Выбрать главу

De Cock minderde snelheid.

Sandra Verloop pakte hem ineens met beide armen aan zijn rechterarm vast.

‘Niet doen… niet doen.’ In haar stem trilde pure angst. ‘Rij door.’

De Cock blikte opzij.

‘Waarom?’

‘Je weet nooit wat voor een man het is.’

De grijze speurder negeerde de opmerking. Een tiental meters voorbij de auto bracht De Cock de oude Volkswagen op de vluchtstrook tot stilstand en stapte uit.

Sandra Verloop volgde zijn voorbeeld.

Het was koud buiten de wagen. Een kille herfstwind rukte de bladeren van de bomen en joeg ze bolderend over de weg. De Cock trok de kraag van zijn regenjas wat omhoog en de zwaaiende man liep op hem toe. Zijn gang had iets van een sluipend roofdier. Hij glimlachte en toonde een opmerkelijk gaaf gebit. ‘Gaat u naar Amsterdam?’

De Cock knikte.

‘Althans in die richting.’

‘Kan ik met u meerijden?’

De Cock keek langs hem heen naar de wagen.

‘Hebt u pech?’

De man duimde over zijn rug.

‘Ik ben bang dat ik veel te hard heb gereden… dat ik mijn turbo heb opgeblazen. Het heeft geen zin om de Wegenwacht te waarschuwen. Die kan mij toch niet helpen. Ik zal mijn garage opdracht geven om de wagen morgen op te halen.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘Het zal een fikse reparatie worden.’

De Cock keek naar hem op. ‘Wat is een turbo?’

De man keek De Cock wat verward aan en antwoordde niet. De oude rechercheur draaide zich om en liep voor de man uit. Hij opende het portier van de Volkswagen en klapte de rugleuning terug. De man stapte achter in. Kort daarna schoof Sandra Verloop weer op haar stoel en trok het portier dicht. De Cock startte de motor en bracht de wagen weer in beweging. Er viel een vreemd, bijna beangstigend stilzwijgen, dat kilometers lang duurde. De oude rechercheur blikte zo nu en dan in de achteruitkijkspiegel, maar kon in het donker de gelaatstrekken van de man niet goed onderscheiden. Toch, zo voelde hij, ging er een vreemde dreiging van de man uit.

Sandra Verloop keek strak en gespannen voor zich uit. Haar gezicht zag bleek.

Kort voor Amsterdam draaide De Cock zich enigszins om en keek over zijn rechterschouder de man in zijn gezicht. Hij schatte hem op achter in de vijftig. Zijn huid leek wat tanig, hij had ingevallen wangen. Het donkerblonde haar was lichtend grijs aan de slapen.

‘Waar zal ik u afzetten?’ vroeg hij vriendelijk.

De man gebaarde voor zich uit.

‘Op de Middenweg, bij het Ajax-stadion. Daar is een tramhalte van lijn negen. Ik vind dan verder mijn weg wel.’

De Cock glimlachte beminnelijk.

‘Ik wil u wel naar uw huis brengen.’

De man wuifde afwerend.

‘Nee, nee, doet u geen moeite. Ik ben al blij met deze lift. Ik wil u beslist niet nog meer van uw ongetwijfeld kostbare tijd beroven.’

De Cock glimlachte opnieuw.

‘Een kleine moeite. De avond is nog lang en we hebben de tijd. Nietwaar, Sandra?’

De jonge vrouw antwoordde niet.

Ze passeerden Diemen en reden vanaf de Hartveldseweg rechts de Middenweg op.

Bij het Ajax-stadion stopte De Cock en gaf de man gelegenheid om uit te stappen.

‘Mijn aanbod geldt nog steeds.’

‘Nee, nee. Mijn hartelijke dank.’

‘Graag gedaan.’

De man boog en De Cock keek toe hoe hij met lenige tred naar de tramhalte beende. Pas daarna stapte hij in.

Sandra Verloop staarde nog steeds voor zich uit. Haar handen trilden in haar schoot.

Ineens besefte De Cock hoe bleek het meisje was, hoe geschokt. ‘Wat is er?’ vroeg hij bezorgd.

Ze draaide zich naar hem toe. ‘U had niet moeten stoppen,’ sprak ze bestraffend. ‘Dat zei ik u toch. Dat had u niet moeten doen.’

De Cock keek haar verwonderd aan.

‘Wat is er dan?’

Sandra Verloop slikte.

