Выбрать главу

Hij gooide zijn dobbelstenen. Weer een volle zet. Olver glimlachte en verplaatste zijn spelstuk naar het midden van het bord, half in gedachten verzonken en dromend van de dag dat hij eindelijk wraak zou nemen, zoals het hoorde.

Hij zette zijn stuk over een volgende lijn heen en verstijfde. Zijn spelstuk stond op de middelste plek. ik heb gewonnen!’ riep hij uit.

Talmanes keek op, en zijn pijp zakte omlaag op zijn lip. Hij hield zijn hoofd schuin en staarde naar het spelbord, ik mag branden,’ mompelde hij. ‘We moeten verkeerd geteld hebben, of...’

‘Verkeerd geteld?’

‘Ik bedoel...’ Talmanes keek stomverbaasd. ‘Je kunt niet winnen. Dit spel is niet te winnen. Dat is gewoon onmogelijk.’ Dat was onzin. Waarom zou Olver het spel spelen als het niet te winnen was? Hij glimlachte en bekeek het spelbord. De slangen en de vossen konden binnen één worp bij hem zijn en hem laten verliezen. Maar deze keer was hij helemaal naar de buitenrand en weer terug geweest. Hij had gewonnen.

Maar goed ook. Hij was al gaan denken dat het hem nooit zou lukken!

Olver stond op om zijn benen te strekken. Talmanes kwam uit zijn stoel, hurkte bij het speelveld neer en krabde op zijn hoofd terwijl er een kringeltje rook van zijn pijp opsteeg, ik hoop dat Mart snel terug is,’ zei Olver.

‘Vast wel,’ antwoordde Talmanes. ‘Zijn taak voor Hare Majesteit zou niet meer veel langer moeten duren.’ Dat was de leugen die ze Olver hadden verteld: dat Mart, Thom en Noal weg waren op een of andere geheime taak voor de koningin. Nou, dat was ook weer een reden waarom Mart bij hem in het krijt zou staan. Eerlijk, Mart kon soms zo neerbuigend doen, alsof Olver niet op zichzelf kon passen.

Olver schudde zijn hoofd en wandelde naar de zijkant van de tent, waar Mart een stapel papieren had neergelegd die hij nog moest behandelen. Daar, tussen twee documenten uit stekend, zag Olver iets belangwekkends. Een stukje rood, als bloed. Hij stak zijn hand uit en schoof een versleten briefje tussen twee vellen papier uit. Het was verzegeld met een klodder was.

Olver fronste zijn voorhoofd en draaide de brief om en om. Hij had Mart ermee zien rondlopen. Waarom had hij hem niet opengemaakt? Dat was gewoonweg onbeschoft. Setalle had veel moeite gedaan om Olver de beleefdheidsregels uit te leggen, en hoewel het meeste van wat ze zei nergens op sloeg – hij knikte dan gewoon, zodat hij tegen haar aan mocht kruipen – wist hij zeker dat je brieven moest openmaken en die dan vriendelijk moest beantwoorden. Hij draaide de brief nog een keer om, haalde zijn schouders op en verbrak het zegel. Olver was Marts persoonlijke boodschapper, helemaal officieel. Het was geen wonder dat Mart soms dingen vergat, maar het was Olvers taak om voor hem te zorgen. Nu Lopin weg was, zou Mart extra zorg nodig hebben. Het was een van de redenen waarom Olver bij de Bond bleef. Hij wist niet wat Mart zonder hem zou moeten beginnen.

Hij vouwde het papier open en haalde er een klein, stijf kaartje uit. Hij fronste, turend naar de woorden. Hij begon vrij goed te worden in lezen, grotendeels dankzij Setalle, maar met sommige woorden had hij moeite. Hij krabde op zijn hoofd. ‘Talmanes,’ zei hij, ‘ik denk dat je dit moet lezen.’

‘Wat?’ de man keek op van het spel. ‘Hé, Olver, wat doe je? Die mocht niet worden geopend!’ De man stond op, beende naar hem toe en griste het papier uit Olvers vingers. ‘Maar...’ begon Olver.

‘Heer Mart had hem niet geopend,’ zei Talmanes. ‘Hij wist dat we dan verstrikt zouden raken in de politiek van de Witte Toren. Hij heeft al die weken gewacht! Kijk nu wat je gedaan hebt. Misschien kunnen we het er weer in stoppen...’

‘Talmanes,’ zei Olver indringend, ik geloof echt dat het belangrijk is.’

Talmanes aarzelde. Even leek hij te twijfelen, maar toen hield hij het briefje schuin zodat het licht er beter op scheen. Hij las het snel, met de houding van een jongen die iets lekkers van de kar van een venter steelt en het in zijn mond propt voordat iemand hem snapt. Talmanes vloekte binnensmonds. Hij las het briefje nog eens en vloekte luider. Hij griste zijn zwaard mee en rende naar buiten. De brief liet hij op de grond liggen.

