Выбрать главу

‘Was de collectie erg waardevol?’

‘Voor mij wel.’

‘In welk opzicht?’

‘Als herinnering aan mijn oom. Oom Hendrik was in mijn ogen een bijzonder lieve man, die veel aandacht aan mij besteedde. als kind al. Het echtpaar had zelf geen kinderen. En vooral mijn oom beschouwde mij min of meer als zijn eigen zoon. Ik was dan ook erg verdrietig toen ik van mijn tante te horen kreeg dat de collectie was gestolen.’

De Cock staarde enige tijd peinzend voor zich uit. In zijn herinnering doemde het beeld op van een oud huis in Rotterdam. het beeld van een lange, magere oude vrouw met strak getrokken zilvergrijs haar. In een effen zwarte japon, rustig zittend tegenover hem, in een leren fauteuil op een kale doffe parketvloer. Hij wist met dat beeld niet goed raad. Het had geen diepte. Het was alsof er een dimensie aan ontbrak. of hij het nooit wezenlijk in zich had opgenomen. Langzaam zakte het beeld weg. terug naar de stoffige rommelzolder van zijn herinnering.

Hij keek opzij naar de jongeman op de stoel naast zijn bureau. Ineens schoot door zijn hoofd een wilde gedachte. Het trof hem als een bliksemslag. Met zijn scherpe blik hield hij de gelaatstrekken van de jongeman gevangen. Gespannen lette hij op iedere reactie. op elke trilling van de huid.

‘Evert-Hendrik Waterman,’ vroeg hij strak, ‘houd je van geschiedenis?’

Vledder keek De Cock grijnzend aan.

‘Ik zei je toch al dat je vanmiddag niet erg op dreef was. Die oude tante in Rotterdam heeft je aardig in de maling genomen.’

De oude rechercheur keek naar hem op.

‘Heeft ze inderdaad aangifte gedaan van diefstal van de boekencollectie?’

Vledder knikte.

‘Ik heb net even geïnformeerd. Volgens de recherche in Rotterdam was haar verhaal over de diefstal erg aannemelijk. Het gebeurde daar vaak, dat mensen bij terugkomst van een begrafenis of crematie bemerkten dat er bij hen was ingebroken.’

De Cock wreef over zijn kin.

‘Een uiterst sluwe intelligente vrouw. die weduwe Donkersloot. Ik begin langzamerhand ook te twijfelen aan haar verhaal over het bejaardenhuis, waarin ze zou worden opgenomen.’

Vledder boog zich iets naar hem toe.

‘Je bedoelt,’ riep hij verrast, ‘dat het een leugen is. dat ze helemaal niet van plan is om naar een bejaardenhuis te verhuizen?’

De Cock keek hem instemmend aan.

‘Het verhaal van het bejaardenhuis kan best een aardige dekmantel zijn.’

‘Voor wat?’

‘Een aanvaardbaar motief om je van alles te kunnen ontdoen.’

Vledder grinnikte.

‘De uitgebreide boekencollectie van je overleden man. compleet met daarin een volledige bekentenis van een gepleegde moord.’

De Cock knikte.

‘Bijvoorbeeld. Het is ook een heel geschikt voorwendsel om probleem-en geruisloos uit een bepaalde omgeving te verdwijnen.’ Hij zweeg even en dacht na. ‘Heb je de recherche in Rotterdam gezegd, dat haar aangifte vals was?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Dat leek mij in verband met die gevonden bekentenis niet zo verstandig.’

De Cock knipoogde.

‘Heel goed,’ sprak hij prijzend. ‘Het is beter dat men haar in Rotterdam over die valse aangifte voorlopig niet benadert. Dat zou ons onderzoek wel eens kunnen doorkruisen.’ Hij trok een pijnlijk gezicht. ‘Toch begrijp ik er, eerlijk gezegd, nog geen steek van. Waarom. waarom die aangifte?’

Vledder maakte een schouderbeweging.

‘Misschien was die boekencollectie wel van grote waarde en hoog verzekerd.’

‘Je bedoelt dat mevrouw Donkersloot het plan had om een verzekeringsmaatschappij op te lichten?’

‘Dat kan toch?’

De Cock keek bedenkelijk.

‘We zullen het uiteraard moeten natrekken,’ reageerde hij traag, ‘maar dat motief voor het doen van die valse aangifte spreekt mij niet zo aan. Ik geloof ook niet dat die boekencollectie zo waardevol was. Dat blijkt noch uit de uitlatingen van Gert-Jan van Brunschoten, noch uit hetgeen Evert-Hendrik Waterman van de collectie zegt. Ze was zeker wel omvangrijk en kan voor Evert-Hendrik Waterman van sentimentele waarde zijn geweest. Meer zie ik niet. Ik bedoel, ze was niet kunstzinnig of antiquarisch.’