‘Er ligt een dode vrouw in die auto.’

‘Welke auto?’

‘Van die man.’

‘Wat?’

Sandra Verloop knikte.

‘U liep met die man vooruit. Ik keek om. Toen er een wagen voorbijkwam, gleed even het licht van de koplampen door het interieur. Toen zag ik haar… schuin weggezakt op de achterbank… met opengesperde ogen.’

2

Rechercheur De Cock keek Sandra Verloop geschrokken aan. ‘Dat weet je zeker?’ Het klonk wat bits.

De jonge vrouw knikte heftig. Haar gezicht stond ernstig. ‘Ik heb in mijn leven nog nooit een dood mens gezien, maar die vrouw in de auto was dood. Absoluut, zonder twijfel.’ Ze klapte met een vlakke hand op haar borst. ‘Ik weet het zeker… hier van binnen.’

De Cock maakte een wanhopig gebaartje.

‘Het was maar een flits.’

Sandra Verloop ademde diep.

‘Dat weet ik. Het was maar een fractie van een seconde dat het licht door die wagen schoof.’ Ze kneep haar lippen opeen en haar kin gleed iets vooruit. ‘Het was voor mij voldoende. Die vrouw was dood, meneer De Cock, geloof me, ze was dood.’ De grijze speurder gaf gas en reed van het Ajax-stadion weg in de richting van de binnenstad.

Sandra Verloop keek hem van terzijde aan.

‘Wat gaat u doen?’

In haar stem trilde opwinding.

‘Die tram achterna.’

‘U gaat hem arresteren?’

De Cock knikte traag.

‘Als jouw waarnemingen juist zijn,’ sprak hij ernstig. ‘En daar ga ik van uit… dan zal die man toch met een redelijke verklaring moeten komen. Het is een tikkeltje ongebruikelijk om met een dode vrouw in je wagen op een vluchtstrook te staan.’ Met een naar zijn gevoel veel te hoge snelheid, jakkerde De Cock de oude Volkswagen over de rijbaan van de Middenweg. Bij de kruising Linaeusstraat/Wijttenbachstraat negeerde hij in een vlaag van doodsverachting het rode licht en passeerde de tram nog voor die het Tropenmuseum had bereikt.

De Cock zette de Volkswagen half op het trottoir en rende naar de tramhalte. Wat ruw duwde hij een paar mensen opzij en toen de tram stopte, stormde hij als eerste naar binnen. Gejaagd ging zijn blik tastend over de reizigers. Hij zag de man niet. Toch had hij de overtuiging dat hij nog in de tram zat. Plotseling, op nog geen vijf meter van hem vandaan, ontdekte hij hem. De man draaide zich half om en hun blikken kruisten zich. Er was een schrikreactie, even, een moment. Toen sprong de man uit de tram. De Cock wurmde zich langs een paar banken. Toen ook hij de tram had verlaten, bedroeg de afstand tussen hem en de man al een tiental meters. Met lange soepele passen rende de man voor hem uit in de richting van de Mauritskade. De Cock draafde achter hem aan, maar na een honderd meter gaf hij de achtervolging op. Met gebogen hoofd sjokte hij naar de wagen terug. Zwaar hijgend liet hij zich naast het meisje zakken.

‘Hij is weg,’ sprak hij timide.

Sandra Verloop reageerde strijdlustig.

‘We kunnen toch met de wagen achter hem aan gaan?’ De Cock trok wat onwillig zijn schouders op.

‘We kunnen het proberen,’ sprak hij achteloos. ‘Maar we hebben weinig kans. Als die man het Oosterpark binnenvlucht, dan kunnen we het wel vergeten. Ik ken dat buurtje. Ik heb er in mijn jonge jaren als agent dienst gedaan. Er zijn daar zoveel mogelijkheden om je schuil te houden.’

Hij startte de Volkswagen en reed rustig om het Tropenmuseum naar de Mauritskade. Het was er donker en van de man was niets meer te bekennen. De oude rechercheur reed naar de kant van de weg en stopte. Hij draaide zich naar het meisje. ‘Zouden jouw ouders het erg vinden om vanavond wat langer op te blijven?’

Om haar lieve mond gleed een glimlach.

‘Ze zullen er toch eens een keer aan moeten wennen.’‘Dat je wat later thuiskomt?’

‘Precies.’

De Cock krabde zich wat verlegen achter in zijn nek. ‘Ik wil terug.’

Haar gezicht betrok.