Grommend trok hij zijn andere been uit het water en pakte een handdoek.
Mevrouw De Cock hoorde hem hoofdschuddend aan.
‘Maak wat voort, Jurrian,’ spoedde ze hem aan. ‘Je moet naar de Warmoesstraat.’ De Cock snoof. ‘Ik ben avond aan avond op pad. Ze kunnen ’s morgens wel een uurtje op mij wachten.’
Mevrouw De Cock zuchtte omstandig.
‘Vledder heeft al een paar maal gebeld en gevraagd waar je bleef.’
De oude rechercheur keek op.
‘Wat wil dat joch?’
Mevrouw De Cock bukte zich en nam de teil onder zijn voeten weg.
‘Het is geen joch verbeterde ze bestraffend. ‘Hij is je collega. Een hardwerkende jongeman, aan wie jij veel plezier beleeft. Hij was nogal enthousiast vanmorgen en sprak over een belangrijke ontwikkeling.’
De Cock bromde, liet zijn broekspijpen zakken en trok zijn sokken aan.
‘Wat voor een ontwikkeling?’
‘Dat heeft hij niet verteld. Hij zei, dat hij zo snel mogelijk met jou naar Meppel wilde.’
De Cock trok de veter van zijn schoen kapot.
‘Mep-pel?’ Hij sprak het uit alsof het een vies woord was.
Toen De Cock die morgen de grote recherchekamer binnenstapte, trof hij Vledder zoals gewoonlijk achter zijn elektronische schrijfmachine. De rappe vingers van de jonge rechercheur dansten over de toetsen. Toen hij de oude speurder in het oog kreeg, hield hij op en wachtte geduldig tot De Cock achter zijn bureau had plaatsgenomen.
‘Wat ben je laat vanmorgen?’
De Cock leunde in zijn stoel achterover, stak zijn beide benen omhoog en wees.
‘Ik had moeie voeten. Gisteravond al, maar ik was toen te moe en te suf om erover na te denken. Ik ben in bed gerold en sliep direct. Vanmorgen voelde ik het weer. Ik heb toen mijn onwillige onderdanen eerst maar eens in een teil met warm water gezet.’
Vledder blikte bezorgd naar hem op.
‘Hoe is het nu?’ vroeg hij belangstellend.
De Cock kneep even in zijn beide kuiten en liet daarna zijn benen zakken.
‘Het is weg.’
Het gezicht van Vledder klaarde op.
‘Gelukkig. een pak van mijn hart.’
De Cock keek hem met enige achterdocht aan. Maar op het gezicht van de jonge rechercheur was geen spot te lezen.
‘Heb je nog de aandacht gevestigd op die rode Mitsubishi Starion?’
Vledder knikte.
‘Ik kon er natuurlijk geen compleet opsporingsbericht van maken. met een dringend verzoek tot opsporing, aanhouding en voorgeleiding. Zoals de stand van zaken nu is, kunnen we die Adelbert Teijsterling niets ten laste leggen. Rijden in een felrode Mitsubishi Starion is nog steeds geen strafbaar feit.’
De Cock plukte aan zijn onderlip.
‘Ik ben toch benieuwd waar die wagen ergens opduikt. Zie je, diep in mijn hart deel ik de angst van Agatha van Alphen. Het zou mij niets verbazen als het mis ging.’
‘Een nieuwe moord?’
De Cock knikte.
‘Een nieuwe moord,’ herhaalde hij somber.
‘Met Adelbert Teijsterling als slachtoffer?’
De Cock antwoordde niet. Het leek alsof hij de vraag niet had gehoord. Zijn gezicht stond ernstig.
‘En ik weet niet hoe ik het moet voorkomen. Ik ben nu eenmaal geen helderziende. Als ik de plek wist.’ Hij zweeg, maakte zijn zin niet af. Plotseling keek hij peinzend op. ‘Mijn vrouw had het over Meppel.. wat heb jij met Meppel?’
Vledder lachte.
‘Daar gaan wij straks heen.’
‘Naar Meppel?’
Vledder knikte nadrukkelijk.
‘Daar woont de weduwe Donkersloot.’
De Cock schoot met een ruk naar voren.
‘Wat?’
Vledder knikte opnieuw.
‘In het bejaardenhuis Reestoord aan de Zuiderlaan.’
