Выбрать главу

Nu aarzelde de anders zo zelfverzekerde advocaat. ‘Dat weet ik niet.’

‘Heeft u ergens uw laptop laten liggen? Of een usb-stick met bestanden erop?’ vroeg Jacob, op een toon alsof het routinevragen waren.

Het duurde even voordat De Nilo antwoordde en in die tijd probeerde Van Opperdoes zich een beeld te vormen van de man tegenover hem.

Een gladde, snelle prater met dure pakken en dure maniertjes, maar zonder scrupules. Hij kon mensen inpakken met mooie volzinnen, maar door zijn houding voelde iedereen zich ongemakkelijk bij deze man. Je proefde de dubbele agenda, de verborgen bijbedoeling bij alles wat hij deed of zei. Deze man was nooit ‘echt’.

Was deze man in staat om Willem van Kampen te vermoorden, of te laten vermoorden, als die bij hem had ingebroken en de bestanden had gestolen? Van Opperdoes hoefde er geen seconde over te twijfelen: absoluut.

De Nilo haalde de schouders op. ‘Ik zou het niet weten. Ik heb mijn bestanden op mijn laptop staan, en die staat gewoon bij mij thuis of op mijn kantoor. Het is mij een raadsel hoe die bestanden ergens anders kunnen opduiken. Misschien dat ze van buitenaf gehackt zijn. Dat kan tegenwoordig.’

Achter De Nilo, door de geopende deur heen, keek Van Opperdoes heel even naar IJsselstein, die hij gevraagd had mee te luisteren en die in een stoel rondjes zat te draaien. IJsselstein trok een spottend hoofd, schudde nee en mimede het woord ‘gelul’.

Van Opperdoes deed zijn best zijn gezicht in de plooi te houden. ‘Of misschien is er bij u ingebroken?’

De spottende, bijna hooghartige toon keerde weer terug. ‘Dat had ik dan toch wel gemerkt, denkt u niet?’

Van Opperdoes knikte kort, zonder iets te laten merken. Hij probeerde te doorgronden waarom De Nilo even had geaarzeld in zijn antwoord. Daar konden twee redenen voor zijn. Of hij wist überhaupt niet dat de bestanden van hem gestolen waren en was er oprecht verbaasd over dat dat gebeurd was, of hij wist heel goed dat ze gestolen waren, maar had nooit verwacht dat de gestolen bestanden bij de politie zouden opduiken.

Stel… dacht Van Opperdoes, dat Willem van Kampen de bestanden bij De Nilo had gestolen, en De Nilo hem uit wraak daarvoor had vermoord of laten vermoorden? De moordenaar had de kleding en de woning van Van Kampen doorzocht, kennelijk om de bestanden terug te vinden. Die hadden ze niet gevonden, omdat Van Kampen ze goed had verstopt, ingenaaid in zijn kleding. De moordenaar had aan De Nilo gemeld dat de bestanden er niet meer waren… en nu doken ze ineens op bij de politie…

‘Geen inbraak dus?’ vroeg Van Opperdoes.

De Nilo schudde zijn hoofd. ‘Niet dat ik weet.’

Van Opperdoes merkte dat de absolute controle bij De Nilo weer terug was. Zijn pantser was weer opgetrokken en ondoordringbaar. De twee rechercheurs zouden er in dit verhoor niet achter komen wat de waarheid was over de gestolen bestanden.

Van Opperdoes probeerde een laatste vraag. ‘Laten we ervan uitgaan dat de bestanden bij u weggehaald zijn, op welke manier dan ook. U had het over ons als beroepsmatige tegenstanders…’

De Nilo probeerde een sussend gebaar te maken, maar Van Opperdoes liet zich niet afleiden.

‘Het geeft niet. Misschien ziet u het zo, dat wij dat zijn. Maar laten we ook even constateren dat wij absoluut niet degenen zijn die u de bestanden afhandig hebben gemaakt. En als iemand anders dat gedaan heeft, dan hebt u nog meer tegenstanders. Mijn vraag is dus kort en simpeclass="underline" wie? Wie heeft belang bij die bestanden? Wat staat erop?’

