Выбрать главу

“Dat kan niet. Dat kan ik niet geloven. Je kan een man niet veroordelen op zulk flodderig bewijsmateriaal.”

“Ik veroordeel hem niet,” zei Jason die zich steeds meer ergerde. “Ik verzeker me er alleen maar van dat hij geen moeilijkheden voor ons kan veroorzaken. Je hoeft het niet met me eens te zijn om me te helpen, als je gewoon maar niet in de weg loopt. En deel vannacht de wacht met me. Wat ik morgenochtend doe is voor mijn verantwoording en daar heb je niets mee te maken.”

“Hij komt terug,” fluisterde Ijale en een ogenblik later kwam Snarbi door het hoge gras.

“Ik heb een cervo,” kondigde hij trots aan en hij liet het dier voor hen op het dek vallen. “Snij hem in stukken, goeie karbonaden en bouten. We eten vanavond.”

Hij zag er volkomen onschuldig en argeloos uit; het enige aan hem dat er schuldig uitzag was zijn schichtige blik en die was de schuld van zijn schele ogen. Jason vroeg zich even af of zijn vermoeden van gevaar wel juist was; toen dacht hij eraan waar hij zich bevond en alle twijfel verdween. Snarbi zou geen misdaad begaan als hij hen probeerde te doden of te verkopen; hij zou doen wat iedere doodgewone slavenhoudende barbaar in zijn plaats zou doen. Jason zocht in zijn gereedschapskist naar klinknagels waarmee hij voetboeien op de man kon vastzetten. Ze aten die avond hun buik vol en de anderen gingen tegen het vallen van de duisternis naar bed en ze sliepen al gauw. Jason, die doodop was van de zware tocht en erg veel had gegeten, dwong zichzelf wakker te blijven; hij probeerde op zijn hoede te zijn voor gevaar, zowel van binnen het kamp als erbuiten. Als hij al te slaperig werd liep hij rond het kamp tot de kou hem terugdreef naar de bescherming van de nog warme stoomketel. Boven hem draaiden de sterren langzaam voorbij en toen één heldere ster recht boven hem was schatte hij dat het middernacht was of iets later. Hij schudde Mikah wakker.

“Jouw beurt nu. Hou je ogen en oren open voor alles wat beweegt en vergeet niet zorgvuldig op hem te letten.” Hij wees met zijn duim naar Snarbi’s stille gestalte. “Maak me onmiddellijk wakker als er iets verdachts is.”

Jason viel onmiddellijk in slaap en hij bewoog zich nauwelijks tot het eerste ochtendlicht de lucht kleurde. Alleen de helderste sterren waren zichtbaar en uit het gras om hem heen steeg een grondmist op. Naast hem lagen twee slapende gestalten ineengedoken; de verste bewoog in zijn slaap en Jason besefte dat het Mikah was. Hij sprong onder zijn huiden vandaan en greep de andere man bij de schouder. “Wat doe je hier?” schreeuwde hij. “Jij moest op wacht staan.”

Mikah deed zijn ogen open en knipperde met koninklijk zelfvertrouwen. “Ik stond op wacht, maar tegen de ochtend werd Snarbi wakker en hij bood aan zijn deel te doen. Ik kon hem niet weigeren.”

“Jij kon wat niet? Na wat ik heb gezegd —’ ’Daarom kon ik het niet. Ik kon een onschuldig man niet schuldig oordelen en zo deelnemen aan jouw oneerlijke handelingen. Daarom liet ik hem op wacht staan.”

Je liet hem op wacht staan!” Jason stikte bijna in die woorden. “Waar is hij dan? Zie jij iemand op wacht staan?” Mikah keek zorgvuldig rond en zag alleen hen tweeën en de ontwakende Ijale. “Hij schijnt weg te zijn. Hij heeft zijn onbetrouwbaarheid bewezen en in het vervolg zullen we hem niet meer op wacht laten staan.”

Jason haalde zijn voet uit om hem een schop te geven, toen besefte hij dat hij geen tijd had voor zulke neigingen en hij vloog naar de stoommobiel. Voor de verandering deed het vuurslag het de eerste keer al en hij stak het vuur onder de ketel aan. Die brulde vrolijk, maar toen hij op de wijzer tikte zag hij dat de brandstof bijna op was. Er moest nog genoeg in de laatste kruik zitten om hen in veiligheid te brengen voordat de moeilijkheden die Snarbi voor hen had bedacht zouden arriveren — maar de kruik was weg.

