Выбрать главу

Om de mond van Evelien Eikenroos gleed een wrange trek.

‘Hij had bij Sabrine Achterbroek moeten stoppen. Dat was voldoende geweest.’

De Cock vermeed een discussie. Hij keek op zijn horloge.

‘Het wordt tijd,’ sprak hij rustig en verliet haar kamertje.

De grijze speurder liep nog even bij Vledder binnen. De jonge rechercheur zag bleek. Zweetdruppels parelden op zijn voorhoofd. Hij gleed met zijn wijsvinger tussen zijn boordje.

‘Het is hier benauwd. En ik maak mij zorgen.’

‘Waarover?’

Vledder gebaarde voor zich uit.

‘Stel, dat de moordenaar niet komt om… zoals de anderen… haar te wurgen en op te hangen, maar om haar zonder enig pardon neer te knallen?’

‘Je bedoelt zoals hij Blaffer Henkie neerschoot?’

‘Precies.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Hij komt met een stuk elektriciteitsdraad en… een roodzijden nachthemd.’

De rieten fauteuil kraakte toen De Cock zich bewoog. De oude rechercheur voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Het tintelde in de toppen van zijn vingers. Hij kon niets anders doen dan wachten… wachten op het kraken van de portofoon in zijn hand.

De Cock blikte opnieuw op zijn polshorloge. Het was ruim tien uur… het exacte moment van de afspraak was voorbij. En nog kraakte de portofoon niet. De tijd vergleed langzaam. Het leek alsof elke seconde een spatie had van minuten.

Nog onverwachts klonk de stem van Fred Prins.

‘Hij komt de trap op.’

De Cock kwam uit zijn fauteuil overeind en schoof God is liefde opzij. Evelien Eikenroos zat nog steeds op de rand van het bed. Hij had haar bevolen niet van plaats te veranderen. Ze moest binnen het gezichtsveld van het kijkgaatje blijven.

Ineens zag hij haar gezicht verstarren. Afwerend stak zij haar beide handen omhoog.

Wat verder gebeurde leek op een te snel afgedraaide film.

De Cock zag de rug van Vledder en een flits van het gezicht van een man met een snor.

Toen hij uit zijn kamertje kwam, rolden Vledder en de man vechtend van de houten trap naar beneden. De man met de snor was eerder overeind en rende het hotel uit. Fred Prins in zijn carnavaleske uniform rende hem na.

Buiten klonk het gieren van remmende autobanden, gevolgd door een schreeuw van angst.

Even bleef De Cock van schrik staan. Toen strompelde hij de trap af. In een koddige draf verliet hij het hotel en rende naderbij.

Midden op de Prins Hendrikkade, naast een dwars op de rijbaan staande taxi, lag het lichaam van een man. Fred Prins stond naast hem. Zijn pistool in de hand.

De Cock knielde naast de man neer. Zijn lippen bewogen zonder geluid.

De oude rechercheur bekeek de snor en de zwart krullende haardos. Hij pakte de haardos vast en trok de pruik los.

Daarna rukte hij de snor van de bovenlip. De metamorfose was volledig.

Vledder hijgde in zijn nek.

‘Pieter,’ lispelde hij, ‘Pieter van Vlietland.’

16

De ding-dong in de gang dreunde nog een beetje na. De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem op de stoep stond Dick Vledder. De jonge rechercheur lachte wat verlegen. In zijn linkerhand bungelde een bos fraaie rode rozen.

‘Voor jouw vrouw. Hoe langer ik jou ken… hoe meer ik haar ga bewonderen.’

De Cock gromde.

‘Kun je geen ander motief bedenken om rozen voor haar mee te nemen?’

Vledder lachte.

‘Ze is lief.’

De Cock knikte instemmend.

‘Dat klinkt beter.’ Hij deed een stapje opzij. ‘Kom erin.’

‘Zijn de anderen er al?’

De Cock knikte.

‘Appie Keizer en Fred Prins zitten al bij mijn vrouw en hebben het hoogste woord. Ik had ook Grietje de Graaf uitgenodigd, maar ze wordt vanavond ingezet bij een inval bij een drugsdealer.’

