Выбрать главу

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Er is vandaag geen sectie. Dokter Rusteloos had er al vier op zijn lijstje. Marcel van Nederveld kon daar niet meer bij. Het wordt morgen.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. ‘Heb je nog geinformeerd naar de bewoners van de woonboten aan dat stukje Singel bij de Jeroenensteeg?’

Vledder knikte. ‘De man van het bevolkingsregister die ik aan de lijn had, zei mij dat zo’n onderzoek wel even kon duren. Hij raadde mij aan om zelf naar de Herengracht te komen.’ De Cock knikte begrijpend. ‘Doe dat. Maar bel eerst even met Gerard van Nederveld en zeg hem dat ik hem vanmiddag om twee uur hier aan de Warmoesstraat verwacht.’

Vledder keek hem verrast aan. ‘Ga je hem in staat van beschuldiging stellen?’

De Cock negeerde de vraag. ‘Ik wil opheldering over die lijst.’‘Die inventarislijst die wij bij Peter van der Zwaard hebben aangetroffen?’

‘Ja.’

‘Daar kunnen we toch niet mee voor de dag komen?’‘Ik wil weten hoe hij reageert als wij suggereren dat er zo’n lijst bestaat.’

De oude rechercheur stond op en slenterde naar de kapstok. Vledder kwam hem na. ‘Waar ga jij heen?’

De Cock wurmde zich in zijn regenjas. ‘Naar de Hartenstraat. Ik heb het gevoel dat ik destijds niet goed genoeg naar mamma Bonardi heb geluisterd.’

Ze zat breed en mollig tegenover hem in het restaurant bij het raam aan een kleine tafel bedekt met een stemmig Dessokleedje. De Cock keek haar glimlachend aan.

‘Ik wilde nog eens met u babbelen over de dood van mevrouw Van Nederveld.’

‘Bent u al iets met uw onderzoek gevorderd?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘We zijn nog niet veel verder dan op de dag dat ik u op een stuntelige manier van Westgaarde naar huis reed.’

Mevrouw Bonardi lachte. ‘U reed fantastisch,’ sprak ze vrolijk. ‘Ik heb geen schrammetje opgelopen.’

De Cock zwaaide de lof weg. ‘U hebt mij destijds geschetst hoe zo ongeveer de verhoudingen in de familie Van Nederveld lagen. Daar ben ik u nog dankbaar voor. Ik heb het idee dat u een goed inzicht had.’

Mevrouw Bonardi schonk hem een milde grijns. ‘Ik heb zelf zonen en dochters. Ik weet hoe een moeder zich voelt.’ De Cock knikte. ‘U… eh, u wist hoe mevrouw Van Nederveld zich voelde?’

Mevrouw Bonardi zuchtte. ‘Ze had het niet gemakkelijk… een moeilijke man, een dominante zoon en een voortdurend geldgebrek.’

De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘Hoe dominant was Gerard?’ Mevrouw Bonardi schudde haar hoofd. ‘Ik zou van geen van mijn kinderen hebben geduld dat ze mij zo behandelden. De man van mevrouw Van Nederveld bemoeide zich totaal niet met zijn gezin, maar Gerard regelde alles. Hij stond erop dat zij elke uitgave met hem besprak.’

‘Was ze bang voor hem?’

Mevrouw Bonardi antwoordde niet direct. ‘Ik weet niet,’ sprak ze bedachtzaam, ‘of zij bang voor Gerard was.’

‘Voor wie wel?’

Mevrouw Bonardi schudde haar hoofd. ‘Dat weet ik niet. Dat heeft ze mij nooit verteld.’

De Cock boog zich iets naar voren. ‘Tijdens ons vorig onderhoud… terug van Westgaarde… vroeg u mij: “Werd ze vermoord?” Ik reageerde: “Waarom vraagt u dat?” En toen antwoordde u: “Ze was er bang voor.” Herinnert u zich dat nog?’‘Ja.’

‘Dus mevrouw Van Nederveld heeft u gezegd dat zij bang was om slachtoffer van moord te worden?’

Mevrouw Bonardi verschoof iets op haar stoel. ‘Kort voor haar dood kwam ik haar op straat tegen. Ze liep met gebogen hoofd en zag er moe en zorgelijk uit. Ik vroeg wat eraan schortte. Ze zei toen: “Soms zou je wensen dat je ze nooit had gebaard.” Ik beaamde dat. Elke moeder kent die momenten.’

Mevrouw Bonardi stokte. Ze plukte een onzichtbaar pluche van het tafelkleed. ‘Toen zei ze iets wat mij aan het denken zette.’‘Dat was?’

