Выбрать главу

Over het gezicht van Gerard gleed een glans van vertedering. ‘Ik weet wat moeder met vluchten bedoelde. Moeder is geboren in West-Friesland in het dorpje Opperdoes bij Medemblik. Daar wonen nog enkele familieleden van haar: een oude tante en een paar ongetrouwde zusters. Sinds de dood van vader wilde ze uit de Hartenstraat weg. Er kleefden volgens haar te veel nare herinneringen aan die plek. Een maand geleden kwam naast haar zuster in Opperdoes een leuk huisje vrij. Dat had moeder graag willen kopen.’‘En?’

‘Daar was geen geld voor.’

De Cock veinsde verwondering.

‘U zei dat ze niet onbemiddeld was.’

Gerard van Nederveld grijnsde droevig.

‘Van haar AOW en wat eigen geld kon ze goed leven. Maar meer ook niet. Er was zeker geen geld om in Opperdoes een huis te kopen.’

De Cock stak zijn armen omhoog.

‘Ze kon toch die verzameling van haar man verkopen?’ Gerard grinnikte.

‘Wat is die waard?’

‘Volgens uw broer Maurice is die verzameling bijzonder kostbaar.’

Gerard trok zijn schouders op.

‘Dat weet ik niet,’ verzuchtte hij. ‘Ik heb mij nooit met vaders verzameling bemoeid. Het interesseerde mij niet. Ik beschouwde de verzamelwoede van mijn vader als een bron van doffe ellende. Het heeft het leven van moeder en mij verwoest.’ De Cock negeerde de laatste opmerking.

‘Waar bevindt die verzameling zich nu?’

Gerard duimde over zijn schouder.

‘In de Hartenstraat. Vader had daar een eigen vertrek waar hij alles rubriceerde en uitstalde. De dingen die hij van grote waarde achtte, stopte hij in een oude brandkast.’

‘Staat die brandkast daar nog?’

Gerard grinnikte.

‘Dat neem ik aan. Het is zo’n oude zware brandkast van ver voor de oorlog. Ik dacht van Franse makelij. Het verwondert mij dat hij nooit bij ons door de vloer is gezakt.’

‘Hebt u een sleutel van die brandkast?’

Gerard schudde zijn hoofd.

‘Ik niet. Moeder had een sleutel… zo’n lang rond ding met karteltjes… maar ik weet niet waar die na haar dood is gebleven.’‘Wat bevat die brandkast?’

Gerard grinnikte smalend.

‘Rommel… denk ik.’

De Cock leunde achterover in zijn stoel. Om tijd te winnen wreef hij met zijn vlakke rechterhand over zijn breed gezicht. ‘Er… eh, er circuleert een inventarislijst van uw vaders verzameling.’

‘Waar?’

‘Onder de engeltjes.’

Gerard kneep zijn ogen samen.

‘Ik ken uw engeltjes niet.’

De Cock glimlachte beminnelijk.

‘Dat is ook niet nodig. De lijst staat op enkele A-viertjes met uw briefhoofd.’

De oude rechercheur boog zich weer voorover.

‘Waarom zou u ontkennen dat er zo’n lijst bestaat en dat die door u is samengesteld?’

Gerard liet zijn hoofd iets zakken.

‘Ik weet niet van wie u die informatie heeft. Ik vermoed van Peter van der Zwaard, die louche handelaar met wie vader wel eens zaken deed.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik heb die man nog nooit ontmoet.’

Gerard haalde zijn schouders op.

‘Het doet er ook niet toe. Misschien ben ik te voortvarend geweest, maar die woning van moeder in de Hartenstraat moet toch worden ontruimd en vaders verzameling opgedoekt. Ik beschouwde mij als oudste zoon de aangewezen man om als executeur-testamentair op te treden.’

‘Zonder de anderen daarin te kennen?’

Gerard keek de rechercheur strak aan.

‘Ik ging ervan uit dat zij dat wel zouden accepteren. Ik heb altijd alles voor hen geregeld.’

De Cock knikte begrijpend.

‘U maakte,’ vatte hij samen, ‘een inventaris van de verzameling van uw vader?’

Gerard schudde zijn hoofd.

