Выбрать главу

Vledder parkeerde de Golf op de steiger en stapte uit. De Cock pakte zijn aktetas met de bekentenissen. Gezien de lange autorit volgde hij Vledder opmerkelijk kwiek. Hij keek om zich heen. Het seksbedrijf kwam langzaam op gang. Een stoet behoeftigen trok schuifelend door de Lange Niezel naar de Wallen. Het werd schemerdonker. De straatverlichting floepte aan. Toen ze in de Warmoesstraat de hal van het politiebureau binnenstapten, riep

Jan Kusters hen naar de balie. De wachtcommandant wuifde in de richting van De Cock.

‘Er zit alweer zo’n bloedmooie meid boven op je te wachten.’ Hij schudde lachend zijn hoofd. ‘Wat zien die kinderen in jou?’

‘Hoe heet ze?’

Jan Kusters raadpleegde een notitie.

‘Annelies Breitenbach.’

De Cock grinnikte.

‘Zo’n kind zal je bij je op schoot hebben.’

De oude rechercheur stapte van de balie weg en liep met twee treden tegelijk de trap op naar de tweede etage.

Op de bank bij de deur naar de grote recherchekamer zat de knappe Annelies Breitenbach. Ze droeg dezelfde purperrode lakjas als tijdens haar vorige bezoek. Toen ze De Cock in het oog kreeg, stond ze op, streek een blonde lok uit haar gezicht en liep op de grijze speurder toe.

Onderwijl blikte ze op haar horloge.

‘Ik zit hier al bijna een uur.’ Het klonk bars, als een beschuldiging. ‘En elke minuut is kostbaar. Ik moet met u spreken.’

De Cock keek haar onderzoekend aan. Annelies Breitenbach, zo vond hij, zag bleek en haar make-up was slecht verzorgd. Rond haar ogen was de mascara verveegd en op haar tanden was een spoor van lipstick. Ook haar lange blonde haren hadden minder glans. Hij liep voor haar uit naar de grote recherchekamer en liet haar op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen.

De Cock schoof een lade open en borg daarin zijn aktetas met de bekentenissen. Daarna, met zijn regenjas nog aan en zijn oude hoedje nonchalant achter op zijn hoofd, ging hij zitten en zwaaide uitnodigend in haar richting.

‘Steek van wal.’

Annelies Breitenbach kneep haar lippen opeen.

‘Teijsterling,’ siste ze.

De Cock spreidde zijn beide handen.

‘Wat is er met Teijsterling?’

‘Hij bazuint overal rond dat ik de oude Friedrich von Ravenstein om zeep heb geholpen en dat ik ook verantwoordelijk ben voor de moord op fatman Arnold van Beuningen.’

De Cock keek haar strak aan.

‘En dat is niet zo?’

Annelies Breitenbach reageerde heftig:

‘Natuurlijk is dat niet zo. Ik heb met die beide moorden niets. maar dan ook niets te maken. Het is laster. pure laster. Nu die Teijsterling zijn zin niet krijgt, probeert hij wraak te nemen. strooit hij praatjes rond. Het is een vent van niks. een plebejer. Pieter is woedend.’

De Cock wreef met zijn pink over de rug van zijn neus. Door zijn gespreide vingers keek hij haar aan.

‘Pieter Valenkamp?’

‘Ja.’

‘Jouw geliefde?’

Annelies Breitenbach knikte.

‘Al een paar jaar.’

‘Ook toen Friedrich nog leefde?’

Annelies Breitenbach liet haar hoofd zakken.

‘Friedrich von Ravenstein was een lieve oude man, van wie ik hield. echt. Een man, die mij graag liefkoosde. streelde.’ Ze trok haar schouders iets op en gebaarde verontschuldigend. ‘Maar daar bleef het bij.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Dat was voor jou te weinig.’

‘Op den duur wel.’

‘Kende Adelbert Teijsterling de parallelverhouding, die jij met beide mannen had?’

Annelies Breitenbach deed haar ogen even dicht.

‘Ja,’ verzuchtte ze, ‘die kende hij. Teijsterling heeft dikwijls op die parallelverhouding gezinspeeld. Hij zei dat ik in feite geen reden had om hem als minnaar af te wijzen, dat voor mij een man meer of minder toch niet telde.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Niet bepaald elegant,’ grinnikte hij. ‘Weet Pieter Valenkamp op welke wijze Adelbert Teijsterling u steeds benadert?’

