Выбрать главу

Adriaansen maakte een hulpeloos gebaar.

‘De… eh, de moord op Hendrik Zuiderman,’ antwoordde hij hakkelend. ‘Dat is… eh, dat is de reden van mijn komst, de reden waarom ik hier zit. Ik meen, dat het mijn plicht is om u in te lichten.’

‘Waarover?’

De fotograaf slikte. ‘Een uitspraak van een van mijn collega’s.’

‘Een oudgediende?’

‘Een oudgediende… Peter van Waardenburg… onze tekenaar en tekstschrijver.’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Zijn uitspraak?’ vroeg hij dwingend.

Adriaansen liet zijn hoofd iets zakken.

‘Als… eh, als het Zuiderman wordt, maak ik hem van kant.’

De Cock keek hem hoofdknikkend aan.

‘Dat waren zijn woorden?’

‘Ja.’

‘Wanneer was dat?’

Adriaansen deed zijn ogen even dicht.

‘Twee dagen geleden, nadat hij van mevrouw Van Nibbixwoud te verstaan had gekregen, dat hij… Van Waardenburg… het in ieder geval níet werd.’

4

De Cock keek de vertrekkende Christiaan Adriaansen met gemengde gevoelens na. De man had geen sympathieke indruk op hem gemaakt. De oude rechercheur overwoog bij zichzelf hoe dat kwam. De ervaring had hem geleerd nooit op het uiterlijk van iemand af te gaan. Dat leidde steevast tot foute inschattingen. Hij vermoedde dat het gedrag van de man hem onbewust had geïrriteerd. De vraag die hem kwelde was hoe dat kon gebeuren. Eerst toen de deur achter de man dicht viel wendde hij zich tot Vledder.

‘Is de post van manager een moord waard?’

Vledder reageerde niet op de vraag, hij glimlachte en vroeg hoofdschuddend: ‘Christiaan Adriaansen is jouw vriend niet?’

De Cock keek zijn jonge collega verwonderd aan.

‘Waaruit concludeer jij dat?’

Vledder grinnikte.

‘Ik zag het aan je gezicht, aan je houding, aan de manier waarop je hem benaderde.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik heb nooit geweten, dat ik zo’n open boek was.’

‘Trek het je niet aan,’ sprak Vledder en lachte droog. ‘Christiaan Adriaansen maakte ook op mij geen prettige indruk. Integendeel, het kriebelde bij mij van binnen als ik hem hoorde praten. Persoonlijk schat ik hem op het type van een achterbaks gluipertje.’

De Cock negeerde de opmerking van zijn jonge collega.

‘Nog eens… is de post van manager van het reclamebureau Het Intellect een moord waard?’

Vledder maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Mij niet. Ik ambieer een dergelijke positie niet. Ik zou zelfs de functie van commissaris Buitendam niet willen overnemen. Maar het is moeilijk in te schatten hoe anderen daar over denken. Christiaan Adriaansen sprak van een paleisrevolutie. Het is heel goed mogelijk dat men elkaar bij reclamebureau Het Intellect om die functie van manager naar het leven staat.’

De Cock maakte een schouderbeweging.

‘Wat moeten wij als rechercheurs met zo’n kreet, als Zuiderman het wordt, maak ik hem van kant?’

De oude rechercheur schudde zijn hoofd.

‘Ik ben niet van plan om er zwaar aan te tillen,’ sprak hij licht geprikkeld. ‘Het is naar mijn gevoel een in woede en kwaadheid geuite kreet. Een ondoordachte reactie van een man die door mevrouw Van Nibbixwoud werd afgewezen voor die managersfunctie.’ Hij ademde diep. ‘Meer wil ik er niet in zien.’

‘Je bedoelt… geen aankondiging van moord?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Het is te impulsief, te openbaar. Vermoedelijk hebben ook anderen de uitroep van Peter van Waardenburg aangehoord. Zo kondig je geen moord aan. Een moord overweeg je in het geniep.’

Vledder grijnsde.

‘Maar Hendrik Zuiderman is wel dood.’

Het klonk laconiek.

‘Iemand joeg hem heel precies en heel vrolijk drie kogels in zijn borst.’

De Cock snoof.

‘Onmiskenbaar. Maar ik neem niet aan dat dit met enige vrolijkheid gepaard ging.’

Vledder gniffelde.