‘Dat heb ik niet gedaan. Ik weet niet hoe al die rotzooi wordt genoemd. Er bestond een oude lijst die mijn vader destijds heeft opgemaakt… met de hand geschreven. Vaders handschrift was bijna niet te lezen. Ik heb die lijst toen voor de duidelijkheid overgetypt en naar Peter van der Zwaard gestuurd met het verzoek om een waardeoordeel te geven.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Gestuurd? U hebt die lijst niet zelf gebracht?’

‘Nee.’

De Cock toonde verbazing.

‘Waarom naar Peter van der Zwaard? U zegt zelf dat hij een louche handelaar is.’

‘Naar wie anders?’ riep Gerard verongelijkt. ‘Peter van der Zwaard is de enige man die ik ken en tot zo’n waardeoordeel in staat is. Bovendien acht ik zijn oordeel niet bindend.’ De Cock boog zich dicht naar de man toe. Zijn gezicht stond strak.

‘Weledele heer Gerard van Nederveld,’ sprak hij hard, streng, ‘waarom ontbreekt aan die lijst uw vaders muntenverzameling?’

Vledder kwam met gebogen hoofd en hangende schouders de grote recherchekamer binnen. Zijn gezicht zag asgrauw. Zuchtend liet hij zich op de stoel achter zijn bureau zakken. ‘Amsterdam is ziek,’ riep hij vermoeid, ‘doodziek… stervend aan een hartinfarct… bloedvatvernauwing. Ik heb op de Herengracht meer dan twee uur in een file gestaan. Een verhuizing. Ik zat met de Golf muurvast… kon niet voor- of achteruit. Waarom dempen ze die grachten niet?’

De Cock lachte.

‘Er was eens een naoorlogse hoofdcommissaris van politie die ook van dempen sprak. Het scheelde niet veel of de Amsterdammers hadden hem gelyncht.’

Vledder klapte met zijn vuist op zijn bureau.

‘Onze stad kan niet meer ademen.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Als je in Amsterdam ergens in de binnenstad moet zijn, dan neem je de fiets.’

‘Ik heb geen fiets.’

‘Dan ga je lopen.’

Vledder keek hem uitdagend aan.

‘Ben jij lopend naar de Hartenstraat gegaan?’

De Cock knikte gedwee.

‘Ik heb een poosje in de pizzeria met mevrouw Bonardi zitten praten.’

‘Leverde dat wat op?’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.

‘Zij schreef het briefje met mijn naam, dat in de mantelzak van de oude mevrouw van Nederveld werd gevonden.’

‘Waarom schreef ze dat?’

‘Mevrouw Bonardi meende dat de oude mevrouw Van Nederveld hulp nodig had… bescherming.’

Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Waaruit concludeerde zij dat?’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Haar houding. Volgens mevrouw Bonardi was de oude vrouw diep ongelukkig en wilde vluchten. Gerard van Nederveld vertelde mij later dat zijn moeder uit de Hartenstraat weg wilde. Die woning benauwde haar. Er kleefden nare herinneringen aan. Ze had graag een huisje willen kopen in West-Friesland… in Opperdoes, waar ze is geboren.’

Vledder grijnsde breed.

‘Een belangrijke ontdekking,’ sprak hij smalend. ‘Daar los je een serie moorden mee op.’

Het cynisme ontging De Cock niet.

‘Ze had geen geld voor dat huisje,’ sprak hij zacht.

Vledder gebaarde voor zich uit.

‘Ik heb Gerard van Nederveld beneden nog niet op de lijst van arrestanten zien staan.’

De Cock keek hem schuins aan.

‘Verwachtte je dat?’

Vledder knikte. ‘Ik was ervan overtuigd dat jij hem in een verhoor tot een bekentenis zou brengen.’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik vond dat hij een vrij redelijke verklaring voor zijn gedrag gaf.’

Vledder snoof verachtelijk. ‘Hoe redelijk hij zijn vader, moeder en zijn broer Marcel om zeep hielp?’

De Cock kwam langzaam uit zijn stoel overeind en strekte zijn arm naar Vledder uit.

‘Luister eens, lieve jongen,’ sprak hij streng, ‘dat jij er de pest in hebt, omdat je twee uur op de Herengracht met je Golf in een file hebt gestaan, betekent niet dat jij je ten opzichte van mij allerlei cynische opmerkingen kunt veroorloven.’

Vledder boog zijn hoofd. ‘Sorry,’ sprak hij timide. ‘Die hele affaire zit mij dwars. Gerard van Nederveld is zo’n voor de hand liggende verdachte.’