Выбрать главу

steeg naar de Binnen Bantammerstraat. Felle regen spatte vanaf het asfalt omhoog. De Cock trok de kraag van zijn regenjas tot hoog in zijn nek en schoof zijn oude hoedje ver naar voren. De gedachte aan de wachtende chocolademelk verdween.

De smalle straten in de oude binnenstad waren bijna geheel verlaten.

Het gure, regenachtige weer had de seksbusiness verlamd. Slechts een enkele genotzoeker vond zijn weg naar de Wallen met verveelde, luierende hoertjes, schaars gekleed in etalages vol barmhartig rood licht.

Toen ze vanuit de Binnen Bantammerstraat de Oude Waal op liepen, joeg een harde wind de regen striemend in hun gezicht. De Cock greep beschermend naar zijn hoedje.

Vledder, naast hem, bromde een verwensing en maande De Cock tot een hoger tempo. De grijze speurder keek even verstoord op en volhardde tot ongenoegen van de jonge rechercheur in zijn trage, slome slenterpas.

Op de Kalkmarkt, in het licht vanuit haar open huisdeur, stond mevrouw De Leeuw. Ze droeg nog haar bruine bolvormige hoed en beige regenjas. Toen ze de rechercheurs in het vizier kreeg, slofte ze naar de walkant en bleef staan bij een met een blauwe deken bedekt lichaam.

De Cock en Vledder slenterden naderbij.

Mevrouw De Leeuw keek de oude rechercheur uiterlijk onbewogen aan.

'Ik heb hem maar toegedekt,' sprak ze bezorgd. 'Hij werd zo nat.'

De Cock knikte begrijpend. Hij trok de pijpen van zijn pantalon iets op en hurkte bij de dode neer. Langzaam vouwde hij de blauwe deken iets terug. In de nek van de dode, enkele centimeters onder zijn kalende kruin, was duidelijk een schotwond zichtbaar. De Cock pakte zijn zaklantaarn en liet het licht langs de wond glijden. Aan de wondranden ontdekte hij resten van kruitslijm. De oude rechercheur vroeg zich af of de kogel het hoofd aan de voorzijde weer had verlaten, maar onderzocht dat niet.

Hij keek naar de armen van de dode, die, eindigend in geklauwde handen, bijna gestrekt langs het hoofd lagen. Het beeld was hem vertrouwd. Het was niet de eerste keer dat hij met een slachtoffer van een nekschot werd geconfronteerd. Het wekte zijn ergernis. Deze vernederende vorm van liquidatie was hem een gruwel.

Met het licht van zijn zaklantaarn als strijklicht zocht hij in de directe omgeving van de dode naar een huls. Die was er niet.

De Cock vouwde de blauwe deken weer over het achterhoofd van de dode en kwam zwaar ademend omhoog. Zijn knieën kraakten. Hij ging naast mevrouw De Leeuw staan en gebaarde voor zich uit.

'Zijn angst was gegrond,' sprak hij somber.

Mevrouw De Leeuw beet op haar onderlip.

'Dat wist ik,' verzuchtte ze. 'Ik heb daar nooit een moment aan getwijfeld. Ik had hem vanavond ook niet alleen moeten laten. De moordenaar moet hebben gezien dat ik het huis verliet. Het was voor hem het moment dat hij kon toeslaan.'

De Cock wees opnieuw naar de dode.

'U vond hem direct?'

Mevrouw De Leeuw schudde haar hoofd.

'Toen ik na mijn bezoek aan uw bureau op de Kalkmarkt terugkwam, stond de deur van ons huis net zo open als nu. Ik besefte onmiddellijk dat er iets moest zijn gebeurd. In zijn werkkamer brandde licht, maar daar was hij niet. Toen ik hem thuis niet kon vinden, ben ik naar buiten gegaan. Het regende op dat moment niet. Het licht van een haast volle maan streek over de Kalkmarkt. Het was maar even. Misschien enkele seconden. Toen was het maanlicht weer weg… verdwenen achter een donkere wolk.'

Mevrouw De Leeuw knikte voor zich uit. 'Die enkele seconden waren voldoende.'

'U zag hem liggen?' vroeg De Cock overbodig.

Mevrouw De Leeuw knikte traag.

'Tot mijn eigen verbazing raakte ik niet in paniek. Een verdovend, kalmerend gevoel van berusting kwam over mij. Ik wist dat er niets meer te redden viel. Ik ben heel langzaam naar hem toe gelopen en heb mijn hand tegen zijn wang gehouden. Die voelde nog warm aan. Ik herinner mij, dat ik even zijn naam heb gepreveld… Adriaan… Adriaan… alsof hij mij nog horen kon. Het begon toen weer te regenen. Ik heb een deken uit huis gehaald en hem toegedekt. Daarna heb ik u gebeld.'