“Dat doet de deur dicht,” zei Jason bitter nadat ze zenuwachtig de karo en de vlakte eromheen hadden afgezocht. Het krachtwater was verdwenen met Snarbi, die weliswaar erg bang was voor de stoommachine, maar kennelijk genoeg had opgestoken van het toekijken wanneer Jason het ding van brandstof voorzag, om te beseffen dat de karo niet kon rijden zonder de noodzakelijke vloeistof.

Jasons eerste woede had plaats gemaakt voor een leeg gevoel van berusting; hij had Mikah ook niet moeten vertrouwen en zeker niet waar het een ethisch punt betrof. Hij staarde naar de man die nu rustig een stuk koud vlees zat te eten en hij verwonderde zich over zijn onverstoorbare kalmte.

“Kan het je niets schelen,” zei hij, “dat je ons allemaal weer tot slavernij hebt veroordeeld?”

“Ik deed wat goed was. Ik had geen andere keus. We moeten als morele wezens leven anders zinken we omlaag tot het peil van de dieren.”

“Maar als je met mensen hebt te maken die zich als dieren gedragen — hoe hou je jezelf dan in leven?”

“Je leeft zoals zij — zoals jij doet Jason,” oordeelde hij koninklijk, “kronkelend en draaiend van angst, maar het is je niet mogelijk je lot te vermijden hoe je ook kronkelt. Of je leeft zoals ik, als een man van overtuiging, die weet wat goed is en zich niet van de wijs laat brengen door de futiele dagelijkse noden. En als je zo leeft, kan je gelukkig sterven.”

“Sterf dan gelukkig,” grauwde Jason en hij greep naar zijn zwaard, maar hij liet zich weer somber achteruit vallen zonder het te pakken. “En dan te bedenken dat ik ooit dacht dat ik je hier iets zou kunnen leren over de werkelijkheid van het bestaan, als je nog nooit eerder de werkelijkheid hebt ondergaan en dat ook nooit zal doen tot de dag waarop je sterft. Jij draagt voortdurend je eigen gedrag, wat jouw werkelijkheid is, met je mee, en dat is tastbaarder voor je dan de grond waarop we zitten.”

“Deze ene keer zijn we het eens Jason. Ik heb geprobeerd je de ogen te openen voor het ware licht, maar jij wendt je af en je wilt het niet zien. Jij negeert de Eeuwige Wet voor de eisen van het moment en daarom ben je verdoemd.”

De drukmeter van de ketel siste en plopte naar buiten, maar de brandstof was volkomen op.

“Zoek wat voedsel bijeen voor het onbijt, Ijale,” zei Jason, “en maak dat je bij dit voertuig vandaan komt. De brandstof is op en het is afgelopen.”

“Ik zal een draagbundel maken, dan ontsnappen we lopend.”

“Nee, dat is uitgesloten. Snarbi kent dit land en hij wist dat we tegen de ochtend pas zouden merken dat hij was verdwenen. Wat voor ellende hij ook over ons brengt; het is al onderweg en we zouden te voet niet meer kunnen ontkomen, maar ze krijgen mijn handgebouwde supersnelle stoommobiel niet te pakken!” voegde hij er plotseling heftig aan toe en hij greep de kruisboog. “Terug, jullie, een heel eind terug. Ze zullen me voor mijn talenten tot slaaf maken, maar ze krijgen er geen gratis proefmonster bij. Als ze een van die race-stoomkarren willen hebben zullen ze ervoor moeten betalen.”

Aan het eind van het bereik van de kruisboog ging Jason plat op de grond liggen en zijn derde pijl trof de ketel. Die vloog uit elkaar met een zeer bevredigende knal en overal om hen heen regende het kleine stukjes metaal en hout. In de verte hoorde hij geschreeuw en blaffende honden.

Toen hij opstond zag hij in de verte een rij mannen door het lange gras naderbij komen en toen ze dichterbij waren zag hij ook grote honden die aan hun riemen rukten. Hoewel ze in korte tijd een grote afstand moesten hebben afgelegd, kwamen ze met stevige gang aanhollen — ervaren hardlopers in dunne leren kleding, met elk een korte platte boog en een koker vol pijlen. Ze vielen aan in een halve cirkel en stopten toen de drie vreemdelingen binnen schootsafstand waren. Hun grote honden stonden kwijlend te wachten tot ze werden losgelaten. Ze legden hun pijlen op en bleven oplettend wachten, waarbij ze een flink eind bij de rokende overblijfselen van de karo vandaan bleven, tot Snarbi eindelijk half ondersteund door twee andere hardlopers kwam aanstrompelen.