ze heeft er mij niets van gezegd.’ Hij grinnikte opnieuw. ‘Een kind.’ Het leek hem een vreemde gedachte.

Vledder keek hem een tijdje aan. Hij wist niet wat hij van de jonge militair moest denken. Speelde Tom van Wijk komedie? Wist hij echt niet dat Ellen zwanger was? Het lag toch voor de hand dat hij de eerste was aan wie zij het zou vertellen. ‘De verloving werd dus verbroken,’ stelde hij vast.

‘Ja.’

‘Wanneer?’

‘Toen ik uit La Courtine terugkwam.’

‘Hoe lang bent u daar geweest?’

‘De hele maand oktober.’

‘Waarom werd de verloving verbroken?’

‘Weet ik veel. Ze wilde niet meer.’

‘En hoe vond u dat?’

‘Hoe ik dat vond? Ellendig, gewoon ellendig. Ik ben er een paar dagen kapot van geweest. Later werd ik woest. Ze had geen recht… er was niets geweest. Ik…’

Plotseling stokte hij. Het was alsof er een verandering in hem plaatsgreep. Hij keek Vledder met samengeknepen ogen aan. ‘Waarom… waarom al die vragen. Wat gaat u eigenlijk mijn privé-leven aan? U hebt niet het recht mij naar dergelijke dingen te vragen. Dat is privé. Daar hebt u niets mee te maken.’

Vledder zuchtte. ‘Wanneer hebt u Ellen voor het laatst gezien?’ De militair stond geagiteerd op. Om zijn mond lag een verbeten trek. ‘Ik beantwoord geen enkele vraag meer voordat u mij zegt wat dat alles te betekenen heeft.’

‘Ellen is vermoord.’

Tom van Wijk verbleekte. Zijn mond viel open. Hij zakte langzaam terug in zijn stoel en staarde wezenloos voor zich uit. ‘Ver… moord,’ stamelde hij. Hij scheen het niet te vatten. ‘Ellen is vermoord.’

Vledder stond op. ‘Ja,’ zei hij fel. ‘Ellen is vermoord.’ Hij strekte zijn arm beschuldigend naar hem uit. ‘En u hebt dat op uw geweten. U was woest, omdat ze de verloving had verbroken. Gisterenavond had u met haar een afspraak. U wilde haar dwingen de verloving voort te zetten. Toen ze weigerde, hebt u haar in woede aangegrepen en gewurgd.’ Zijn stem klonk hard. Hij scheen zelfs te menen wat hij zei.

Tom van Wijk keek hem met grote verschrikte ogen aan en schudde vertwijfeld zijn hoofd. ‘Nee,’ gilde hij, ‘nee, dat is niet waar! Ik niet. Ik heb Ellen niet vermoord. Ik zou het niet…’

Het gezicht van de jonge Vledder werd rood. Zijn lippen trilden. ‘Jawel,’ schreeuwde hij. ‘Je hebt haar gewurgd en haar lichaam in de gracht gegooid.’

Met een ruk kwam de jongeman overeind. Zijn stoel viel achter hem neer. ‘Je liegt,’ brulde hij. ‘Ik… Ellen vermoorden? Je bent gek, stapelgek.’

Vledder beheerste zich niet langer. Zijn bloed kookte. Van over het bureau greep hij Tom van Wijk aan zijn uniform vast. ‘Jij,’ beet hij hem toe. ‘Met die dikke vingers heb je de sjaal om haar nek vastgetrokken. Ik heb de striemen aan haar hals gezien. Jij, ellendeling.’ Het beeld van het dode meisje drong zich weer aan hem op. In een tomeloze woede trok hij de jongeman naar zich toe en sleurde hem half over het bureau. Zijn handen trilden onder het geweld. Heel zijn opgekropte gemoed, al zijn woede over de zinloze moord ontlaadde zich. Hij had zichzelf opgezweept tot de overtuiging dat hij de moordenaar voor zich had en hij had hem kunnen wurgen, nu, uit vergelding, zonder berouw, zonder wroeging.

‘Vledder!’

De Cock kwam met grote stappen bij het raam vandaan. Hij had de ontwikkeling van het verhoor gevolgd en de intonatie beluisterd. Hij wist iets van de menselijke emotie en kende het gevaar van een opgezwiept verhoor. ‘Laat die jongen los,’ brulde hij, ‘en verdwijn.’ Zijn ogen flikkerden boosaardig.

Vledder schudde krachtig zijn hoofd om de rode mist voor zijn ogen te verdrijven. De stem van De Cock had hem tot de orde geroepen. Zijn greep verslapte. Hij liet de jongeman los. Zijn armen vielen langs zijn lichaam. Ineens voelde hij zich moe, loom, leeg, uitgeput. ‘Ga naar beneden en kijk de telexberichten na.’ Vledder knikte traag. Nog even bleef hij wezenloos staan en keek naar zijn tegenstander. ‘Sorry,’ mompelde hij geslagen, ‘sorry.’ Toen verliet hij de recherchekamer met gebogen hoofd. De Cock keek hem na en zuchtte. Hij mocht de jongen graag. Hij had in hem zijn opvolger gezien, maar betwijfelde of zijn keuze wel juist was geweest. Te emotioneel. Te veel gevoel.

Hij draaide zich langzaam om naar de totaal ontredderde militair. ‘Ik heb je nog zo gewaarschuwd,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Het is ook je eigen schuld. Je had hem de waarheid moeten vertellen.’ Hij liep naar het fonteintje en schonk een glas water in. ‘Hier,’ zei hij vriendelijk, ‘drink wat. En breng je uniform in orde. Je ziet er een beetje verkreukeld uit.’

De jongeman was zichtbaar ontdaan. Zijn tanden klapperden tegen het glas. Zijn handen beefden.

De Cock ging tegenover hem zitten en wachtte gelaten tot de jongeman zich weer enigszins had hersteld.

Het duurde niet lang. Na een paar minuten kwam er weer wat kleur op zijn gezicht. Hij zuchtte een paar maal diep, zette het glas op het bureau en trok zijn uniform recht. De Cock keek naar het jonge gezicht van de militair. Tom van Wijk was een knappe jongen. Regelmatige trekken, blond haar en sprekende blauwe ogen. Hij zou — zo overdacht hij — met Ellen een aardig paar hebben gevormd. Een knap stel jonge mensen. Maar Ellen was dood. ’Waarom vertelde je niet de waarheid?’

Hij boog zich voorover en steunde met zijn ellebogen op het bureau. ‘Kom eens wat dichterbij,’ zei hij vriendelijk. ‘Ik wil eens vertrouwelijk met je praten. Ik heb geen hekel aan je. Ook mijn collega Vledder niet. Hij is alleen wat jong, net als jij. En jonge mensen zijn soms wat heetgebakerd.’ Hij glimlachte. ‘Dat hoort bij de jeugd.’

Tom van Wijk schoof zijn stoel iets dichter bij het bureau. Het goedmoedige gezicht voor hem, boezemde hem vertrouwen in. Het nam zijn argwaan weg.

‘Waarom vertelde je niet de waarheid?’ herhaalde De Cock op vaderlijke toon. ‘Je begon met een leugen. Je was gisteravond niet in de kazerne.’

De jongeman liet zijn hoofd iets zakken. ‘Is… is Ellen echt dood?’ vroeg hij zacht.