Выбрать главу

Ze hadden ontdekt dat zelfs seks en kameraadschap de lemming-drang niet konden stillen, tenminste niet overdag. Richard dacht weer aan de Zwarte Bergen. Het was misschien mogelijk die te bereiken zonder zich van de hoge gronden te verwijderen.

De zon ging die ochtend verborgen achter een grijze bewolking die uit het westen was gekomen toen de Zwerver onderging als een kwart D. Toen was er een heel vreemd verschijnsel geweest. Net toen de Zwerver achter het wolkengordijn was verdwenen scheen hij herboren te worden, helemaal zilvergrijs gekleurd en groter dan eerst, een uur boven zijn verdwijnpunt. Ze hadden erover gepraat of dit een fata morgana van de Zwerver was of een tweede vreemde planeet. Toen was het beeld of de tweede planeet ook in de wolken verdwenen.

Vera bleef staan en schakelde haar transistorradio aan, Richard bleef eveneens staan, met een berustende zucht. Twee andere wandelaars bij hun in de buurt bleven ook staan, uit nieuwsgierigheid.

Vera draaide langzaam aan de knop. Er was geen storing te horen. Ze draaide het volume op hard en bewoog de zenderknop. Nog steeds alleen stilte.

‘Misschien is ie kapot, Miss,’ opperde een van de mensen. ‘Hij is versleten,’ zei Richard onaardig. ‘En maar goed ook.’ Toen kwam de stem, aanvankelijk klein en fluitend, maar toen, terwijl ze beter afstemde, klonk er helder en luid in de grijs overkapte stilte van de heuvels:

‘Ik herhaal. Een bericht, getelegrafeerd uit Toronto en bevestigd door Buenos Aires en Nieuw Zeeland, verklaart met nadruk dat de twee vreemde planeten zijn verdwenen Zoals ze zijn gekomen. Dit betekent geen onmiddellijk einde van de abnormale getijden, maar…’

Ze bleven luisteren. Van over de hele weg kwamen de mensen aanlopen, verzamelden zich, verzamelden…

* * *

Bagong Bung besloot dat de golven ver genoeg waren gezakt om het veilig te kunnen doen, dus haalde hij de stevige zak onder zich vandaan waar hij voor de veiligheid op had gezeten, samen met de vastgebonden kleine zakjes met muntstukken van de Sumatra Queen, en hij maakte hem open zodat hij en Cobber-Hume erin konden gluren.

De woeste wateren die keer op keer over het oranje reddingsvlot hadden gespoeld hadden alle modder meegevoerd en alle voorwerpjes in de zak schoongepoetst. Samen met stukjes koraal en steentjes en schelpjes flonkerde er de donkere glans van oud goud en de kleine donkerrode vlammetjes van drie — nee, vier! — robijnen.

* * *

Wolf Loner staakte het voeren van soep aan het Italiaanse meisje, omdat ze zich had afgewend om naar de rand van de opkomende zon te kijken die boven de grijze Atlantische Oceaan uitstak. ‘Il sole,’ fluisterde ze.

Ze raakte het hout van de Volharding aan. ‘Una nave.’

Ze legde haar hand op de pols van de hand die de lepel vasthield en keek op in zijn gezicht. ‘Noi siamo qui.’

‘Ja, we zijn er,’ zei hij.

* * *

Kapitein Sithwise keek omlaag van de brug van de Prince Charles naar de kilometers met modder bedekte jungle die in het lage rode zonlicht begonnen te stomen.

De purser zei: ‘Afgaand op van hier zichtbare gewonden, meneer, hebben wij achthonderd gebroken ledematen en vierhonderd schedelfracturen die verzorgd moeten worden.’ Een van de officieren zei: ‘Brazilië heeft nu de kern voor een atoomstad in de rimboe. Ik stel me voor dat dat uiteindelijk het resultaat zal zijn, meneer, hoewel de internationale gerechtshoven er de handen vol aan gaan krijgen!’

Kapitein Sithwise knikte, maar bleef de vreemde groene zee bestuderen waarin zijn schip tenslotte was afgemeerd.

* * *

Barbara Katz keek naar de blauwe wateren rond de Albatros. Nauwelijks een op de tien golven had nu een kam. De zon kwam op boven de kust van gebroken en verfomfaaide palmbomen, misschien drie kilometer in de verte. Hester zat in het luikgat, met de baby op schoot.