16
Vledder stuurde de nieuwe Golf vanaf de steiger achter het politiebureau de Oudebrugsteeg op en zette de ruitenwissers aan.
Het mooie warme zonnige weer van de laatste dagen was door aangekondigde depressies verjaagd. Amsterdam lag weer onder een grauw wolkendek, waaruit gestaag felle regenbuien plensden. Op het brede trottoir van het Damrak werden vrouwelijke bekoorlijkheden niet langer vrijmoedig in luchtige toiletjes geetaleerd, maar voor het oog onzichtbaar in plastic verpakt. Het gaf een somber straatbeeld. Maar naar het gevoel van De Cock was Amsterdam juist mooi als het regende. Dan glom het asfalt, tintelden de keitjes op de Dam en hadden de eeuwenoude geveltjes de meeste luister.
Hij keek opzij.
‘Heb je nog genoeg benzine?’ vroeg hij bezorgd. ‘Mijn geografische kennis is niet zo groot, maar volgens mij is dat Meppel een eind weg.’
Vledder knikte.
‘Ik heb het nagekeken. Het is ruim honderdvijftig kilometer. Ik heb de tank dan ook tot zijn nek toe laten volgooien.’
De Cock glimlachte fijntjes.
‘Je zult wel blij zijn dat je met onze nieuwe Golf zo’n lange rit mag maken?’ In zijn stem klonk een lichte spot, maar hij wachtte het antwoord niet af. ‘Hoe kom je zo plotseling aan dat adres van de weduwe Donkersloot?’ vroeg hij op een andere toon. ‘Heeft ze zich eindelijk in Rotterdam laten uitschrijven?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Die jongen belde het vanmorgen door.’
‘Welke jongen?’
Vledder lachte.
‘Die zo graag rechercheur wil worden.’
De blik van De Cock verhelderde.
‘Gert-Jan van Brunschoten. van de boekhandel.’
Vledder knikte.
‘Toen hij hier van ons had gehoord dat de weduwe Donkersloot in Rotterdam was verdwenen, besloot hij haar in zijn eentje op te sporen. Hij beschouwde dat als een soort test. of hij voldoende vaardigheden had om later rechercheur te worden. In de omgeving van de Molenlaan heeft hij dagen achtereen, bijna huis aan huis geïnformeerd of iemand wist waar ze naartoe was gegaan. Hij vertelde steeds hetzelfde verhaal, dat hij altijd gewend was om haar op haar verjaardag een presentje te brengen en dat hij die traditie graag wilde voortzetten.’
De Cock lachte.
‘Het is toch een handig joch.’
Vledder knikte.
‘Tot hij een oude dame trof, die kort tevoren een ansichtkaart van mevrouw Donkersloot had ontvangen, een fraaie foto van een groot tehuis, omzoomd door groen. Op die foto was op de tweede etage een raam aangekruist.’
‘En daar stond ook haar adres op?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Alleen haar naam. mevrouw Donkersloot. Maar de ansichtkaart was een afbeelding van het bejaardenhuis Reestoord aan de Zuiderlaan in Meppel.’
De Cock knikte begrijpend.
‘En het kruisje duidt de plek aan waar ze in dat bejaardenhuis woont?’
‘Dat dacht Gert-Jan, ja. En ik geloof dat hij daarin gelijk heeft.’
Een tijdlang reden ze zwijgend door. Het drukke stadsverkeer eiste van Vledder alle aandacht. Pas toen ze de snelweg hadden bereikt, blikte de jonge rechercheur opzij.
‘Je zult mevrouw Donkersloot nu toch een aantal directe vragen moeten stellen.’
De Cock reageerde verbaasd.
‘Hoe bedoel je?’
Vledder antwoordde niet direct. Hij keek de oude rechercheur onderzoekend aan.
‘Je hebt de oude menukaarten van de Poort van Eden met die bekentenissen aan de achterkant toch wel bij je gestoken?’ In zijn stem trilde achterdocht.
De Cock knikte bedaard.
‘Daarvoor heb ik die aktetas meegesleept.’
Vledder gebaarde voor zich uit.
‘Ik wil toch eindelijk wel eens zekerheid of die bekentenissen inderdaad door haar man zijn geschreven en. ik wil haar reactie daarop.’