Выбрать главу

‘Ik weet wat er met jou aan de hand is.’

‘Nou?’

‘Jouw droge keel dorst naar een cognackie.’

De Cock lachte. ‘Hoe kun je het raden.’

Aan het einde van de Lange Niezel liepen ze rechts de Voorburgwal op en bereikten via de Oude Kennissteeg de Achterburgwal. Er zaten wel enkele hoertjes en er liepen hunkerende mannen, maar de seksbusiness was nog niet in vol bedrijf. De Cock blikte opzij. ‘Hoe was de sectie?’

Vledder grinnikte.

‘Dokter Rusteloos hield het tempo hoog. Dit was mijn tweeënvijftigste sectie. Ik heb hem nog nooit zo snel zien werken.’ De Cock reageerde niet direct. De oude rechercheur lichtte beleefd zijn hoedje voor een belegen prostituee, die met een zware boodschappentas aan haar arm groetend aan hem voorbij trok. Daarna wendde hij zich weer tot Vledder.

‘Ik heb na de identificatie in het sectielokaal op Westgaarde nog even naar de hals van mevrouw Van Nederveld gekeken. Het zag er gaaf uit. Ik kon geen afdrukken van een wurggreep ontdekken. Waren er gebroken kraakbeenringetjes?’

Vledder knikte met een ernstig gezicht.

‘Dokter Rusteloos heeft mij er een paar laten zien. Ze werd zonder enige twijfel vermoord.’

‘Gewurgd?’

‘Vermoedelijk met een sjaal.’

Op de hoek van de Achterburgwal en de Barndesteeg schoven de rechercheurs via een zwaar bruin gordijn met lederen grepen het café binnen. In het schemerig intieme lokaaltje, door Smalle Lowietje vol trots zijn ‘etablissement’ genoemd, zochten ze achterin een plekje aan de bar.

Lowie, wegens zijn geringe borstomvang in penozekringen steevast Smalle Lowietje genoemd, begroette de beide rechercheurs uitbundig.

‘Zo, zo,’ kirde hij handenwrijvend, ‘ik ben blij dat ik jullie weer zie.’ Hij blikte naar De Cock op. Zijn spichtig muizensmoeltje glom van genegenheid.

‘Alles goed? Je bent zo lang weggebleven. Ik was bang dat er iets met je was gebeurd. Ik heb zelfs op het punt gestaan om naar de Kit te komen.’

De Cock grinnikte.

‘Om schoon schip te maken?’

Smalle Lowietje trok zijn gezicht in plooien van verontwaardiging. ‘Welk schip zou ik schoon moeten maken? Ik heb niets te bekennen.’ Hij tikte met de toppen van zijn vingers tegen zijn borst. ‘Je kunt het zo niet zien, maar hier vanbinnen huist een zuiver geweten.’

De Cock lachte.

‘Een zuiver geweten,’ herhaalde hij smalend. ‘Dat noem ik lef. Je hebt in je jonge leven bijna alles gedaan wat ons Wetboek van Strafrecht en God in al Zijn wijsheid heeft verboden.’ Smalle Lowietje glimlachte.

‘Dat deed ik in mijn onschuld.’

‘En van je onschuld kocht je dit etablissement,’ antwoordde De Cock.

Lowietje knikte instemmend.

‘Precies. Ik zocht op de Wallen een plek, waar ik voor jou een cognackie kon inschenken.’

De Cock schudde zijn hoofd en grinnikte.

‘Lowie,’ sprak hij vertederd, ‘ik hou van je.’

De tengere caféhouder lachte bevrijd. Hij streek met zijn handjes langs zijn morsig vest.

‘Hetzelfde recept?’

Zonder op antwoord te wachten, dook hij aalglad onder de tapkast en kwam boven met een fles pure Franse cognac Napoleon, die hij speciaal voor de oude rechercheur gereserveerd hield. Met een liefdevol gebaar beroerde hij het etiket, zette diepbolle glazen op de bar en schonk behoedzaam in.

De Cock keek glimlachend toe. Hij hield van die momenten. Hij nam het glas op, schommelde het zachtjes in de hand en snoof. Op zijn breed gezicht vol groeven verscheen een glans van opperste verrukking. Omzichtig nam hij een slok en liet het vocht genietend langs zijn dorstige keel glijden.

Hij zette zijn glas neer en leunde wat voorover.

‘Weet jij iets van verzamelen?’

Smalle Lowietje keek hem ondeugend aan.

‘Mooie hoertjes in een bordeel?’

