‘Mijn man was geen crimineel. had geen criminele ziel zoals die anderen. Ze mochten hem niet. In feite werd hij alleen om zijn kennis en financiële vaardigheden geduld.’
‘Afgunst?’
Mevrouw Donkersloot knikte traag.
‘Zo zou men het kunnen noemen.’
De Cock boog zich iets naar haar toe.
‘Hoe reageerde uw man op hun tegenwerking?’
‘Hendrik-Pieter was er een beetje verdrietig onder. Misschien wel veel verdrietiger dan hij uiterlijk liet blijken. Ik geloof ook dat de houding van de andere leden van het syndicaat zijn gezondheid heeft ondermijnd. met die fatale hartaanval als uiteindelijk gevolg.’
‘Gaf hij zijn plannen op?’
Mevrouw Donkersloot schudde heftig haar hoofd.
‘Zeker niet,’ riep ze enthousiast. ‘Hij is daarna nog een paar maal terug geweest naar Zuid-Amerika en heeft daar met eigen geld hulporganisaties in gang gezet. Hij had grootse plannen voor een dorp met eigen werkplaatsen, winkels en scholen.’
De Cock gebaarde voor zich uit.
‘Vreesde hij geen repercussies van de andere leden van het syndicaat?’
Mevrouw Donkersloot glimlachte.
‘Ik denk dat ze niets wisten. dat ze niet op de hoogte waren. dat ze geen enkel vermoeden hadden wat mijn man in ZuidAmerika dreef. Hendrik-Pieter bleef ogenschijnlijk zijn werk voor het syndicaat gewoon voortzetten. Er veranderde voor hen in feite niets.’
‘Maar de haat bleef. ook van de zijde van uw man?’
‘Zeker. Hendrik-Pieter kon hun onderlinge gekrakeel vaak niet uitstaan. Als hij uit Amsterdam terugkwam na zo’n bijeenkomst in de Poort van Eden, dan luchtte hij tegenover mij wel eens zijn hart. “Het zijn schoften!” riep hij dan in woede. “Ik had mij nooit met dat rapalje moeten inlaten.”’
De Cock stak zijn handen naar voren, drukte zijn vingertoppen tegen elkaar.
‘Is bij hem nooit de gedachte gegroeid om zich van die anderen te ontdoen. letterlijk?’
Mevrouw Donkersloot keek hem niet-begrijpend aan.
‘U… eh, u bedoelt… moord?’
De Cock knikte bedaard.
‘Moord,’ herhaalde hij sinister. Hij nam zijn aktetas, plukte daaruit de bekentenis van de moord op Frederik van Ravenstein en reikte haar die met een zorgelijke blik in zijn ogen aan.
‘Leest u eens?’
Mevrouw Donkersloot pakte de menukaart. Vanaf het tafeltje naast haar fauteuil griste zij haar bril, zette die op en las. De Cock keek gespannen toe hoe de vrouw de woorden in haar opnam. Nog voor ze de laatste regels had gelezen, gleed de menukaart uit haar machteloos geworden handen op de vloer. Haar mond met de vele rimpeltjes zakte wijd open. Ze keek nog even naar De Cock. een ontredderde blik van stomme verbijstering. Toen sloot ze haar ogen en gleed bewusteloos opzij.
17
Ze reden in Meppel van Reestoord weg. Vledder staarde strak en nors voor zich uit op de weg. De Cock zat diep onderuitgezakt zonder autogordel om naast hem. De oude rechercheur was bevangen door een vreemd gevoel van onbehagen. Hij was kwaad op zichzelf en wist niet waarom. De haastig gewaarschuwde dokter van het bejaardenoord had de oude mevrouw Donkersloot binnen enkele minuten weer tot bewustzijn gebracht, maar de rechercheurs verboden het verhoor verder voort te zetten. De arts achtte dat, gezien de labiele gezondheidstoestand van de vrouw, niet verantwoord.
Maar De Cock had nog tal van vragen: over de valse aangifte van diefstal van de boekenverzameling van haar man, haar vreemde houding ten opzichte van haar neef, of ze van plan was geweest om met haar man mee te gaan naar Zuid-Amerika, wat ze in feite wist van de moord op Frederik van Ravenstein?
De grijze speurder vroeg zich bezorgd af of hij die namiddag het moment, waarop hij mevrouw Donkersloot de bekentenis liet zien, wel goed had gekozen, en of het wellicht beter was geweest die bekentenis voorlopig in het geheel niet ter sprake te brengen. Al bij het eerste bezoek aan de vrouw in Rotterdam had hij bij zichzelf gevoelsmatig weerstanden bemerkt tegen het tonen van die bekentenis en een reactie van haar zoals nu min of meer verwacht.