‘Ik weet niet hoe ik moet vluchten.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Zei ze dat… vluchten?’ Mevrouw Bonardi knikte. ‘Ik zag aan haar dat ze bang was en ik begreep dat ze hulp nodig had. Ik dacht aan u. Ik had wel eens iets over u gelezen. Toen ik haar de volgende dag weer zag, heb ik haar aangeraden om zich met u in verbinding te stellen.’ De oude rechercheur keek haar onbewogen aan. ‘U gaf haar een eigenhandig geschreven briefje met mijn naam.’

Over het ronde gezicht van mevrouw Bonardi gleed een lieve glimlach. Daarna knikte ze instemmend.

‘De Cock met ceeooceekaa.’

13

De Cock keek de man die op de stoel naast zijn bureau was gaan zitten, onderzoekend aan… het zwart golvende haar, de bruine ogen in een ovaal gezicht. Hij droeg hetzelfde lichtbruine kostuum van ruige wol als in de nacht toen hij de vermissing van zijn oude moeder kwam melden.

‘Uw… eh, uw assistent,’ sprak de man zakelijk, ‘belde mij vanmorgen dat u mij om twee uur hier aan het bureau Warmoesstraat verwachtte.’

De Cock blikte over de man heen naar de grote klok boven de toegangsdeur van de grote recherchekamer.

‘U bent mooi op tijd,’ prees hij.

Gerard van Nederveld knikte.

‘Ik ben een man van de klok. Ik houd van stiptheid en discipline… twee eigenschappen die jongeren vaak irriteren.’ De Cock plukte aan zijn neus.

‘Jongeren,’ herhaalde hij traag. ‘Hoe komt het dat uw jongere broer Maurice er zo rotsvast van overtuigd is dat u verantwoordelijk bent voor de dood van uw vader, uw moeder en Marcel?’ Gerard van Nederveld gleed met de toppen van zijn vingers over zijn voorhoofd. Op zijn ovaal gezicht lag een smartelijke trek. ‘De aanval van Maurice,’ antwoordde hij nadenkend, ‘gisteren tijdens de confrontatie op Westgaarde, heeft mij pijn gedaan. Ik zag moordlust in zijn ogen en voelde zijn handen aan mijn keel.’

‘Volgens mijn collega Vledder was Maurice buiten zichzelf van woede. Hij beschuldigde u van moord.’

Gerard knikte.

‘Het was beangstigend. Wanneer uw collega’s niet tussenbeide gekomen waren…’

Hij maakte zijn zin niet af.

‘Ik heb over het waarom later diep nagedacht,’ ging hij verder, ‘gezocht naar de oorzaak. Omdat vader verstek liet gaan heb ik in het leven van mijn broers en zuster alles bedisseld. Zij beschouwden mij verantwoordelijk voor alles wat er in ons gezin gebeurde. Nu er rampen over de familie komen, gaan ze ervan uit dat ik ook hier de hand in heb.’

‘Bent u nog van plan om juridische stappen tegen uw broer te ondernemen?’

‘Inzake die onbesuisde aanval op mij gisteren?’

‘Ja.’

Gerard van Nederveld zweeg even.

‘Nee,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Dat is vergeten en vergeven.’ Secondenlang staarde hij voor zich uit.

‘Ik denk niet dat er tussen mij en hen ooit een goede band zal bestaan. De jongeren… ze hebben mij nooit gemogen. Ik zei u aclass="underline" mijn stiptheid en discipline irriteerden hen.’

De Cock glimlachte.

‘Mij niet.’

‘U behoort tot een wegkwijnende generatie.’

De Cock gniffelde.

‘Zo voel ik dat niet,’ reageerde hij vrolijk. ‘Weg-kwij-nen ontbeert alle levensvreugde. Ik weet het zeker… velen van mijn generatie genieten nog van elke dag die Onze-Lieve-Heer ons schenkt.’

De oude rechercheur keek op.

‘Tot welke generatie behoorde uw moeder?’

Gerard maakte een vaag gebaar.

‘Moeder stamde uit een tijd dat van een vrouw alleen maar lijdzaamheid werd verwacht.’

‘Was ze nooit opstandig?’

‘Zelden.’

De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.

‘Kort voor haar gewelddadig overlijden, zei uw moeder dat ze niet wist hoe ze moest vluchten.’

Gerard van Nederveld keek hem verwonderd aan.

‘Wie heeft u dat verteld?’

‘Mevrouw Bonardi van de pizzeria. Tegenover haar was ze nog wel eens vertrouwelijk.’