De Cock zwaaide afwerend.

‘Bierviltjes,’ riep hij corrigerend, ‘bieretiketten, voetbalplaatjes, sigarenbandjes, vulpennen, inktpotjes, parfumflesjes. Noem maar op. Er wordt van alles verzameld.’

Smalle Lowietje gromde.

‘Ik behoor niet tot die idioten en ik heb ze ook niet in mijn familie.’ De Cock schudde zijn hoofd.

‘Verzamelaars zijn geen idioten,’ reageerde hij geprikkeld. ‘Verzamelen… van wat dan ook… is een serieuze bezigheid. Sommigen zijn ervan bezeten. Mijn oudoom heeft zijn hele leven lang postzegels verzameld. Het was ontroerend om te zien met hoeveel liefde en toewijding hij die kleine gekartelde velletjes papier behandelde.’

Smalle Lowietje snoof.

‘Ik kan er de gein niet van inzien.’

De Cock liet het onderwerp rusten. Hij pakte zijn glas op en dronk het leeg.

‘Schenk nog eens in.’

Smalle Lowietje gehoorzaamde met de welwillendheid van een heuse kastelein. Hij grinnikte.

‘Ik zal die fles wegzetten. Dat spul is voor mijn andere cliëntèle niet geschikt.’ De tengere caféhouder bracht zijn muizensmoeltje in een ernstige plooi. ‘Is het druk aan de Kit?’

De Cock knikte.

‘Misdaad kent geen malaise.’ De grijze speurder duimde opzij naar Vledder. ‘We zijn nu bezig met een oudere vrouw die uit het water van het open havenfront is gevist… vrijwel op dezelfde plek als waar vorig jaar het lichaam van haar man uit het water werd gehaald.’

Smalle Lowietje fronste zijn wenkbrauwen.

‘Toeval?’

De Cock grijnsde.

‘Van de vrouw weten we zeker dat ze werd vermoord.’‘En de man?’

De Cock spreidde zijn beide handen.

‘Dat is nog dubieus. Aanvankelijk werd aan een ongeval gedacht. Hij zou aan de wallenkant hebben staan pissen en in het water zijn gevallen.’

‘En dat geloof jij niet?’

De Cock blikte verholen naar Vledder.

‘Ik heb zo mijn twijfels. Hij was ’s avonds op weg naar een collega-verzamelaar aan de Singel, een zekere Peter van der Zwaard.’ Het gezicht van Smalle Lowietje betrok.

‘Wie?’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

‘Peter van der Zwaard… Zegt die naam jou iets?’

Smalle Lowietje antwoordde niet direct. Hij keek schichtig langs de beide rechercheurs naar de andere aanwezigen in zijn etablissement. Daarna boog hij zich iets naar voren. ‘Een gluiperd.’

‘In welk opzicht?’

Smalle Lowietje aarzelde, hij had zichtbaar moeite met zijn ontboezeming.

‘Een heler… een smerige heler… niet vies van een ripdeal{Van het Bargoens ‘rippen’: iemand bedriegen of beroven, van wie men weet dat hij of zij geen aangifte zal doen, omdat de benadeelde geld en/of goederen zelf niet eerlijk heeft verkregen. Oorzaak van vele liquidatiemoorden.}. Het verbaast mij dat nog nooit iemand hem een paar kogels door zijn lijf heeft gejaagd.’

‘Zo erg?’

Smalle Lowietje knikte nadrukkelijk.

‘Ik ken wel een paar jongens uit de penoze die door die Peter van der Zwaard zijn belazerd en nu een paar jaar lik voor hem overhebben.’

‘Stuur er eens een naar mij toe.’

Smalle Lowietje grijnsde.

‘Ze hebben allen boter op hun hoofd.’

De Cock keek hem onbewogen aan.

‘Dat zal bij mij niet smelten.’

Smalle Lowietje lachte.

‘Ik zal eens kijken wat ik voor je doen kan.’

De Cock nam zijn glas op en nipte aan zijn cognac. ‘Wat doet,’ mijmerde hij, ‘een eerzame verzamelaar op bezoek bij een man als Peter van der Zwaard?’

Smalle Lowietje grinnikte.

‘Dat moet je die eerzame verzamelaar vragen.’

De Cock knikte traag voor zich uit.

‘Die is dood.’

Toen de rechercheurs het café van Smalle Lowietje verlieten, was het al druk op de Wallen. Een gemêleerd leger van behoeftigen trok in trage tred langs etalages met lonkende hoertjes in een barmhartige roze belichting.