Выбрать главу

‘Ik heb ook gekeken of er een man met een Turkse snor kwam opdagen.’

Vledder glimlachte.

‘De identiteit van die man intrigeert je nog steeds?’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Ik pieker mij suf wat de relatie kan zijn geweest tussen hem en Yolanda van Zelhem. De enige oplossing die ik heb kunnen vinden voor de lege secretaire, is de mogelijkheid dat de doodzieke Yolanda hem de sleutels heeft overhandigd… de sleutels van haar woning en van de secretaire. Dat verklaart ook waarom er geen sporen van braak waren.’

Vledder staarde voor zich uit.

‘Dat is toch vreemd,’ sprak hij wat afwezig. ‘Volgens haar neef Peter van der Horst bewaakte ze de inhoud van haar secretaire zo zorgvuldig, dat hij er al die jaren dat hij bij haar in huis was… en ook daarna… nooit een blik in heeft kunnen werpen.’

De jonge rechercheur schudde ongelovig zijn hoofd.

‘En aan een wildvreemde onaangekondigde bezoeker geeft ze kort voor haar overlijden de sleutels mee.’

De Cock stak zijn handen voor zich uit.

‘Blijkbaar zonder enige dwang.’

Vledder knikte instemmend. ‘Je hebt gelijk,’ sprak hij nadenkend, ‘zonder dwang. Toen die geheimzinnige bezoeker weg was, heeft ze niet geprotesteerd… noch bij het verplegend personeel, noch bij haar vriendin Sabrine Achterbroek.’

De Cock plukte aan zijn onderlip.

‘Ongerijmd. De vraag is: hoe wildvreemd was die mysterieuze onaangekondigde bezoeker voor haar? Kende hij het geheim van de secretaire? Hoe? Had hij dat geheim via andere bronnen ontsluierd? Die vragen houden mij nog steeds bezig.’

Vledder stond van zijn stoel op en maakte een afwerend gebaar. ‘We hebben afgesproken dat we de zaak Yolanda van Zelhem zouden laten rusten.’

De Cock keek naar hem op. ‘Kunnen we dat?’

Vledder lachte. ‘Wat dacht je van een bezoek aan Smalle Lowietje?’

Na een heldere morgen met een pril en schuchter voorjaarszonnetje had een aanwakkerende wind in de middag donkere wolken over de stad gejaagd. Het regende. Intens. De felle kleuren van de lichtreclames spiegelden speels in het natte asfalt. Het was stil in de Lange Niezel. Aanhoudende wolkbreuken hadden het legertje beluste mannen van de straat verdreven. Bij de ingang van het sekstheater zat een juffrouw met een breiwerkje achter de kassa. Ze knikte wat verveeld toen de rechercheurs haar in het voorbijgaan groetten.

De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog en schoof zijn oude hoedje iets naar voren. Hij keek schuins opzij naar Vledder, die zoals gewoonlijk een halve meter voor hem uit liep.

‘Als ik na een paar dagen de bodem van de lade van mijn bureau kan zien, ga ik er toch weer wat tijd aan besteden.’

De jonge rechercheur hield zijn pas even in en draaide zijn gezicht naar De Cock toe. ‘Waaraan?’ vroeg hij nors.

‘De zaak Yolanda van Zelhem.’

Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.

‘Houd er nu eens over op,’ riep hij geïrriteerd. ‘Het is geen zaak. Het is niets. Gooi die idiote brief toch in de prullenbak. Yolanda van Zelhem is dood en begraven.’

De Cock zweeg.

Vanuit de Lange Niezel slenterden zij via de Voorburgwal en de Oudekennissteeg naar de Achterburgwal. Het was opmerkelijk stil op de Wallen. Nevelslierten dwarrelden als grillige spookverschijningen over het vuile grachtwater.

De seksbusiness kwam met die regen en nevel niet op toeren. Bij de meeste bordelen waren de gordijnen gesloten.

Op de hoek van de Barndesteeg glipten zij het cafeetje van Smalle Lowietje binnen.

De Cock boog zich iets naar voren en liet een straaltje water uit de rand van zijn hoed glijden. Het vormde een plasje op de rode tapijttegels. Daarna wurmde hij zich uit zijn natte regenjas, liep naar het einde van de bar en hees zich op een kruk. Vledder kwam met druipende haren naast hem zitten.