‘Blijft hij in leven?’

‘Je bedoelt Pieter van Vlietland?’

Vledder grijnsde.

‘Toen de broeders van de Geneeskundige Dienst hem gisteravond op de brancard wegdroegen, lag hij er zo vreemd en verkreukeld bij, dat ik hem nog weinig hoop gaf.’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.

‘Het valt achteraf mee. Hij heeft een gebroken heup en nog tal van andere fracturen, maar hij was vanmorgen goed bij kennis. Ik heb hem uitgebreid kunnen verhoren. Na een paar maanden hebben ze hem wel weer opgelapt.’

Vledder grijnsde.

‘En kan hij voor het gerecht verschijnen. Waar schat je hem op?’

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

‘Wij hebben doorgaans milde rechters. Maar daden van eigenrichting kunnen ze moeilijk verwerken.’

Ze stapten gezamenlijk de woonkamer in. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder ter begroeting de hand. Met een gebaar van verrukking nam ze de rozen in ontvangst. Ze wuifde uitnodigend naar een diepe leren fauteuil.

‘Ga zitten,’ riep ze hartelijk. ‘Mijn man vroeg zich al af waar je bleef.’

De jonge rechercheur liet zich in de fauteuil zakken.

‘Ik had eerst niet willen komen,’ verklaarde hij. ‘Ik wilde er zelf achterkomen hoe uw man de moordenaar ontmaskerde en naar dat hotelletje lokte.’

De Cock lachte.

‘Dat lukte niet?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ik heb mij suf gepiekerd. Je zal wel weer een van je befaamde trucs hebben toegepast.’

De Cock reageerde niet. Hij pakte de fles fijne cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn vrienden aan. Daarna hield hij het glas omhoog.

‘Op recht en gerechtigheid.’

Appie Keizer grinnikte.

‘Bedoel je dat cynisch?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik blijf er in geloven,’ sprak hij ernstig.

Vledder nipte aan zijn cognac.

‘Weet je nu alles?’

De Cock knikte traag.

‘Pieter van Vlietland heeft vanmorgen bekend. Hij is de natuurlijke zoon van Hans-Peter ten Brave… vijfentwintig jaar geleden ambitieus hoofdredacteur van het damesweekblad Astere.’

Vledder kneep denkrimpels in zijn voorhoofd.

‘Natuurlijke zoon?’

De Cock knikte.

‘Hans-Peter ten Brave is zijn biologische vader. De hoofdredacteur had op het moment dat hij voor verkrachtingen werd gearresteerd, al zeven jaar een verhouding met Johanna Maria van Vlietland, een beeldhouwster uit het Drentse Elim hij Hoogeveen. Uit die verhouding was een kind geboren, een jongen, Pieter. Hij kreeg de naam van zijn moeder: Van Vlietland… Pieter van Vlietland.’

Vledder keek hem met grote ogen aan.

‘Hoe ben je daar achter gekomen?’

De Cock glimlachte.

‘Via onze oud-collega Casper Galesloot van de zedenpolitie. Toen ik hem belde, bleek dat hij zich die oude zaak Ten Brave nog levendig herinnerde. De zelfmoord van Hans-Peter ten Brave had destijds een diepe indruk op hem gemaakt.

Toen de verkrachtingszaak in de publiciteit kwam, reisde Johanna Maria van Vlietland met haar vijfjarige zoon uit Elim naar Amsterdam. Ze wilde opheldering en meldde zich bij de zedenpolitie.

‘Rechercheur Galesloot had medelijden met haar en stond haar toe… tegen de huishoudelijke regels in… om met Ten Brave te praten. Dat onderhoud moet heel emotioneel zijn verlopen. Na afloop kwamen Johanna Maria van Vlietland en haar zoontje Pieter huilend uit het verhoorkamertje waar Galesloot haar met Ten Brave had laten afzonderen.

‘Ruim een week later kreeg rechercheur Galesloot van Johanna Maria van Vlietland een brief met het verzoek om die aan Hans-Peter ten Brave te overhandigen. Die brief heeft hem nooit bereikt.’