Vledder bracht haar een glaasje water. Ze nam het met trillende handen aan en dronk een paar slokjes. Haar tanden klapperden tegen het glas. De Cock liet haar even begaan, wachtte geduldig tot ze wat rustiger werd.
‘Hoe heet u?’ vroeg hij vriendelijk.
Ze zette het nog halfvolle glas voor haar neer.
‘Agatha. Agatha van Alphen.’
‘In welke relatie staat u tot de heer Adelbert Teijsterling?’
‘Ik ben zijn vriendin. al ruim twee jaar. Maar voor anderen wil Adelbert niet weten dat we een verhouding hebben.’
‘Waarom niet?’
‘Het schaadt zijn aanzien.’
De Cock keek haar verbijsterd aan.
‘Het schaadt zijn aanzien?’ herhaalde hij ongelovig.
Agatha van Alphen knikte.
‘Dat zegt hij.’
De Cock snoof verachtelijk.
‘Daarom waart u als een soort wulpse dienstbode door de villa rond?’ Het klonk niet vriendelijk.
Agatha van Alphen liet haar hoofd iets zakken.
‘Ik vind het zelf ook verschrikkelijk, maar Adelbert wil het zo. Als er bezoek komt, dan doe ik gauw dat malle schortje voor.’
‘Zoals vanavond?’
Agatha van Alphen knikte.
‘Zoals vanavond,’ herhaalde ze effen. ‘Ik schrok geweldig toen u zich als rechercheur van politie aandiende.’
‘Waarom?’
Agatha van Alphen zuchtte diep.
‘Ik heb steeds het gevoel dat hij vandaag of morgen zal worden opgepakt.’
De Cock veinsde onbegrip.
‘Heeft hij iets gedaan. een moord gepleegd… of zo?’
Agatha van Alphen gebaarde wat vaag in de ruimte.
‘Ik heb het idee dat Adelbert zich met louche zaken bezighoudt.’
‘Zoals?’
Agatha van Alphen schudde haar hoofd.
‘Daar praat ik liever niet over. Ik weet het ook niet precies. Adelbert laat daarover nooit iets los. Bovendien ben ik niet hier om Adelbert te belasten. Dat kunt u ook niet van mij verwachten. Ik ben zijn vriendin. ik hou van hem. ondanks zijn soms wat bruut gedrag.’
De Cock trok een ernstig gezicht.
‘En nu bent u bang dat hem iets zal overkomen?’
Agatha van Alphen sloot even haar beide ogen.
‘Al maanden voel ik een klemmende band om mijn hart. vrees ik elk moment dat er iets gaat gebeuren. Daarom was ik vanavond zo nieuwsgierig. wilde graag weten waarvoor u kwam. Daarom heb ik aan de deur staan luisteren.’
De Cock schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Dat is niet netjes.’
Agatha van Alphen trok achteloos haar schouder op.
‘Ik heb het gesprek dat u met Adelbert voerde vrijwel woordelijk gevolgd.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Dan hebt u ook gehoord, dat ik verwachtte dat hij een dezer dagen een verzoek zou ontvangen voor een ontmoeting op een of andere stille plek. en dat ik hem aanraadde niet op dat verzoek in te gaan?’
Agatha van Alphen slikte.
‘Dat is het. En ik weet dat hij niet naar uw raad zal luisteren. Daarvoor ken ik hem te goed. Hij zal eropaf gaan. alleen. en zijn eigen zaken opknappen. zoals hij dat altijd al heeft gedaan.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘En dat is in dit geval heel gevaarlijk.’
Agatha van Alphen knikte.
‘Nadat u beiden waren vertrokken, heb ik hem dat ook gezegd. Heel duidelijk. Ik ben niet gek. Ik weet toch wat er met Van Ravenstein en met Van Beuningen is gebeurd.’
‘En?’
‘Adelbert wilde van mijn betoog niets weten. Hij zei, dat Frederik van Ravenstein en Arnold van Beuningen werden vermoord om motieven die niet op hem van toepassing waren. Daarom hoefde ik niet bang zijn dat hem iets overkwam. Ik zei tegen Adelbert dat hij loog. glashard loog. Toen hij mij uitlachte, kon ik mij niet langer bedwingen en vertelde hem dat ik het hele gesprek tussen u en hem had gehoord. dat ik aan de deur had staan luisteren. en dat ik ervan overtuigd was dat zijn leven wel degelijk gevaar liep. hetzelfde gevaar waarvan Van Ravenstein en Van Beuningen het slachtoffer werden.’
De Cock beluisterde de hartstochtelijke, emotionele toon waarop ze sprak.
