Выбрать главу

Mathilde knikte traag.

‘Ik weet van dat reclamegedoe van mijn man niets af. Dat is mijn man zijn eigen schuld. Hij heeft mij nooit ingelicht. Hij heeft mij nooit bij het wezen van de zaak betrokken. Als ik me daarover beklaagde, dan was zijn verweer altijd: het huis is jouw domein. Zorg jij er maar voor dat ik mij daar behaaglijk en prettig voel. Laat dat akelige gebeuren buiten maar aan mij over.’

De Cock glimlachte.

‘En daar hebt u zich bij neergelegd?’

Mathilde maakte een schouderbeweging.

‘Hij was niet altijd even makkelijk. Vaak driftig, gauw geraakt. Ik hield altijd rekening met zijn hartkwaal en ik gaf daarom maar weinig verweer.’

Ze spreidde haar handen.

‘En,’ ging ze hoofdschuddend verder, ‘als Edward zich eenmaal iets in het hoofd had gezet…’ Ze maakte haar zin niet af. In een hulpeloos gebaar strekte zij haar armen voor zich uit. ‘Nu, na zijn dood, wordt er van mij verwacht dat ik het bureau ga runnen.’

De Cock keek haar schuins aan.

‘En daar voelt u zich niet toe in staat?’

‘Mijn kennis van het metier is beslist niet toereikend. Ik heb ook geen zakentalent. Bovendien ben ik niet sterk genoeg, niet standvastig. Edward zei altijd: je bent onder een hoedje te vangen. Ik heb niet dat harde, dat drammerige van mijn gestorven man,’ sprak ze hoofdschuddend.

‘U hebt personeel?’

‘Bekwaam personeel. Dat is juist mijn probleem. Ik voel mij voor hen verantwoordelijk. De meesten zijn al jaren bij mijn man in dienst. Ik ben al door enkelen van hen benaderd om de taak van mijn man over te nemen.’

‘En?’

Mathilde trok een bedenkelijk gezicht.

‘Ik heb echt prima personeel. Dat zei ik u al. Maar het zijn pure vaklui, artiesten… artistieke vormgevers, fotografen, fantastische tekenaars en tekstschrijvers. Eenieder bekwaamd op zijn eigen gebied. Dat zeker. Zonder enige twijfel. Maar aan geen van hen vertrouw ik de algehele leiding van het bedrijf toe. Daartoe missen zij de specifieke eigenschappen van een manager, een echte leider.’

De Cock toonde begrip.

‘Wie doet de administratie?’

‘Tot voor kort mijn man. Samen met Josee.’

‘Josee?’

Het gezicht van Mathilde toonde een glimlach.

‘Josee van de Weetering, zijn knappe secretaresse. Mijn man noemde haar altijd “ons mooi en lief Jozeetje”. Echt een schat van een meid en heel intelligent. Ze was zijn rechterhand. Josee kwam vaak met mijn man mee naar huis. We beschouwden haar zo’n beetje als onze dochter. Ik ben ook erg op haar gesteld.’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Kan zij… eh?’

Mathilde schudde haar hoofd.

‘Josee heeft vorig jaar tijdens haar wintersportvakantie in Zwitserland een schatrijke vent ontmoet. Charles Vandenberg, multimiljonair, uit een familie van hoog aanzien. Velen van hen bekleden in ons land belangrijke bestuurlijke functies.’

Ze grinnikte ondeugend.

‘En het is nog een aardige kerel ook. Romantisch, charmant, groot, knap, gespierd. De droom van iedere vrouw. Josee was onmiddellijk smoorverliefd op hem. En hij op haar. Een dag of tien voor mijn man stierf is ze met hem getrouwd, in Bloemendaal. We zijn nog gezellig samen op haar bruiloft geweest. Heel chic.’

‘Uw man had nog geen nieuwe secretaresse aangenomen?’

‘Er waren wel een paar sollicitaties, maar mijn man kon niet beslissen. Het was ook moeilijk voor hem. Naar zijn gevoel kreeg hij nooit meer een Josee terug,’ zei ze met spijt in haar stem.

‘Zou Josee het bedrijf hebben kunnen leiden?’

Mathilde van Nibbixwoud knikte nadrukkelijk.

‘Absoluut. Tijdens onze vakanties en ook tijdens de ziekte van mijn man leidde zij de zaak uitstekend. Ze kreeg van het personeel praktisch alles gedaan.’

De Cock glimlachte.

‘Vraag of zij de zaak tijdelijk wil runnen. Zij is volledig op de hoogte. Zij zou ook een mogelijke opvolger van uw man kunnen inwerken.’