Annelies Breitenbach borg haar gezicht in haar beide handen.

‘Pieter maakt hem dood,’ snikte ze. Haar lichaam trilde. ‘Hij heeft mijn pistool bemachtigd en is van plan om Teijsterling neer te knallen.’ Ze nam haar handen voor haar gezicht weg.

Met tranen in haar ogen keek ze De Cock smekend aan.

‘En hij doet. hij doet. ben ik eindelijk dat hele zootje uit de Poort van Eden kwijt.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Zei hij dat?’

Annelies Breitenbach zuchtte diep.

‘U moet met hem praten. u moet hem tegenhouden. Ik wil hem niet ook kwijt. zoals Friedrich. Pieter Valenkamp is geen partij voor Teijsterling. Die vent loopt ook altijd gewapend rond.’

De Cock plukte nadenkend aan zijn onderlip.

‘Dat pistool, dat Pieter Valenkamp heeft bemachtigd. is dat jouw FN 9 mm?’

‘Ja.’

‘Waar is die oude Sauer 7.6 mm van jouw Friedrich von Ravenstein gebleven?’

Annelies Breitenbach keek verrast naar hem op.

‘Die had Friedrich bij zich. altijd.’

De Cock keek haar schuins aan.

‘Ook op de avond dat hij werd vermoord?’

Annelies Breitenbach knikte nadrukkelijk.

‘Ook,’ herhaalde zij, ‘op de avond dat hij werd vermoord.’

Toen Annelies Breitenbach was vertrokken, keek Vledder De Cock vragend aan.

‘Wat gaan we doen? We kunnen moeilijk wachten tot Pieter Valenkamp die Adelbert Teijsterling afslacht. of omgekeerd. Nu we van Annelies Breitenbach weten dat er iets broeit, zullen we moeten optreden. Er blijft ons geen andere keus.’

De oude rechercheur reageerde niet direct. Even leek hij besluiteloos. Onbeweeglijk staarde hij voor zich uit. Toen nam hij zijn oude hoedje van zijn hoofd en smeet het naar een leeg bureau.

‘Probeer of je Fred Prins en Appie Keizer te pakken kunt krijgen.’

Vledder maakte een hulpeloos gebaar.

‘Die twee zullen wel thuis zijn.’

De Cock wuifde geagiteerd.

‘Dan bel je ze thuis. Ze moeten onmiddellijk komen opdraven. Ik wil dat ze naar de Poort van Eden gaan om die Pieter Valenkamp te bewegen om dat pistool aan hen af te geven. desnoods arresteren ze hem wegens verboden wapenbezit.’

Vledder keek hem verbaasd aan.

‘Waarom gaan we zelf niet? Het duurt toch minstens een halfuur voordat Appie Keizer en Fred Prins aan de Warmoesstraat zijn.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Wij blijven hier,’ sprak hij kort.

De oude rechercheur stond op en begon in lange slenterpassen door de grote recherchekamer te stappen. In de lome gang van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen. Hij hoorde hoe Vledder de telefoon pakte en zijn verzoek aan Fred Prins en Appie Keizer doorgaf. De Cock had in het verleden al dikwijls een beroep op die twee jonge collega’s van hem gedaan. Hij wist dat hij in spoedeisende gevallen altijd op hen kon rekenen.

Vledder trok zijn elektronische schrijfmachine naar zich toe en draaide er een proces-verbaal in. Plotseling bleef De Cock staan. De telefoon op zijn bureau rinkelde. Het was het moment waarop hij al de hele avond had gewacht.

Hij zag hoe Vledder de hoorn opnam en luisterde. Het duurde slechts enkele seconden. Toen legde de jonge rechercheur de hoorn op het toestel terug.

Hun blikken kruisten.

‘Wie was het?’

‘Agenten van de surveillancedienst.’

‘En?’

‘Ze hebben zojuist de rode Mitsubishi Starion gesignaleerd.’

‘Waar?’

‘In het westelijk Havengebied.’

De Cock keek hem gespannen aan.

‘Hebben ze hem tot stoppen gedwongen?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ze konden hem niet inhalen. In de buurt van de Noordzeeweg zijn ze hem kwijtgeraakt.’