‘Nu niet?’
‘Minder.’
Er viel een diepe stilte. Ook Appie Keizer en Fred Prins zwegen. Het was alsof de geest van Evert-Hendrik Waterman plotseling even in hun midden was. Duidelijk. Indringend. Manifest.
Het was mevrouw De Cock, die de stilte verbrak.
‘Gaan jullie toch zitten,’ riep ze wat geprikkeld. ‘Het is geen staande receptie.’
Ze namen plaats en De Cock pakte de fles fijne cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield. Hij vulde ruim de bodem van de diepbolle, voorverwarmde glazen en reikte die zijn vrienden aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog.
‘Op het einde van het syndicaat.’
Fred Prins nam de toast niet over.
‘Welk syndicaat?’ vroeg hij.
De Cock glimlachte.
‘Het syndicaat dat huisde in hotel-restaurant de Poort van Eden, waar jullie gisteravond waren. Jij en Appie Keizer kennen de voorgeschiedenis niet. Maar er was eens. bepaald geen sprookje. een syndicaat dat zich bezig hield met de financiering van de handel in drugs. De vier heren van het syndicaat kwamen regelmatig in Amsterdam in dat hotel-restaurant bijeen. De leiding was in handen van ene Frederik van Ravenstein, een man van Duitse afkomst, en het financieel beheer werd gevoerd door een erkend expert op dat gebied, Hendrik-Pieter Donkersloot, van oorsprong een Rotterdamse volksjongen.’
De Cock bracht zijn glas weer omhoog.
‘Ik toast ook op hem. ik heb hem nooit gekend. nooit ontmoet. maar zijn weduwe hield voor zijn leven. voor zijn bizar gedrag zo’n schitterend pleidooi, dat er iets van haar liefde. haar bewondering voor hem op mij overvonkte.’
De Cock nam een slok van zijn cognac en zette het glas naast zich op een tafeltje.
‘Hendrik-Pieter Donkersloot had een passie voor het verdienen van geld. Het kon hem weinig schelen op welke wijze hij rijkdommen verzamelde. desnoods met de handel in drugs. Voor drugsgebruikers. voor verslaafden. had hij geen enkel erbarmen. Het was volgens zijn zienswijze. hun eigen vrije keuze. hun eigen verantwoordelijkheid. Men behoeft het met die zienswijze uiteraard niet eens te zijn. maar ook dat is een keuze. Twee jaar geleden werd hij door het syndicaat naar ZuidAmerika gestuurd om nieuwe contacten te leggen. Tijdens zijn bezoek aan dat werelddeel zag hij de enorme verschillen tussen de rijkdom van de drugsbaronnen en de armoede en ellende van de bevolking. Het oude hart van de volksjongen kwam er door in beroering en hij besloot iets aan die armoede en ellende van de mensen te doen. Hij stichtte scholen, winkels en werkplaatsen en spendeerde daaraan vrijwel zijn gehele privévermogen.
Om niet in moeilijkheden te geraken, hield hij zijn welzijnsactiviteiten voor de andere leden van het syndicaat verborgen. Zelfs toen hij zich wilde terugtrekken om zich volledig op zijn activiteiten in Zuid-Amerika te concentreren, gaf hij daarvoor geen reden op. Maar de andere leden van het genootschap stonden niet toe dat hij uit het syndicaat verdween. Zij konden zijn financiële adviezen niet missen en Donkersloot zette zijn werkzaamheden voor het syndicaat gewoon door.’
De Cock stak gebarend zijn wijsvinger omhoog.
‘Donkersloot had een neef. Evert-Hendrik Waterman. die hij min of meer als zijn zoon beschouwde. Die neef was onderwijzer in Rotterdam, maar was daarnaast begaan met het lot van de thuis-en daklozen in zijn stad. Hij was lid van een commissie, die de belangen voor die vaak vergeten volksgroep behartigde. Op een dag, nu ruim een jaar geleden, kon de commissie min of meer bij toeval beslag leggen op een kapitaal pand, dat als opvangcentrum voor thuis-en daklozen zou kunnen dienen.
Er waren wel wat fondsen, maar men kwam ruim een ton. honderdduizend gulden. tekort. Neef Waterman dacht daar wel een oplossing voor te weten. Hij toog naar zijn rijke oom en vroeg hem of hij die ton wilde opbrengen. Donkersloot zei dat het hem speet, maar dat hij geen geld meer had en repte toen voor het eerst van zijn activiteiten in Zuid-Amerika. Hij raadde zijn neef aan om contact op te nemen met Frederik van Ravenstein, een man die ook veel geld aan de drugshandel verdiende en best in staat zou zijn om die ton voor een goed doel te besteden.’
