Выбрать главу

De Cock schoof de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. ‘Het is net zeven uur.’ In zijn stem trilde verbazing. ‘De parade begint vandaag al vroeg.’

Vledder glimlachte.

‘Het komt door het zwoele weer van de laatste dagen. Dat maakt de mannen hongerig.’

‘Je bedoelt hitsig.’

Vledder lachte.

‘Ik hou het netjes.’

De Cock zwaaide om zich heen.

‘Het lijkt of het seksbedrijf nog jaarlijks groeit. Er komen steeds meer hoerententen bij. Toen ik aan de Warmoesstraat begon, zat zo hier en daar een hoertje. Verder waren de huizen gewoon bewoond.’

Vledder snoof. De jonge rechercheur ergerde zich wanneer zijn oudere collega nostalgie bedreef.

‘Toen jij aan de Warmoesstraat begon,’ reageerde hij fel, ‘had men van junks nooit gehoord en vreemdelingen waren toeristen.’ De Cock knikte.

‘En de misdaad stond op een laag pitje.’

Vledder reageerde niet. De jonge rechercheur leek na zijn felle reactie in gepeins verzonken. Na enige tijd blikte hij opzij. ‘Wat doen we met die Peter van der Zwaard?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Als Smalle Lowietje gelijk heeft, dan heeft hij beslist antecedenten. Je moet hem straks maar eens opvragen.’

Vledder knikte.

‘Zie jij een verband?’

‘Waarmee?’

‘De dood van de heer Van Nederveld?’

‘Zie jij een verband?’ kaatste De Cock terug.

‘Niet direct.’

De Cock trok een ernstig gezicht.

‘Peter van der Zwaard woont perfect.’

‘Hoezo?’

De Cock grijnsde.

‘Singel bij de Jeroenensteeg. Een ideale plek om heel stiekem een lijk in het water te laten glijden.’

Vledder keek hem met grote ogen aan.

‘Je hebt gelijk,’ riep hij verrast. ‘Het water van de Singel heeft een directe verbinding met het open havenfront en de Westelijke Doorgang.’

De Cock knikte.

‘De plek,’ sprak hij somber, ‘waar de lijken van de heer en mevrouw Van Nederveld werden opgevist.’

Vledder legde de hoorn op het toestel terug. Met op zijn gezicht een trek van verbazing keek hij naar De Cock op.

‘Hij heeft geen antecedenten.’

‘Peter van der Zwaard?’

Vledder knikte.

‘Hij komt in onze administratie niet voor. Er zijn geen vingerafdrukken en geen foto’s van hem in het bestand.’

De Cock plukte aan zijn onderlip.

‘Zou Smalle Lowietje zich vergissen… een ander op het oog hebben?’

Vledder haalde zijn schouders op.

‘Misschien is die Peter van der Zwaard zo handig en slim dat hij al die jaren uit handen van politie en justitie is gebleven.’ De Cock steunde zijn ellebogen op zijn bureau en legde zijn kin in het kommetje van zijn handen.

‘We kunnen moeilijk naar hem toe stappen,’ sprak hij vermoeid, ‘en vragen of hij vorig jaar de heer Van Nederveld heeft vermoord.’

Vledder grinnikte.

‘Als hij de man is, zoals Smalle Lowietje hem schetst, dan ken ik het antwoord al.’

De Cock kneep even zijn beide ogen dicht.

‘Het ellendige is,’ verzuchtte hij, ‘dat ik geen benul heb van het motief. Waarom moest de heer Van Nederveld sterven en waarom had de vermoorde mevrouw Van Nederveld in haar mantelzak een briefje met daarop mijn naam? Wat had ze mij willen vertellen?’

Vledder leunde in zijn stoel achterover.

‘Waarom hebben wij samen nooit eens,’ sprak hij hoofdschuddend, ‘een aardige simpele moord, waarbij de dader zich op een presenteerblaadje aandient? Bij ons is het altijd…’

De jonge rechercheur stokte. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt. De Cock keek op. De grillige accolades om zijn mond dansten vrolijk en zijn ogen schitterden. ‘Het presenteerblaadje?’

Vledder lachte niet. Hij hield zijn blik op de deur gericht en riep: ‘Binnen!’