Olver bekeek hem nog eens en sprak hardop de woorden uit die hij de eerste keer niet had begrepen.

Martrim,

Als je dit opent, dan ben ik dood. Ik had de bedoeling binnen één dag terug te keren en je te ontslaan van je belofte. Maar mijn komende taak biedt vele mogelijke complicaties, en de kans is groot dat ik het niet overleef. Ik wilde zeker weten dat ik iemand had die zou zorgen dat dit werk gebeurde.

Gelukkig is er, geloof ik, in ieder geval één ding waar ik op kan rekenen, en dat is jouw nieuwsgierigheid. Ik vermoed dat je wel een paar dagen hebt gewacht alvorens je deze brief opende. Binnen die tijd zou ik al zijn teruggekeerd als dat nog kon. Dus valt deze taak jou toe.

Er is een saidinpoort in Caemlin. Hij wordt bewaakt, is gebarricadeerd, en men denkt dat hij veilig is. Dat is niet zo. Een reusachtig leger van Schaduwgebroed verplaatst zich door de saidinwegen naar Caemlin. Ik weet niet exact wanneer ze zijn vertrokken, maar er zou nog tijd moeten zijn om ze tegen te houden. Je moet naar de koningin gaan en haar ervan overtuigen dat ze de saidinpoort moet vernietigen. Het is mogelijk; dichtmetselen is niet voldoende. Als vernietigen niet lukt, moet de koningin al haar legers naar die plek brengen om hem te bewaken.

Mocht dit misgaan, dan vrees ik dat Caemlin voor het einde van de maand al verloren is.

Groeten,

Verin Mathwin

Olver wreef over zijn kin. Wat was een saidinpoort? Hij dacht dat hij Mart en Thom er wel eens over had horen praten. Hij nam de brief mee en liep de tent uit.

Talmanes stond buiten en keek naar het oosten. Naar Caemlin. Er hing een rossig waas langs de horizon, een gloed boven de stad. Een grotere gloed dan er op andere nachten te zien was geweest. ‘Het Licht behoede ons,’ fluisterde Talmanes. ‘Het staat in brand. De stad staat in brand.’ Hij schudde zijn hoofd en begon te schreeuwen. ‘Te wapen! Trolloks in Caemlin! Oorlog in de stad! Te wapen, mannen! Verdomme, we moeten de stad in om die Draken te redden! Als die in handen van de Schaduw vallen, zijn we allemaal verloren!’

Olver liet de brief zakken en zette grote ogen op. Trolloks in Caemlin? Dat zou net zoiets zijn als de Shaido in Cairhien, maar dan erger.

Hij haastte zich naar Marts tent, struikelde over het kleed en liet zich op zijn knieën vallen bij zijn slaapvlonder. Haastig pulkte hij aan de naden van zijn matras. De wolvulling puilde naar buiten door de opening. Hij stak zijn hand naar binnen en graaide rond, waarna hij het grote mes eruit trok dat hij daar had verstopt. Het zat in een leren schede. Hij had het gepikt bij een van de kwartiermeesters van de Bond, Bergevin, toen die niet oplette.

Na Cairhien had Olver zichzelf bezworen dat hij nooit meer laf zou zijn. Hij greep het grote mes met twee handen beet, zijn knokkels wit, en rende de tent uit. Het was tijd om te vechten.

Barriga struikelde en kroop langs een omgevallen boom. Er droop bloed van zijn voorhoofd op de grond. De netels met donkere vlekken leken het op te zuigen en zich te voeden met zijn leven. Hij hief een trillende hand naar zijn voorhoofd. Het verband was drijfnat. Geen tijd om te stoppen. Geen tijd! Hij dwong zichzelf op te staan en klauterde haastig door het bruine zaagblad. Hij probeerde niet te letten op de zwarte vlekken op de planten. De Verwording, hij was in de Verwording. Maar wat moest hij anders? In het zuiden raasden de Trolloks; de torens waren allemaal gevallen. Kandor zélf was gevallen.

Barriga struikelde weer en viel op de grond. Hij kreunde en rolde hijgend om. Hij bevond zich in een laagte tussen twee heuvels ten noorden van Toren Heeth. Zijn kleding – voorheen een mooie jas en een vest van kostbaar fluweel – was gerafeld en met bloed besmeurd. Hij stonk naar rook, en als hij zijn ogen dichtdeed zag hij de Trolloks. Ze hadden zijn karavaan bestormd en zijn bedienden en soldaten afgeslacht.

Ze waren allemaal gevallen. Thum, Yang... allebei dood. Licht, ze waren allemaal dood.