‘Benjy,’ zei Barbara, ‘er is beneden een tweede kajuit, en er zijn dekens, al is er dan geen zeil. Denk je dat je een klein mastje zou kunnen versieren en een zeil en —’

‘Ja, Miss Barbara, ik denk dat ik dat wel kan,’ zei hij. Hij rekte zich breed uit en gaapte oorverdovend. ‘Maar deze keer ga ik eerst rusten.’

* * *

Sally Harris zei tegen Jake Lesher: ‘O Christus, nu is alle opwinding voorbij.’

‘Jezus, Sal, wil jij dan helemaal nooit slapen?’ protesteerde Jake.

‘Wie kan er nu slapen?’ wilde ze weten. ‘Laten we beginnen met seinen te geven dat we hier zitten. Of nog beter, laten we nu echt aan het toneelstuk gaan werken!’

* * *

Pierre Rambouillet-Lacepède schoof spijtig zijn drie-lichamen-berekeningen terzijde, die nu nimmer volledig konden worden gecontroleerd, en schonk zijn aandacht aan Francois Michaud.

De jongere sterrenkundige zei opgetogen: ‘We hebben het zonder een spoor van twijfel berekend! De siderische dag is met drie seconden per jaar verlengd! De binnendringende planeten hebben een meetbare invloed op de aarde uitgeoefend!’

* * *

Margo en Hunter stonden arm in arm in het donker op de zoom van het landingsveld aan het noordelijke einde van het plateau van Vandenberg Twee.

‘Zit het je dwars dat je Don en Paul gaat ontmoeten?’ fluisterde hij. ‘Eigenlijk hoor ik dat natuurlijk niet te vragen, als we gespannen afwachten of ze het wel zullen halen.’

‘Nee,’ vertelde ze hem, en ze legde haar andere hand over de zijne. ‘Ik zal blij zijn om ze te begroeten, dat is alles. Ik heb jou.’

Ja, dat heeft ze, dacht hij niet onverdeeld gelukkig. En nu moest hij zijn leven aan deze verovering aanpassen. Kon hij Wilma en de jongen opgeven? Niet geheel en al, dat wist hij zeker. Toen viel hem iets anders in.

‘En nu heb je Morton Opperley,’ fluisterde hij.

Margo grinnikte, en vroeg toen: ‘Wat bedoel je daar precies mee, Ross?’

‘Niets bijzonders, geloof ik,’ deelde hij mee.

Rondom hun stond de rest van de schotelstudenten bij elkaar. De truck en de Corvette waren een eind terug geparkeerd.

Terzijde stonden Opperley en een paar leden van zijn afdeling. De toren had een ogenblik eerder radiocontact met de Baba Yaga gemeld.

Boven hun hoofden waren de oude bekende sterren van het noordelijk halfrond uitgespreid tussen de twee sterrenbeelden de Schorpioen en de Grote Beer, maar hoog in het westen bevond zich daartussen een spoelvormige verzameling nieuwe sterren, sommige zwak, sommige helderder dan Sirius — de glitterende overblijfselen van de maan.

‘Het wordt wel even wennen, geen maan meer,’ zei Hixon. ‘Een stuk of honderd goden met een klap uit de mythologie weggevaagd,’ merkte Rama Joan op.

‘Ik vind het jammerder dat de Zwerver weg is,’ piepte Ann. ‘O, ik hoop dat ze zijn ontsnapt.’

‘Meer dan alleen de maangoden zijn weg,’ zei Stastok somber.

‘Geeft niet, Charlie,’ suste Wanda hem. ‘Je hebt grootse dingen werkelijkheid zien worden. Al je voorspellingen —’ ‘Al mijn dromen,’ verbeterde hij haar. Hij fronste, maar hield haar hand toch vast.

Hunter zei: ‘We krijgen twee goden terug voor elke god die we nu kwijt zijn. Dat voorspel ik.’

Pop zei brommerig: ‘Het kan mij geen moer schelen dat de maan weg is. Ze heeft voor mij nooit iets gedaan.’

‘Heeft ze zelfs nooit één aardig meisje gewilliger gemaakt, Pop?’ vroeg Margo hem.

McHeath zei, alsof hij er net achter was: ‘Geen maan — geen getijden.’