De Cock schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Neef Waterman legdehet verkeerd aan. Toen Van Ravenstein weigerde hem het geld te geven, zinspeelde neef Waterman op de schatten die Van Ravenstein met zijn handel in drugs had verdiend. Dat was een dure fout. Van Ravenstein voelde zich bedreigd en kreeg vermoedelijk het idee dat Waterman hem wilde chanteren. Van Ravenstein was een sluwe man, gehard in de misdaad. Hij zei dat hij van gedachten was veranderd en dat hij bereid was om het geld op een stille plek, zonder getuigen, aan Waterman te overhandigen en maakte met hem een afspraak in Amsterdam op de Westermarkt achter de Westertoren. Niets vermoedend ging Waterman naar de ontmoetingsplek. Toen hij oog in oog met Van Ravenstein stond, trok die plotseling een pistool en zei dat hij op chantage maar één antwoord kende: de dood van de chanteur. Waterman raakte in paniek. Hij greep naar het pistool. Er volgde een worsteling, waarin Waterman kans zag om Van Ravenstein het pistool af te nemen. Van Ravenstein was daar niet door geschokt. Hij zei dat Waterman toch spoedig zijn dood tegemoet kon zien. er waren huurmoordenaars genoeg.
Toen schoot Evert-Hendrik Waterman. Driemaal haalde hij de trekker van de oude Sauer 7.6 mm over. Frederik van Ravenstein stierf ter plekke door kogels uit zijn eigen pistool. Evert-Hendrik Waterman sleepte het lijk moeizaam naar de Prinsengracht en liet het daar in het water zakken.’
De Cock zweeg even en nam nog een slok van zijn cognac.
‘Dat was de prelude. de opening van hetgeen later gebeurde.’
Vledder boog zich naar voren.
‘Dus Evert-Hendrik Waterman vermoordde Frederik van Ravenstein. Waarom schreef Donkersloot dan een bekentenis, waarin hij zichzelf als de moordenaar presenteerde?’ De Cock zette zijn glas weer neer.
‘Dat zal ik je vertellen. Neef Waterman stapte naar zijn oom en biechtte hem de moord op Van Ravenstein op. Toen ging de oude Donkersloot denken en kwam met een plan. een plan dat neef Waterman zijn ton zou opleveren en voor hemzelf genoeg geld om zijn activiteiten in Zuid-Amerika voort te zetten en mogelijk uit te breiden. Hij spiegelde de leden van het syndicaat een geweldige winstgevende transactie voor. een grootse transactie, waarmee miljoenen te verdienen zouden zijn. en hij adviseerde hen om daarvoor al de financiële middelen waarover zij konden beschikken, aan hem ter hand te stellen. Ik zei aclass="underline" Hendrik-Pieter Donkersloot stond bekend als een financieel genie en genoot alle vertrouwen. Zonder bedenkingen werden er enorme bedragen op zijn rekening gestort. Donkersloot gaf neef Waterman zijn ton en sluisde de rest van het geld door naar zijn hulpacties in Zuid-Amerika. Donkersloot begreep dat zijn bedrog eens zou uitkomen en dat hem dan slechts een ding wachtte: een kille liquidatie. Daarom had hij in zijn plan een paar veiligheden ingebouwd. Om een liquidatie in de toekomst te voorkomen besloot hij, dat de nog overgebleven leden van het syndicaat — Arnold van Beuningen en Adelbert Teijsterling — na de overdracht van hun vermogen, moesten sterven voordat zijn bedrog werd ontdekt. En als uitvoerder koos hij zijn neef Evert-Hendrik Waterman.
In ruil voor de beide moorden beloofde hij zijn neef nog meer geld voor de thuis-en daklozen en. bekentenissen. een bekentenis voor de moord op Frederik van Ravenstein, die neef al begaan had, en bekentenissen voor de moorden die de neef nog moest plegen.
Donkersloot zou zelf, na een kleine ingreep van een plastisch chirurg, met een nieuwe identiteit voorgoed naar Zuid-Amerika vertrekken en mocht neef Waterman door de moorden in moeilijkheden komen, dan kon hij de bekentenissen van zijn oom tonen om zijn eigen onschuld te bewijzen.’