Caféhouder Lowie, om zijn geringe borstomvang door de penoze steevast Smalle Lowietje genoemd, streek met zijn kleine handjes langs zijn morsig vest en kwam opgewekt naar De Cock toe. Zijn vriendelijke muizensmoeltje glom van genegenheid.

‘Blij je weer eens te zien,’ kirde hij.

De Cock verschoof iets op zijn kruk.

‘Ik was bijna de weg vergeten,’ grapte hij.

Smalle Lowietje lachte.

‘Ik was al bang dat de commissaris voor oude rechercheurs, zoals jij, een streng verbod had uitgevaardigd om mijn etablissement te bezoeken.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Bij zo’n verbod ga ik onmiddellijk met vervroegd pensioen.’

Smalle Lowietje grijnsde.

‘Gelijk heb je. Is het druk aan de Kit?’

De grijze speurder knikte met een ernstig gezicht.

‘Voor ons aan de Warmoesstraat…’ sprak hij gedragen, ‘en uiteraard voor ’s lands regering… blijft criminaliteit een bron van aanhoudende zorg.’

Smalle Lowietje gniffelde

‘Voor jullie… aan de Kit… ja… blijft het tobben, maar voor Den Haag zal misdaad een zorg zijn. Welk kabinet er ook in het pluche zit. Het is steeds…’ Hij maakte zijn zin niet af.

‘Hetzelfde recept?’

Zonder op antwoord te wachten dook hij aalglad onder de tapkast en kwam tevoorschijn met een fles fijne Franse cognac Napoleon, die hij met een kreetje van verrukking op de bar plaatste. Hij pakte drie diepbolle glazen en schonk klokkend in.

De Cock keek toe. Hij hield van de manier waarop Lowietje de fraaie fles hanteerde. Het was een ceremonieel, bijna devoot gebaar.

Ze namen beiden het glas op, keken elkaar in de ogen — de oude, in de dienst vergrijsde rechercheur en de wat louche caféhouder — en lachten.

‘Op de misdaad.’

Het was hun gebruikelijke toost.

De Cock nam een slok en grijnsde.

‘Groeiend en bloeiend bij elk nieuw kabinet.’

Smalle Lowietje zette zijn glas neer.

‘Van Den Haag heeft de misdaad niets te vrezen.’

Het vriendelijke muizensmoeltje van de tengere caféhouder versomberde.

‘Toch moet er wat gaan gebeuren. En snel. Het kan zo echt niet doorgaan. Er komt steeds meer buitenlands geboefte naar ons land. Wij zijn het criminele vuilnisvat van Europa geworden.’

De Cock nam nog een slok van zijn cognac en zuchtte.

‘Je hebt gelijk,’ reageerde hij triest. ‘Het wordt steeds harder… meedogenlozer. Tegenwoordig zijn liquidaties aan de orde van de dag. En dat is nooit zo geweest.’

Smalle Lowietje zwaaide voor zich uit.

‘Vanmorgen vroeg hebben ze in het natuurterrein Oostvaardersplassen bij Lelystad het lijk van Blaffer Henkie gevonden… doorzeefd met kogels.’

De Cock keek hem verrast aan.

‘Dat wist ik niet. Het stond bij ons nog niet op de telex.’

Smalle Lowietje trok zijn schouders op.

‘Zijn ze in Lelystad door de drukte zeker vergeten.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Hoe weet jij het dan?’

‘Ik hoorde het vanmiddag van zijn neef Jopie uit de Monnikenstraat… Jopie de Waard, die komt hier regelmatig in mijn etablissement. De politie in Lelystad had hem opgeroepen om het lijk van Blaffer Henkie te identificeren.’

De Cock kneep zijn ogen half dicht.

‘Blaffer Henkie?’ vroeg hij peinzend.

De tengere caféhouder knikte.

‘Je zult hem vroeger wel eens onder je hoede hebben gehad. Hij heeft hier op de Wallen gewoond… Henkie Spaargaren. Zijn moeder is Dikke Hennie… zat vroeger bij Zwarte Loes achter het raam.’

De Cock blikte nadenkend voor zich uit. Op de zolderkamer van zijn herinnering zocht hij naar een passend gezicht.

‘Sinds wanneer wordt Henkie Spaargaren Blaffer Henkie genoemd?’

Smalle Lowietje grinnikte.

‘Sinds Henkie overal rondbazuinde dat je bij hem een moord kon bestellen. Hij en zijn blaffer waren voor iedereen te huur.’

De Cock keek hem ongelovig aan.