De deur gleed langzaam open en in de deuropening verscheen een goed gebouwde jongeman. Hij had donkerblond krullend haar en lichtgroene, bijna oplichtende ogen. De Cock schatte hem op voor in de dertig. Luchtig gekleed in een spijkerbroek met daarop een groen, slobberig jack, liep hij op witte joggingschoenen naar de oude rechercheur. Om zijn mond, boven een krachtige kin, gleed een glimlach.

‘U bent rechercheur De Cock?’

De grijze speurder knikte.

‘Met… eh, met ceeooceekaa,’ reageerde hij automatisch. ‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’

De jongeman gebaarde achter zich.

‘Ik hoorde van Evelien dat moeder is verdronken.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Evelien is uw zuster?’

‘Ja.’

De Cock wees naar de stoel naast zijn bureau.

‘Gaat u zitten en zeg mij wie u bent.’

De jongeman stak hem zijn hand toe.

‘Ik ben Maurice… Maurice van Nederveld.’ Hij nam plaats. ‘Ik had gedacht dat de politie mij wel zou berichten.’

De Cock trok een strak gezicht.

‘Wij hebben uw broer Gerard bericht en hij heeft uw zuster Evelien op de hoogte gebracht. Het is niet gebruikelijk dat wij alle familieleden van een slachtoffer benaderen.’

Maurice van Nederveld zuchtte.

‘Marcel en ik zijn er wel van geschrokken.’

‘Marcel is uw broer?’

Maurice van Nederveld knikte.

‘Wij zijn een tweeling.’

‘Lijken jullie op elkaar?’

Maurice van Nederveld glimlachte.

‘Als twee druppels water.’

De Cock nam een kleine pauze.

‘De… eh, de dood van uw moeder,’ sprak hij aarzelend, ‘kwam als een verrassing?’

Over de wang van Maurice van Nederveld zwiepte een zenuwtrek.

‘Dat mag u wel zeggen,’ beaamde hij. ‘Vorig jaar verdronk plotseling onze vader. En nu moeder. Het begint op een familiekwaal te lijken.’

‘Komt zelfmoord in de familie voor?’

‘A ls kwaa l? ’

De Cock glimlachte.

‘Ik weet niet of men dat een kwaal kan noemen, maar in sommige families openbaart zich veelvuldig een manisch depressief gedrag.’

Maurice van Nederveld trok zijn schouders op.

‘Daar heb ik bij ons in de familie nooit iets van gemerkt. Vader en moeder vormden weliswaar geen harmonisch paar, maar zij waren beiden gelijkmoedig en nuchter van aard.’

‘Niet himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt?’

‘Zeker niet.’

De Cock gebaarde in zijn richting.

‘Hoe… eh, hoe hebt u het verdrinken van uw vader destijds ervaren?’

‘Hoe bedoelt u… emotioneel?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Wat zag u als de oorzaak van zijn dood?’

‘Een ongeval.’

De Cock boog zich iets naar voren.

‘Uw zuster Evelien heeft daar andere gedachten over.’ Maurice grijnsde.

‘Evelien had een hekel aan moeder en adoreerde vader.’ De Cock trok zijn gezicht strak.

‘Ze sprak van moord.’

Maurice van Nederveld maakte een afwerend gebaar. ‘Evelien heeft tegen Marcel en mij wel eens toespelingen gemaakt dat moeder voor de dood van vader verantwoordelijk was.’‘Hoe?’

Maurice verschoof iets op zijn stoel.

‘Moeder zou onze vader tot wanhoop hebben gedreven… zodat hem niets anders overbleef dan vrijwillig in het water te lopen.’‘Zelfmoord?’

‘Ja.’

‘Geen moord?’

Maurice keek hulpeloos om zich heen.

‘Daar was moeder toch niet toe in staat,’ riep hij geëmotioneerd. ‘Als zij ten opzichte van vader moordplannen had, dan had zij dat toch al veel eerder gedaan. Ze leefden al jaren in onmin. Ik denk dat moeder alleen ter wille van ons… voor de kinderen… bij hem is gebleven.’

De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. Daarna pauzeerde hij een paar seconden.