McHeath,’ riep hij over zijn schouder, ‘jij bent onze verbindingsofficier. Hou een oogje op de truck. En de rest van jullie moeten niet allemaal aan de zeezijde gaan zitten. De bus moet in evenwicht zijn als we de heuvels ingaan. We zijn het tij een flink stuk voor, er is geen gevaar.’
‘Tenzij er nog een paar —’ begon Margo, maar hield zich in. Ze had ‘vloedgolven’ of ‘tsunami’s’ willen zeggen.
Hunter wierp haar een glimlachende blik toe. ‘Zo hoort het: zeg het niet,’ fluisterde hij. Toen, met een weinig luidere stem tegen Doc: ‘Hoe kom je aan dat getal van honderdtachtig meter, Rudy?’
‘Tachtig maal het normale getal voor L.A. van twee en een kwart meter,’ antwoordde Doc. ‘Veel te hoog geschat, hoop ik vurig, maar we moeten een schatting maken. O, om te leven op een golf op de oceaa-aan, een huis op de woelige baa-aaren, da-da-da-da-da-da-da-da…’
Margo rilde van de schorre stem die zong ‘om het moreel op peil te houden’ — hoe hij daarin slaagde was beslist een open vraag — en wenste dat het de stem van Paul was. Toen legde ze haar handen in haar schoot en bestudeerde de achterkant van de bestuurdersstoel. Die zag eruit alsof hij kortgeleden geboend was, maar er viel nog te lezen: ‘Ozzie is een stinkerd’, ‘Jo-Ann draagt schuimrubber’, en ‘Pop heeft 13 tanden’.
Niettegenstaande Docs geruststellingen werd er druk en opgewonden gekeken naar de voortkruipende wateren en de mistige horizon, en de spanning steeg terwijl de bus naar het zuiden ronkte. Margo voelde de spanning zakken op het moment dat ze de scherp hellende tweebaans bergweg van zwart asfalt insloegen — en toen vrijwel tegelijkertijd weer aangroeien toen men de nieuwe weg afzocht op verschuivingen. Ogenblikkelijk dook in Margo’s gedachten de uitspraak op van Mrs. Hixon: ‘Die bergen zijn omgeroerd als hutspot.’ Maar het eerste stuk, recht tegen een lage heuvel op, leek in ieder geval vrij van obstakels.
‘De truck slaat achter ons af het binnenland in, Mr. Brecht,’ klonk een soldateske stem uit de achterkant van de bus. ‘Dank je, Harry,’ riep Doc terug. Toen grijnzend van enthousiasme, en luid genoeg om door allen gehoord te worden, zei hij tegen Margo en Hunter: ‘Ik gok op de Monica Bergweg. Er heeft niet veel over in de krant gestaan, maar eigenlijk is het een revolutionaire stap voorwaarts in de wegenbouw.’
‘Hé, Doc,’ riep Wojtowicz, ‘als deze weg onbelemmerd doorloopt tot aan de Vallei zou er verkeer van die kant moeten komen.’
‘Wat ben jij spits vanochtend, Wojtowicz. Maar we hoeven maar vijf bruikbare kilometers op die weg tegen te komen — dan zitten we al meer dan tweehonderd meter hoog. Over de andere veertig kilometer hoeven we ons niet te bekommeren. Misschien is het zelfs wel beter voor ons als hij daarna ergens geblokkeerd is.’
‘Ik vat het, Doc: anders moeten we misschien wel tegen vijftig miljoen auto’s opboksen.’
‘Daar verderop ziet de hemel er zwarter uit, mammie,’ deelde Ann mee. Zij en Rama Joan zaten in de stoelen achter Doc. ‘Een grote rookpluim.’
‘We bevinden ons tussen water en vuur,’ kondigde Stastok aan. Iets van zijn vroegere dromerige toon keerde terug in zijn stem. ‘Maar zijt vrolijk: Ispan komt weerom.’
‘Daar ben ik maar al te bang voor,’ zei Hunter sotto voce tegen Margo. Toen op dezelfde toon, terwijl zijn blik op haar dichtgeritste leren boezem vieclass="underline" ‘Zou je me misschien dat ding willen laten zien dat die katvrouw uit haar schotel liet vallen? Ik zag dat je het opving, weet je, en ik geloof dat je het vanochtend hebt uitgeprobeerd. Werkt ‘t?’
Toen ze hem niet antwoordde zei hij: ‘Hou het bij je als je je dan veiliger voelt. Ik heb de vragen die je aan Doc stelde gehoord en ik keur ze van harte goed. Anders zou ik het nu meteen van je afpakken.’
