Выбрать главу

Vledder gluurde naar hem over het scherm van zijn computer.

‘Je bent laat,’ riep hij luid, bestraffend. Hij wees naar de grote klok boven de toegangsdeur. ‘Het is bijna half elf.’

De Cock liep naar Vledder toe en nam plaats aan het bureau tegenover zijn jonge collega.

‘Het was vannacht drie uur voor ik in bed lag,’ verweerde hij zich, ‘en volgens de nieuwe Arbo-wet heb ik recht op een behoorlijke nachtrust.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Die Arbo-wet geldt niet voor ambtenaren, maar voor mensen die werkelijk werken.’

De Cock liet het grapje over zich heen glijden.

‘Jij was vanmorgen op tijd?’ vroeg hij belangstellend.

Vledder trok een grijns.

‘Zoals gewoonlijk.’

‘Heb je Hendrik Zuiderman al opgevraagd?’

‘Ja.’

‘En?’

‘Ik heb een verrassing voor je.’

De Cock grinnikte. ‘Dat kan ik mij nauwelijks voorstellen.’

Vledder knikte met zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Toch,’ reageerde hij gelaten, ‘een verrassing… Hendrik Zuiderman heeft een strafblad.’

‘Terzake wat?’

‘Hij is enkele jaren geleden veroordeeld ter zake pornografie.’

De Cock trok zijn neus iets op.

‘Pornografie?’

Vledder knikte opnieuw.

‘Kinderporno.’

De Cock keek hem geschrokken aan.

‘Allemachtig.’

Vledder strekte zijn wijsvinger naar hem uit.

‘En weet je wie hem daarbij destijds assisteerde?’

‘Nou?’

‘Marie van den Heuvel.’

De Cock liet zich in zijn stoel terugzakken. De mededeling van Vledder had hem verrast. Hij hield niet van het wereldje van de pornografie. Hij had er in het verleden ook weinig mee te maken gehad. Dergelijke zaken bleven niet aan de Warmoesstraat. Ze werden in de regel door de zedenpolitie afgewikkeld.

‘Hoe laat is de sectie?’ vroeg hij na een poosje.

‘Om twee uur vanmiddag,’ antwoordde Vledder. ‘Dokter Rusteloos heeft eerst nog een autopsie in Rotterdam en Den Haag. Dan komt hij naar Westgaarde.’

De Cock kwam uit zijn stoel overeind.

‘Dan hebben we nog tijd om naar het kantoor van reclamebureau Het Intellect aan de Herengracht te gaan. Ik wil nog eens praten met mevrouw Van Nibbixwoud. Als ik mij goed herinner woont zij boven de zaak.’

Vledder keek hem schuins aan.

‘Jij wilt weten wie naar de vacante post van haar man heeft gesolliciteerd?’

‘Precies.’

Vledder glimlachte.

‘Dat heb ik al gedaan. Mathilde van Nibbixwoud belde vanmorgen. Ze vroeg naar jou omdat ze van Marie van den Heuvel had gehoord dat Hendrik Zuiderman was vermoord. Ze vroeg om nadere bijzonderheden. Ik heb gezegd dat ik die niet had. Ik heb toen meteen voor jou geïnformeerd.’

‘Met als resultaat?’

‘Hendrik Zuiderman was één van de sollicitanten.’

De Cock hield zijn hoofd schuin.

‘En wie waren de anderen?’

Het gezicht van Vledder versomberde.

‘Dat heb ik haar ook gevraagd. Uiteraard. Maar om een of andere stomme reden wilde mevrouw Van Nibbixwoud mij dat niet zeggen.’

‘Je hebt haar wel naar de reden van die weigering gevraagd?’

‘Ja.’

‘En?’

Voordat de jonge rechercheur kon antwoorden, werd er op de deur van de grote recherchekamer geklopt en Vledder riep: ‘Binnen!’

De deur werd langzaam geopend en in de deuropening verscheen de gestalte van een forsgebouwde man. De Cock schatte hem op achter in de veertig. Hij droeg een groene trenchcoat met brede schouderflappen, waar het regenwater van af drupte. Toen hij zijn hoed afnam kletsten de druppels op het marmoleum. In een wat trage tred liep hij op de grijze speurder toe en keek hem schattend aan.

‘U… eh, u bent rechercheur De Cock?’

De oude rechercheur knikte.