Vledder keek hem van terzijde aan.
‘Wat nu?’ In zijn stem klonk wanhoop.
De Cock drukte zich iets omhoog.
‘We zullen op z’n minst een paar dagen moeten wachten voor wij ons opnieuw in Meppel kunnen vertonen. En zoveel tijd hebben we niet. Ik vrees dat de ontwikkelingen in deze zaak daarvoor te snel gaan.’ Hij keek even opzij, met een grijns op zijn gezicht. ‘In ieder geval heb je je zin. Je hebt antwoord gekregen op de vraag die je bezighield.’
Vledder reageerde verward.
‘Ik begrijp je niet.’
De Cock schonk hem een moede glimlach.
‘Je wilde eindelijk wel eens zekerheid of die bekentenissen op de menukaarten inderdaad door Hendrik-Pieter Donkersloot waren geschreven. Ik dacht dat de reactie van mevrouw Donkersloot op die vraag een voldoende antwoord was.’
Vledder knikte traag.
‘Het brengt ons alleen niet veel verder.’ Zijn gezicht versomberde. ‘Waarom moest dat mens juist nu in katzwijm vallen?’ Hij schudde zuchtend zijn hoofd. ‘We hadden haar zelf moeten bijbrengen en die dokter buiten de deur moeten houden.’
De Cock keek hem bestraffend aan.
‘Ik voel er niets voor om de gezondheid van een oud mens op het spel te zetten. voor wat dan ook. Ik vind haar reactie heel begrijpelijk. Als je plotseling ervaart dat je gestorven man niet alleen een financier was van de handel in drugs, maar ook nog een moordenaar. ’ Hij maakte zijn zin niet af.
‘Zou ze dat niet hebben geweten?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Dat geloof ik niet. In ieder geval wist ze niets van die door haar man geschreven bekentenissen af. Vanaf het prille begin, toen Gert-Jan met die eerste bekentenis bij ons kwam, ben ik van die stelling uitgegaan. En dat om de simpele reden, dat mevrouw Donkersloot ze anders nooit gelijk met de boekenverzameling van haar man in Rotterdam aan Van Brunschoten verkocht. met de grote kans dat de bekentenissen in verkeerde handen terechtkwamen.’
Vledder trok zijn schouders op.
‘Dat kan toeval zijn geweest. misschien wist zij wel van die bekentenissen af, maar kende ze niet de plek waar haar man die had verborgen.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Als mevrouw Donkersloot van die bekentenissen op de hoogte was geweest, dan had ze na de dood van haar man net zolang naar die bekentenissen gezocht, tot ze die had gevonden. En ze daarna vernietigd. Dat ligt toch voor de hand?’
Vledder knikte vaag.
‘Toch heb ik het gevoel dat mevrouw Donkersloot van alles volkomen op de hoogte is, dat ze precies weet wat er is gebeurd… dat ze ook het geheim van die vreemde bekentenissen kent.’
De Cock reageerde wrevelig.
‘Als je ervan uitgaat dat mevrouw Donkersloot het bestaan van die bekentenissen kende, dan wist ze ook dat haar man het plan had opgevat om op een dag Arnold van Beuningen in Amsterdam aan het uiteinde van steiger zevenentwintig neer te schieten.’ Hij zweeg even voor het effect. ‘Dan heb ik voor jou een vraag. Voor Hendrik-Pieter Donkersloot zijn voornemen in daden kon omzetten stierf hij aan een hartaanval. Wie voelde zich toen geroepen om de moord op Arnold van Beuningen alsnog volgens plan ten uitvoer te brengen?’
Ze reden Amsterdam binnen. Het verkeer was intens en het regende er nog steeds.
Vledder gebaarde naar de dikke vette druppels op de voorruit.
‘De hele weg is het droog,’ bromde hij, ‘en zo gauw rijd je die gore stad binnen of het plenst.’ Hij wees omhoog. ‘Zou Amsterdam er hierboven niet zo goed voorstaan?’ Hij snoof verachtelijk. ‘Het zou mij waarachtig niets verbazen.’
De Cock reageerde niet. Het raderwerk van zijn denken zat in de hoogste versnelling. Hij voelde dat de zaak onontkoombaar naar een dramatisch einde voerde. dat een explosie van geweld niet lang meer op zich zou laten wachten. Het verlammende was dat hij er niets tegen kon doen. dat hem de middelen ontbraken om dat komende geweld te keren.