Ze keek hem nog altijd niet aan. Misschien had hij zijn baard wel gekamd, maar ze kon zijn muskusachtige zweet nog ruiken.
De bus bereikte de top van de eerste heuvel, nam een wijde, iets dalende bocht, en begon aan een steilere. Er kwamen nog steeds geen puinhopen of gaten in zicht.
Doc zei luid: ‘De Monica Bergweg is vrijwel over de toppen van de heuvels gelegd en gebouwd van een asfaltachtig materiaal dat vol zit met lange moleculaire kabels. Resultaat: het kan grote spanningen weerstaan en is bijna ongevoelig voor vallende stenen. Dat heb ik geleerd terwijl ik in werktuigkundige tijdschriften snuffelde. Ha! Je kunt altijd op een veelzijdig genie vertrouwen, zeg ik maar!’
‘Veelzijdige zwetser,’ mompelde iemand achter hem.
Doc keek met een starre grijns achterom, tuurde achterdochtig naar Rama Joan. ‘We zijn al iets van honderd meter gestegen,’ kondigde hij aan.
De bus draaide en reed langs de tweede heuveltop, zodat ze een laatste blik konden slaan op de snelweg langs de kust. Die was bedekt met water. De golven werden tegen de met struiken begroeide hellingen gebroken.
Dai Davies, even nonchalant onder dit alles als de poëtische zoon van Poseidon in de studeerkamer van zijn vader, zag het brede grijze Kanaal van Bristol hier en daar staalachtig glanzen in het door de mist gefilterde zilveren licht van de ondergaande zon, terwijl het water centimeter na centimeter tegen de doornige helling opkroop aan de overkant van de straat.
De laatste keer dat hij keek vochten er twee stoomboten tegen de vloed terwijl ze de oceaan opvoeren. Nu waren ze verdwenen, hadden alleen een verzameling wrakstukken en een paar verre, kleine bootjes achtergelaten die hij de moeite van het turen niet waard vond.
Een tijdje geleden had hij de radio aangezet en geluisterd naar de gespannen berichten over de monsterlijke vloedgolven; en koppig gekakel dat ze werden veroorzaakt door het grote aantal aardbevingen dat de laatste twaalf uur de aardkorst had geteisterd; en oproepen voor boten en bussen en treinen dat ze dit, dat, en het onmogelijke moesten doen; en grimmige, hysterische, ingewikkelde bevelen aan heel Engeland, leek het Dai, dat iedereen ergens anders heen moest, bij voorkeur naar de top van Mount Snowdon.
Hij nam aan dat het vorige afleveringen van deze driftige waarschuwingen waren geweest die de laffe Somersets op de vlucht hadden gejaagd — waarbij ze, gierig als ze waren, hun drank achter slot en grendel hadden gezet — en toen was hij in een Walt Disney stemming geraakt, en huppelde hij op en neer en zong luidkeels: ‘Wie is er bang voor de grote slechte vloed? In ieder geval Dai niet!’
Maar toen waren de lichten met een groen-wit gesputter uitgegaan, en ook de radio, en hij had om de boel wat vrolijker te maken kaarsen opgescharreld en er zeven met hun eigen hete vet op artistieke wijze scheef op de toog bevestigd.
Nu schonk hij ze weer zijn aandacht, en ze flakkerden allemaal prachtig, de vlammen dansten als zeven zilver-gouden maagden, hun schijnsel glinsterde zacht in de prachtige, groen-en-amberen, keurig geëtiketteerde boeken achter de bar.
Laten we eens kijken, dacht hij terwijl hij langzaam langs de maagdelijke vlammen liep, het is lang geleden dat ik in Old Bushmills van Thomas Hardy heb gebladerd, maar sommige van de cantos van Vat 69 van Ezra Pound zijn ook erg verleidelijk. Wat gaat het nu worden? Of misschien — ja! — als buitenlands opfrissertje, Kirchwasser door Heinreich Heine!
Generaal Spike Stevens en Kolonel Mab lagen zij aan zij vijfentwintig centimeter onder het betonnen plafond op de bed-grote bovenkant van een flinke stalen kast. Ze was haar zaklamp kwijtgeraakt, maar de zijne zat nog op zijn borst gebonden. Hij scheen op een stil oppervlak van zwart water, vijftien centimeter onder de bovenrand van de kast. Zelf lagen ze ook erg stil. Hun hoofden ronkten van de druk van de lucht, die warm was vanwege diezelfde samenpersing.