De Cock wreef met zijn vlakke hand de regendruppels van zijn gezicht.

'Bezat uw man een vuurwapen?'

'Nee. Adriaan gruwde van geweld.'

'Hebt u thuis sporen van een worsteling waargenomen?'

Mevrouw De Leeuw schudde haar hoofd.

'De moordenaar,' sprak ze zacht, 'moet mijn man hebben gedwongen om mee naar buiten te gaan. Daar heeft hij hem neergeschoten.'

'Verwachtte uw man bezoek?'

Mevrouw De Leeuw trok haar schouders iets op.

'Niet dat ik weet. Ik bedoel, hij heeft mij niet gezegd dat hij bezoek verwachtte.'

'Wist uw man dat u het plan had opgevat om mij in te schakelen?'

Mevrouw De Leeuw liet haar hoofd iets zakken.

'Ik heb Adriaan gezegd dat ik even op bezoek ging bij een vriendin van mij. Die woont hier vlakbij, aan de Binnenkant.'

'Een leugen?'

Mevrouw De Leeuw knikte.

'Ik had geen keus. Als ik Adriaan had verteld dat ik u van zijn angsten wilde vertellen, dan had hij mij dat beslist verboden.'

De Cock reageerde niet. Hij zag de wagen van de fotograaf naderen en gaf Vledder een wenk. Vertrouwelijk legde hij zijn rechterhand op de schouder van mevrouw De Leeuw.

'Mijn collega gaat met u mee naar huis. Ik kom straks nog even met u praten.'

Bram van Wielingen parkeerde zijn auto aan de rand van het trottoir. De fotograaf stapte uit en pakte zijn aluminium koffertje met attributen van de achterbank. Hoofdschuddend slofte hij op De Cock toe.

'Waarom kom jij altijd met werk als ik op het punt sta om naar huis te gaan?'

De Cock krabde zich achter in zijn nek.

'Noodlot.'

Bram van Wielingen zette zijn koffertje op de straat en pakte zijn Hasselblad.

'Wat wil je?' vroeg hij opkijkend.

De Cock gebaarde naar de dode.

'Een plaatje met die blauwe deken en de rest zonder. Een overzicht van de Kalkmarkt met dat licht uit die open deur. Als je klaar bent, leg dan de deken weer terug. Zijn vrouw wil niet dat hij nat wordt.'

Bram van Wielingen trok een grijns.

'En verder?'

'Wachten tot de lijkschouwer is geweest. Ik wil ook een foto van zijn gezicht.'

'Weet je nog niet wie hij is?'

De Cock knikte.

'Adriaan de Leeuw, tot voor kort… ik bedoel bij leven… psychiater.' Het klonk cynisch.

'Ik vermoed,' ging hij verder, 'dat de kogel in zijn nek zijn hoofd aan de voorzijde weer heeft verlaten. Begrijp je… daarom… straks… een foto van zijn gezicht.'

Het gezicht van de fotograaf versomberde.

'Mag dat ook morgenochtend… voor de sectie?'

De Cock knikte met een zucht. Bram van Wielingen had altijd haast.

'Oké,' sprak hij berustend, 'morgen voordat dokter Rusteloos zijn mes erin zet.'

De oude rechercheur stak zijn wijsvinger omhoog.

'Neem dan ook een man van de technische dienst mee. Er zit kruitslijm op de rand van de wond. De moordenaar moet de loop van zijn vuurwapen vrijwel op de huid hebben gezet toen hij de trekker overhaalde.'

'Een executie?'

De Cock trok zijn gezicht strak.

'Precies. Alleen, de staat heeft de doodstraf afgeschaft.'

De oude rechercheur draaide zich om.

Vanuit de Prins Hendrikkade naderde dokter Den Koninghe. Achter de kleine lijkschouwer volgden twee levensgrote broeders van de Geneeskundige Dienst. Een brancard tussen hen in.

Terwijl het flitslicht van de Hasselblad fel oplichtte, liep De Cock op hem toe. De grijze speurder koesterde sinds lang een bijzondere genegenheid voor de excentrieke lijkschouwer met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwart jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed.

De oude rechercheur drukte hem hartelijk de hand.

'Moet u geen jas aan,' vroeg hij bezorgd. 'Of een paraplu?'

Dokter Den Koninghe schudde zijn hoofd. Door zijn brilletje met metalen montuur keek hij naar de oude rechercheur op.