Выбрать главу

Maar vele anderen waren kinderlijk opgetogen door de stalen nieuwe planeet en de opwindende stralen die hij afschoot. Een tijd lang leidde het astronomische schouwspel hun aandacht van hun moeilijkheden af, van hun zorgen, en zelfs van hun problemen op leven en dood. In de stormgegeselde zee ergens in de buurt van Florida riep Barbara Katz uit de cockpit van de Albatros naar de geest van de oude KKK: ‘Thrilling Wonder Stories! O, dit is prachtig,’ en Benjy schreeuwde haar plechtig toe: ‘Het is zeker een wonder, Miss Barbara.’

‘Nou, dit tweede bedrijf heeft er lang over gedaan hoor,’ klaagde Jake Lesher tegen Sally Harris toen ze eens te meer zij aan zij op de patio zaten, elk gehuld in een vochtige deken en verwarmd door een ‘Hunter’s Friend,’ met gepatenteerde handverwarmers voor skiërs die ze tussen Mr. Hasseltines spullen hadden gevonden. ‘Als ons toneelstuk net zo traag loopt haalt het de grote theaters niet eens.’

In een niet omgevallen sterrenkundig observatorium in de Andes wreef de zeventig jaar oude Franse sterrenkundige Pierre Rambouillet-Lacepède zijn ivoordonkere vingers over elkaar van verrukking en hij greep naar pen en papier. Eindelijk een werkelijk uitdagend voorbeeld van het drie-lichamen-probleem!

Nog weer anderen op de nachtzijde van de aarde zagen de Vreemdeling helemaal niet vanwege wolken of andere beletselen. Sommige van hun hadden zelfs de Zwerver niet gezien. Wolf Loner bespeurde een flauw geel licht door de bewolking die was overgegaan in mist. Toen hij dichterbij zeilde zag hij dat het een petroleumlamp was die een paar decimeter boven het water uitstak en in een hoog stenen raam met een ronde bovenkant stond. Toen de Volharding nog dichter naderde zag hij de smalle muur van gele steen en de donkere toren erboven oprijzen, en hij herkende het bouwsel omdat hij het meer dan eens had beklommen, maar hij kon zijn ogen niet geloven. Hij duwde tegen de helmstok en liet het grootzeil los, en de Volharding bonkte zacht tegen het smalle dak onder het raam. Het zeil klapperde zwak, er stond geen stroming in het water rond het stenen bouwwerk. Hij pakte het meertouw en stapte op het dak en door het raam, zette voorzichtig de lamp opzij, en keek om zich heen. Toen was er geen twijfel meer mogelijk: hij bevond zich in de klokkentoren van de Oude Noorderkerk. Tegenover hem stond, tegen de muur gedrukt alsof ze erin wilde verdwijnen, een donkerharig, Italiaans uitziend kind van misschien twaalf. Ze staarde hem met klapperende tanden aan. Ze gaf geen antwoord op zijn vragen, zelfs niet toen hij ze stelde in de brokstukken Italiaans en Spaans die hij kende, behalve dat ze haar hoofd schudde, en misschien was dat alleen maar een rilling. Dus na een poosje, nog met het meertouw in zijn hand, ging hij naar haar toe, en hoewel ze terugdeinsde pakte hij haar voorzichtig maar stevig op en droeg haar het raam uit. De lantaarn plaatste hij zorgvuldig weer op de vensterbank. Hij stapte met haar aan dek van de Volharding en zette haar in de kajuit neer en drapeerde een deken om haar heen. Hij merkte dat het water zich nu langzaam bewoog in de richting vanwaar de boot was gekomen. Met een bedachtzaam hoofdschudden naar omlaag, waar het kerkhof moest liggen, liet hij de Volharding draaien en profiterend van het uitgaande tij zette hij koers naar open zee vanuit het noordelijke deel van Boston. Met een duivelse precisie die volkomen toevallig was atoomstoomden de vier rebelse kapiteins de Prince Charles de Pororoca binnen. Dit stuk van de Amazone is in normale omstandigheden een twee kilometer lange waterval van vijf meter hoog, die met bijna dertig kilometer per uur stroomopwaarts beweegt, met een gebrul dat twintig kilometer in de omtrek hoorbaar is. Nu was het een reusachtige ziedende helling half zo hoog als de Prince Charles lang was, en hij droeg dat enorme schip — een klein Manhattan eiland — met de boeg twintig graden voorover gekanteld de machtigste der rivieren op, nu gezwollen door de Zwerver en ook door de Vreemdeling. Rondom brulde de orkaan tegen de Pororoca en zijn golven vergrootten de stroom. In het oosten ging de dageraad geheel schuin achter de storm. Het westen was een wildernis van duisternis en gescheurde wolken. Op dit ogenblik bereikte Kapitein Sithwise de brug — een tegencoup had ten tijde van de rampspoedige periode geen enkele tegenstand ondervonden — en hij nam het stuurwiel en begon bevelen door te sturen aan de atoommachinekamer. Aanvankelijk leidde hij het schip aan de hand van de helling en de schittering van de Pororoca, maar toen — aangezien ze nu eenmaal ondanks alle wervelende wolkenkransen ferm en onveranderlijk aan stuurboord hingen — begon hij enigermate af te gaan op de bakens van de Zwerver en de Vreemdeling, respectievelijk laag en hoog aan de hemel.