‘Hoe reageerde Adelbert?’
Agatha van Alphen stak haar beide armen naar voren.
‘Hij werd woedend. schold mij uit voor slet. voor alles wat mooi en lelijk is. Hij was werkelijk razend. Hij greep mij vast, sleurde mij de salon uit en sloot mij in de slaapkamer op.’ Ze schonk de oude rechercheur een trieste glimlach. ‘Dat heeft hij wel meer gedaan.’ Ze zuchtte diep. ‘Hij heeft een paar korte telefoongesprekken gevoerd. Ik merkte dat aan het getik van het tweede toestel in onze slaapkamer. Luisterend aan de slaapkamerdeur hoorde ik hem lopen in de gang naar de kast waar hij zijn pistool bewaart. Daarna beende hij met grote stappen dreunend naar de voordeur. Ik heb toen een raam van de slaapkamer opengeschoven en heb mij in de tuin laten zakken. Op mijn blote voeten ben ik over het grind van de oprijlaan achter hem aan gerend.’ Ze schudde triest haar hoofd. ‘Ik kwam te laat. Hij zat al in zijn wagen.’
Agatha van Alphen zweeg. Een tijdlang staarde ze wat wezenloos voor zich uit. Kennelijk liet ze de gebeurtenissen in haar gedachten nog eens de revue passeren.
De Cock bekeek haar profiel, de lijn van haar voorhoofd, neus en kin. Ze was niet lelijk, concludeerde hij. Integendeel. Met haar lange blonde haren deed ze hem denken aan de betoverende Annelies Breitenbach. Om de lippen van de oude speurder gleed een glimlach. Wat vrouwen betrof kon hij de smaak van die Adelbert Teijsterling wel waarderen.
‘Ik heb een kleine auto,’ ging Agatha van Alphen opeens verder, ‘een Fiat Ritmo. Hij staat altijd opzij van het huis. Ik ben ingestapt en ben hem achterna gereden. Maar na een paar honderd meter was hij al uit het zicht. Die Mitsubishi Starion is zo snel.’
De Cock wreef zich achter in zijn nek. Het was een gebaar van vermoeidheid.
‘Enig idee waar hij heen is?’
Agatha van Alphen schudde haar hoofd.
‘Nee,’ sprak ze triest, ‘geen flauw idee. Volgens mij wist Adelbert vanavond precies welke afspraak u bedoelde. had hij een verzoek tot zo’n geheime ontmoeting al een paar dagen geleden ontvangen.’
De Cock had moeie voeten. Met zijn broekspijpen tot aan zijn knieën opgerold stak hij zijn behaarde, witbleke benen in een teil dampend water. Parelend bruiszout kriebelde tussen zijn tenen. Voorovergebogen en met een van pijn vertrokken gezicht streek hij met zijn handen langs zijn enkels. Het leek hem toe dat een legioen venijnige duiveltjes met lange scherpe naalden in de bollen van zijn kuiten prikten. De pijn gaf hem een onbehaaglijk gevoel van verslagenheid. Hij wist wat die pijn betekende. Wanneer een onderzoek slecht verliep, wanneer hij het idee had steeds verder van de oplossing weg te drijven, togen venijnige duiveltjes ten aanval en voelde hij zijn voeten. Hij blikte schuins omhoog naar zijn vrouw.
‘Moet er nog warm water bij?’ vroeg ze bezorgd met een zware ketel in haar hand.
De Cock knikte. ‘Voorzichtig.’
In zijn stem klonk angst. Ze schonk vanuit de ketel in de teil.
‘Nog meer?’
De oude rechercheur maakte een afwerend gebaar.
‘Ik hoef niet levend gekookt te worden,’ riep hij knorrig. ‘Ik ben geen kreeft.’
Mevrouw De Cock lachte. Ze kende de stemmingen van haar man en wist dat zijn slechte humeur meer met zijn werk dan met zijn voeten te maken had.
‘Ben je er nog niet uit?’ vroeg ze liefjes.
De Cock schoof zijn benen heen en weer.
‘Waaruit?’ vroeg hij overbodig.
‘Die moorden à la carte.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Vroeger leek het oplossen van een moordzaak op een kruiswoordpuzzel,’ sprak hij mopperend, ‘nu zijn het cryptogrammen.’ Hij trok zijn rechterbeen iets omhoog en liet het water van zijn voet druipen. ‘Vroeger droeg een crimineel een zwarte trui en had een baard van een paar dagen. Nu draagt hij een passende stropdas bij een kostuum van een keurige snit en is cleanshaven.’