‘De Cock,’ reageerde hij haast automatisch, ‘met… eh, met ceeooceekaa.’ Met een gestrekte arm wees hij recht voor zich uit. ‘En dat is collega Dick Vledder, mijn onvolprezen hulp.’ Vriendelijk glimlachend zweeg hij even. ‘Waarmee zouden wij u van dienst kunnen zijn?’

‘Ik heb gehoord dat u de moord op mijn collega Hendrik Zuiderman behandelt.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Collega?’

‘Ik ben lid van de reclamefamilie die zich zonder enige bescheidenheid Het Intellect noemt.’

‘Een verschrikkelijke naam.’

‘Zeker.’

De Cock wees naar de stoel naast zijn bureau.

‘Neemt u plaats.’

De man ging zitten en knoopte zijn regenjas los. Zijn hoed balanceerde op zijn rechterknie.

De Cock nam de man nauwkeurig in zich op. Hij had een rond gezicht met opbollende wangen, waarachter zijn kleine groene ogen bijna schuilgingen. Dun sluik haar lag in sliertjes op zijn hoofd.

‘Mag ik u vragen wie u bent?’

De man glimlachte.

‘Dat mag u zeker vragen. Ik ben Adriaansen… Christiaan Adriaansen.’

‘Beroep?’

‘Fotograaf.’

De Cock speelde verrassing.

‘Net als Hendrik Zuiderman?’

Christiaan Adriaansen schudde zijn hoofd.

‘Niet precies hetzelfde. Zeker niet. Zuiderman was de man van de reportages… het werk buiten. Ik ben veel meer vormgever… ontwerper.’

‘Hoe weet u van de moord?’

Christiaan Adriaansen zuchtte.

‘De dood van Hendrik is bij ons op kantoor het gesprek van de dag. Het is ongelofelijk. Wij zijn er allen kapot van. Hendrik Zuiderman was een perfecte vent. Hij werd door ons zeer gewaardeerd.’

‘Hoe kwam het bericht bij u op kantoor terecht?’

Christiaan Adriaansen toonde enige onrust.

‘Hoe bedoelt u?’

‘Wie bracht de droeve tijding?’

‘Marie… Marie van den Heuvel. Zij heeft jaren met Zuiderman samengewoond. Marie heeft mevrouw Van Nibbixwoud vannacht al ingelicht en die heeft vanmorgen het voltallige personeel bijeengeroepen en ons geïnformeerd over wat Hendrik Zuiderman is overkomen.’

‘Verbaast het u?’

‘Wat?’

‘De moord op Zuiderman?’

Adriaansen verschoof iets op zijn stoel. Nerveus. Zijn handen trilden en zijn hoed gleed van zijn knie. Met een rood hoofd pakte hij het hoofddeksel van de vloer. Het duurde even voor hij antwoordde.

‘Sinds de dood van de heer Van Nibbixwoud,’ sprak hij licht hijgend, ‘heerst er bij ons in het bedrijf een soort paleisrevolutie. Een paar oudgedienden menen dat zij in aanmerking komen om hem op te volgen.’

De Cock boog zich iets naar de man toe.

‘Hendrik Zuiderman was zo’n oudgediende?’

Adriaansen knikte.

‘Qua anciënniteit maakte hij de meeste aanspraak. Hij was de oudste medewerker. Hij was er al bij toen de heer Van Nibbixwoud zijn bedrijf startte.’

De Cock keek hem strak aan.

‘Vermoedt u,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘dat Hendrik Zuiderman het leven heeft verloren om die positie… dat hij werd vermoord omdat hij de meeste aanspraak kon maken op de post van manager van het reclamebureau?’

Adriaansen antwoordde niet. Hij staarde langs De Cock heen in het niets.

De oude rechercheur strekte een hand naar hem uit.

‘Ik vroeg u wat,’ sprak hij scherp.

De blik van de man kwam terug.

‘Ja?’

Het klonk weifelend, afwezig.

‘Werd Hendrik Zuiderman vermoord,’ sprak De Cock luid, indringend, ‘omdat hij mogelijk de opvolger van de heer Van Nibbixwoud zou worden?’

Christiaan Adriaansen zuchtte diep.

‘Het is voor mij zo moeilijk,’ sprak hij ontwijkend, ‘om daar rechtstreeks op te antwoorden.’

De Cock nam een kleine pauze.

‘Wat,’ vroeg hij rustig en kalmerend, ‘is de feitelijke reden van uw gang naar het bureau Warmoesstraat?’