Mathilde van Nibbixwoud keek hem bewonderend aan. Haar ogen lichtten op en haar wangen kleurden.

‘Dat is een idee,’ reageerde ze opgetogen. ‘Echt fantastisch. Wat een vondst. Aan die mogelijkheid heb ik zelf nog geen moment gedacht. De honeymoon van Josee en Charles, hun wittebroodsweken, zijn zo langzamerhand wel achter de rug. Misschien vindt Josee het heel plezierig om tijdelijk weer wat om handen te hebben.’

De Cock kwam met een brede grijns op zijn gezicht uit zijn stoel overeind.

‘Mijn advies was gratis.’

Ook mevrouw Van Nibbixwoud stond op.

‘Maar wordt hogelijk gewaardeerd.’

Ze reikte hem tot afscheid haar hand.

‘Ik laat u in ieder geval weten of het mij is gelukt om Josee te strikken.’

Toen de deur achter haar dicht viel, duimde Vledder over zijn schouder.

‘Wat was dat voor een chantagezaak, waarbij haar man was betrokken?’

‘Reclame,’ verzuchtte De Cock, ‘is een vak van inspirerende ideeën, subtiele gedachten en grandioze invallen. Hoe prijst men goederen en diensten aan? Wat zijn de associaties die het publiek aanspreken? In welke vorm giet men de presentatie?’

De oude rechercheur gniffelde.

‘Er is veel concurrentie, naijver en afkeer. Invallen en ideeën van anderen worden soms schaamteloos gekopieerd. Ook wel licht omgebogen en als eigen product naar buiten gebracht.’

Vledder zwaaide afwerend.

‘Ik vroeg naar de chantagezaak waarbij die Van Nibbixwoud was betrokken en niet naar een volledige introductie in het wereldje van de reclame.’ Het klonk vinnig.

De Cock trok een verongelijkt gezicht.

‘Ik probeer je alleen enig inzicht bij te brengen,’ sprak hij verdedigend. ‘Het is een heel apart wereldje.’

‘Oké. Dat geloof ik,’ sprak Vledder berustend.

‘Van Nibbixwoud had,’ legde De Cock onverstoord uit, ‘door een reeks ingenieuze reclamespotjes op de televisie, met zijn team een schitterende en zeer succesvolle campagne voor een nieuwe cosmeticalijn uitgedacht. Het was een prachtig staaltje van reclametechniek, dat alom werd gewaardeerd en geprezen.’

De oude rechercheur zweeg even.

‘Een louche sujet begon hem te chanteren,’ ging hij verder. ‘Zijn naam schiet mij niet zo gauw te binnen. Het was een man met crimineel gezien een internationale reputatie. Iemand die in Duitsland en Oostenrijk al een paar maal wegens chantage en afpersing was veroordeeld.’

‘Een Nederlander?’

De Cock knikte.

‘Die vent beweerde ijskoud dat Van Nibbixwoud zijn ideeën voor de cosmeticalijn van hem had gestolen en gekopieerd.’

‘Hij eiste geld,’ stelde Vledder vast.

‘Dat doen chanteurs,’ grinnikte De Cock

‘Veel?’

‘Een kapitaal bedrag. Hij dreigde met openbaarmaking van — zoals hij het noemde — het bedrog van reclamebureau Succes in dag- en weekbladen. Middels een eveneens louche advocaat, met wie hij in het verleden vaker had samengewerkt, dreigde hij tevens met een civiel proces om schadevergoeding wanneer Van Nibbixwoud niet aan zijn eisen zou voldoen.’

‘En?’

‘Van Nibbixwoud kwam als een gebroken man naar mij toe en legde mij de zaak uit. Ik adviseerde hem om quasi op het aanbod in te gaan en liet hem een ontmoeting arrangeren in het kantoor van het reclamebureau op de Herengracht. Tot mijn grote verwondering ging de chanteur daarop in. Dat had ik niet verwacht. Chanteurs zijn in de regel erg voorzichtig en bepalen liever zelf de plek van ontmoeting. Ik instrueerde Van Nibbixwoud zorgvuldig welke vragen hij tijdens het onderhoud diende te stellen om tot een sluitende bewijsvoering te komen. Met een verborgen camera en een microfoon, opgesteld door luitjes van onze technische dienst, legde ik de ontmoeting vast en arresteerde na afloop de totaal verraste chanteur.’

‘Kinderlijk eenvoudig,’ reageerde Vledder.

‘Je hebt gelijk,’ sprak De Cock instemmend. ‘Kinderlijk eenvoudig, maar Van Nibbixwoud was mij hoogst dankbaar.’