‘Bij wijze van spreken dan. Mijn taalgebruik is niet zo zindelijk als dat van jou.’

De jonge rechercheur hield zijn wijsvinger voor zijn neus.

‘Je moet verder bedenken,’ ging hij verder, ‘dat de dader voor Hendrik Zuiderman vermoedelijk geen onbekende was. Hij heeft hem of haar vrijwel zeker zonder enige argwaan tot zijn woning toegelaten.’

De Cock knikte instemmend.

‘Je wilt zeggen, dat het best Peter van Waardenburg had kunnen zijn?’

‘Precies. Of een andere deelnemer van de bij het reclamebureau heersende paleisrevolutie.’

De Cock wees naar de klok boven de toegangsdeur van de grote recherchekamer.

‘Let op je tijd. Je moet naar de sectie van Zuiderman. Dokter Rusteloos neemt geen genoegen met het excuus dat je in de file stond.’

Vledder kwam uit zijn stoel overeind. Op dat moment werd er geklopt. De jonge rechercheur ging weer zitten en riep: ‘Binnen.’

De deur werd geopend en in de deuropening stond een jonge vrouw. De adem van De Cock stokte even. Ze was mooi, vond hij, uitzonderlijk mooi. De oude rechercheur schatte haar op rond de vijfentwintig jaar. De felrode, doch slobberige regenkleding die ze droeg, compleet met een modieuze zuidwester, verhulde haar aangenaam uitbundige vormen nauwelijks.

Toen ze de zuidwester afnam, golfde een weelde van goudblond haar tot op haar schouders. Bijna zwevend trad ze naderbij. Bij het bureau van de grijze speurder bleef ze staan en schonk hem een glimlach, zo betoverend, dat zijn oude hart met een hogere frequentie ging kloppen.

‘Rechercheur De Cock, I presume?’

De grijze speurder slikte.

‘Met… eh, met… eh,’ stotterde hij, ‘met ceeooceekaa.’ Hij wees voor zich uit. ‘Dat is Dick Vledder, mijn onvolprezen hulp. Wat verschaft ons het genoegen van uw charmante aanwezigheid,’ opende hij galant.

‘Een dankwoord.’

De Cock keek haar niet-begrijpend aan.

‘Een dankwoord?’ herhaalde hij vragend.

Zonder daartoe te zijn uitgenodigd, gleed ze op de stoel naast zijn bureau. Ze knoopte haar regenkleding los en liet die langs haar schouders glijden. De Cock constateerde tot zijn genoegen, dat zijn aanvankelijke observatie geen correctie behoefde.

Ze draaide zich naar hem toe.

‘Ik ben Josee,’ presenteerde zij zich vrolijk. ‘Josee van de Weetering. Mevrouw Van Nibbixwoud heeft mij verteld dat ik het aan u heb te danken, dat ik voorlopig leiding mag geven aan reclamebureau Het Intellect. Dat is mij wel een dankwoord waard.’

De Cock glimlachte.

‘Het was slechts een advies.’

‘Ik ben blij dat mevrouw Van Nibbixwoud dat advies heeft opgevolgd. Het lijkt mij een geweldige uitdaging om een nieuw elan aan het bureau te geven. De laatste jaren… mede door de ziekte van de heer Van Nibbixwoud… zakte de spirit tot een bedenkelijk niveau.’

De Cock keek haar schuins aan.

‘Heeft u zich al als de nieuwe manager van Het Intellect aan het personeel gepresenteerd?’

Josee schudde haar hoofd.

‘Mevrouw van Nibbixwoud wilde daarmee wachten tot ze alle procedures had afgewikkeld.’

‘Procedures?’

Josee maakte nonchalant wapperende gebaren met haar handen.

‘Voor ze bij u te rade ging, hadden diverse personeelsleden bij haar reeds naar de post van manager gesolliciteerd. Mevrouw Van Nibbixwoud vond het verstandig om eerst een persoonlijk gesprek met hen te voeren. Het resultaat van die gesprekken zou zij met mij doornemen.’

‘Waarom?’

‘Mevrouw Van Nibbixwoud beschouwt die gesprekken als een soort test… een onderzoek om te ervaren wat er zo onder het personeel leeft.’

‘Een goed idee.’

Josee glimlachte.

‘Ik heb het vermoeden dat mevrouw Van Nibbixwoud toch wel enige invloed op het functioneren van het reclamebureau wil behouden.’