* * *

Paul en Don staarden omhoog naar de egaal gekleurde Vreemdeling en de door de maan omgorde Zwerver door het transparante plafond van Tigerishka’s schotel, die bijna duizend kilometer boven Vandenberg Twee hing.

Het kunstmatige zwaartekrachtveld stond nog aan, zodat ze op de vloer lagen. Ook die was transparant. Erdoorheen konden zij kijken, bij het zonlicht dat werd weerkaatst door de twee planeten die uit de ultraruimte waren gebroken, naar de donkere uitgestrektheid van zuidelijk Californië, her en der gesierd met het matte zilver van de binnengedrongen zee. De andere helft van het vloerraam werd ingenomen door de betrekkelijk heldere Stille Oceaan, hoewel de zee en het land ietwat onscherp waren door de lagen aardatmosfeer.

In dit beeld bevond zich een hinderpaal. Vanaf de nu onzichtbare deur in het midden van de doorzichtige vloer hing de dikke worm van de ruimtepijp naar een kant, waar vermoedelijk de Baba Yaga aan de pijp vastzat. Het weerkaatste licht van Zwerver en Vreemdeling, dat eerst door de schotel heenging, glom op het gegolfde metaal van de pijp aan zijn buitenen binnenzijde, zodat de eerste twee sporten zichtbaar waren waaraan een wezen in vrije val zich door de pijp kon trekken.

Zowel Paul als Don vermeden omlaag te kijken. Het kunstmatige zwaartekrachtveld, hoewel Tigerishka hen ervan had verzekerd dat het alleen binnen de schotel bestond, maakte dat de diepten daar beneden er bepaald onbehaaglijk uitzagen.

Zij hadden hetzelfde uitzicht op de Zwerver en de Vreemdeling als zij die Vandenberg naderden, behalve dat voor Paul en Don de twee planeten veel helderder waren, en tot achtergrond niet de leigrijze lucht hadden maar het met sterren bezaaide zwart van de ruimte.

Deze aanblik was vreemd, pakkend, zelfs ‘glorieus’, maar vanwege hun kennis van de situatie, hoe fragmentarisch en partijdig ook, gevoelden Paul en Don voornamelijk een stijgende spanning. Daar boven hun hingen de achtervolgde en de achtervolger, rebellie en autoriteit, avontuur en beheerstheid — hingen zij in de status quo van een onzekere wapenstilstand, terwijl de twee schijven toekeken en elkaar opnamen.

De bolle gele driehoek in het paarse oog van de naald van de Zwerver en het felle lichtplekje op de grotere, uitpuilende, stalen rondheid van de Vreemdeling waren twee grote ogen die elkaar tartten totdat een de ogen zou neerslaan.

De spanning was moordend, zenuwslopend. Don en Paul, ondanks de steun van elkaars aanwezigheid, wilden uit het gezicht zinken, omlaag, omlaag, omlaag door de lagen van de aardatmosfeer en haar rotsige, moederlijke vlees naar een of andere lichtloze baarmoeder. Zelfs de gretigheid die het oog van elkeen bij het aanschouwen van zulke wonderen zou voelen compenseerde deze drang nauwelijks.

Paul vroeg met een bijna kinderlijke stem: ‘Tigerishka, waarom ben je niet teruggegaan naar de Zwerver? Het is al een tijd geleden dat ze het sein om terug te trekken gaven. Alle andere schepen zijn er denk ik al.’

Vanuit het duister bij het regelpaneel, waar geen straal Zwerver of Vreemdelinglicht haar trof, antwoordde Tigerishka: ‘Het is nog geen tijd.’