Vledder reageerde wrevelig.

‘Er moet voor het doen van die valse aangifte toch een motief zijn? Mevrouw Donkersloot moet daar iets bij hebben gedacht.’

Om zich goed te kunnen concentreren kneep De Cock zijn beide ogen half dicht. Moeizaam trachtte hij zich in de denkwereld van de oude vrouw te verplaatsen. haar situatie te vatten.

‘De vraag is,’ sprak hij rustig formulerend, ‘of mevrouw Donkersloot wist, dat haar neef Evert-Hendrik Waterman na de dood van haar man de gehele boekencollectie zou erven?’

Vledder knikte vaag.

‘Ik neem aan van wel. Volgens mij wist ze dat. Absoluut. Men mag toch aannemen, dat echtelieden over dergelijke dingen met elkaar praten.’

De Cock gebaarde in zijn richting.

‘Dan wist ze ook dat de boekencollectie op het moment van het doen van de valse aangifte in feite niet meer in haar bezit was, maar in eigendom was overgegaan naar haar neef Evert-Hendrik Waterman.’

‘Wat zegt dat?’

De Cock staarde peinzend voor zich uit.

‘Veel.. volgens mij heel veel.’

Vledder klapte ritmisch met zijn vlakke hand op het blad van zijn bureau.

‘Maar wat?’ riep hij ongeduldig.

De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.

‘Hoewel ze wist dat de boekencollectie na de dood van haar man aan neef Evert-Hendrik Waterman toekwam, liet ze die door boekhandelaar Van Brunschoten uit haar woning weghalen. Aan haar neef vertelde ze dat de collectie op de dag van de begrafenis van haar man uit haar woning was gestolen. en om die diefstal voor die neef geloofwaardig te maken, deed ze bij de recherche in Rotterdam een valse aangifte.’ Hij zweeg even en ademde diep. ‘Dat alles betekent volgens mij maar een ding: mevrouw Donkersloot wilde per se voorkomen dat de boekencollectie van haar man in handen van haar neef kwam.’

Vledder keek hem verbaasd aan.

‘Waarom?’

De Cock grijnsde.

‘Dat, Dick Vledder, lijkt mij een intelligente vraag.’

5

Ze liepen de wachtcommandant groetend aan de balie voorbijen stapten het bureau uit. De Cock keek omhoog. Uit een lucht, die zo donker was als een grauwe moltondeken, zakte gestaag een fijne miezerige motregen. De druppels kleefden aan zijn gezicht.

De oude rechercheur bromde een verwensing. Moe en nog vol van gedachten over een vreemde bekentenis in een oud geschiedenisboek, was hij de avond tevoren pas laat in slaap gesukkeld. Maar midden in de nacht was hij plotseling weer woelend wakker geworden na een angstige droom, waarin een moordende oude dame hem honend en schaterlachend na wees.

De Cock keek nog eens naar de lucht. Het weer, zo vond hij, kon zijn humeur niet verbeteren. Hij schoof zijn hoedje iets naar voren en trok de kraag van zijn regenjas omhoog. Vanuit de Warmoesstraat slenterden ze rechtsaf de Oudebrugsteeg in, staken met doodsverachting de rijbaan van het Damrak over en sjokten in een stroom van in plastic verpakte vakantiegangers over het brede trottoir naar de Dam.

Vledder blikte opzij.

‘Weet je waar de Poort van Eden is gevestigd?’

De Cock knikte.

‘Op de Keizersgracht, niet ver van de Hartenstraat. Ik ben er wel eens geweest. lang geleden. In verband met een zelfmoord. Toen was de oude heer Boerstange nog directeur. Een man die de politie een warm hart toedroeg.’

Vledder grijnsde.

‘Dan is hij zeker gestorven.’

De Cock reageerde niet.

‘Nu is er een nieuwe directie,’ ging hij onverstoord verder. ‘Volgens de mensen van onze hotelcontrole is het interieur de laatste jaren ingrijpend veranderd. vernieuwd. gemoderniseerd. Ook het klantenbestand heeft een opmerkelijke verandering ondergaan. Vroeger logeerden er over het algemeen eenvoudige mensen met een smalle beurs. vertegenwoordigers, kleine zakenlieden. Nu herbergt men er louter managers, directeuren, captains of industry.’