De Nilo verschoof even op zijn stoel. ‘Ik snap de vraag en ik hoor wat u zegt. Maar u begrijpt… mijn beroepsgeheim verhindert mij op die vraag antwoord te geven. En ik kan niet genoeg benadrukken dat u de bestanden niet mag inzien. Ik zal straks de officier van justitie bellen, en vervolgens de rechter-commissaris, en hen verzoeken u op te dragen alles aan mij te overhandigen.’

Hij stond op en knikte kort en formeel.

‘Heren.’

De twee rechercheurs bleven even zitten nadat De Nilo de kamer verlaten had.

‘En?’ wilde Jacob weten.

Van Opperdoes zuchtte. ‘Ik heb volgens mij advocaten weleens aangeduid als beroepsleugenaars… Dat werd mij toen niet in dank afgenomen.’

Jacob lachte. ‘Zei je dat tegen een advocaat?’

Van Opperdoes kreeg glimoogjes. ‘Het is toch zo? Altijd voor een rechtbank vol overtuiging volhouden dat hun cliënt onschuldig is… er niets aan kon doen… of een zielige jeugd heeft gehad. Terwijl ze donders goed weten dat ze daar een misdadiger mee uit de gevangenis proberen te houden. Ik zou dat niet kunnen. Maar sommige advocaten… zoals De Nilo… hebben het liegen tot een ware vorm van kunst verheven. Deze man zit dieper in de onderwereld dan wij denken.’

‘Dus hij wist dat Willem van Kampen zijn bestanden heeft gestolen, en heeft hem daarom vermoord? Of laten vermoorden?’

Peter van Opperdoes stond op. ‘Het zou me niets verbazen.’

Hoofdstuk 17

Van Opperdoes keek met een verlangende blik naar het usb-stickje dat voor hem op het bureau lag. Hoe verleidelijk was het om even te kijken wat voor informatie erop stond, zodat ze een goed beeld konden krijgen van de werkzaamheden en de contacten van De Nilo.

‘Neehee…’ zei commissaris Van Straaten langzaam, zijn chef van het bureau Raampoort. ‘Begin er niet aan, Peter, het geeft alleen maar ellende. Alléén maar ellende. Als ooit uitlekt dat wij geheime bestanden hebben bekeken, oei oei…’

Van Straaten wapperde op en neer met zijn grote handen. Dit was een chef van de oude stempel, die deed wat hij kon doen, maar ook precies wist tot hoe ver hij kon gaan. Na het telefoontje van de officier van justitie was hij even langsgekomen bij Van Opperdoes.

‘Laat mij dat dingetje dan maar meenemen, en die advocaat van kwade zaken bellen. Dan komt het allemaal wel goehoed…’

Van Straaten pakte het stickje voordat Van Opperdoes hem kon tegenspreken en verliet de kamer. Eigenlijk was het heel goed zo, vond Van Opperdoes.

Aan de zijkant van zijn bureau lagen wat geprinte vellen.

‘Wat is dit?’ vroeg hij aan IJsselstein, die nog in de kamer rondbanjerde en het voor Van Opperdoes had neergelegd.

‘Jacob heeft toch zo briljant stiekem de gegevens van de telefoon van Monica van Molenbeek gekopieerd?’ Hij wees naar de prints. ‘Dat is wat zij in haar telefoon had staan. Alle nummers die ze gebeld heeft en die haar hebben gebeld. Met daaronder alle namen die bij die telefoonnummers horen. O ja, en als extraatje heb ik er nog iets bij gedaan.’

‘Wat dan?’

‘Doordat jij alle gegevens uit haar telefoon hebt gekopieerd, had ik ook het telefoonnummer van Willem van Kampen. Want die belde ze nog weleens. Dus daar heb ik ook maar alle gegevens van opgevraagd.’

Van Opperdoes en Jacob stoven tegelijkertijd op.

‘En dat zeg je nu pas?’ riep Jacob.

IJsselstein trok een onschuldig gezicht. ‘Ik was heel druk met dat stomme stickje. Sorry, vergeten.’

Jacob griste de prints van tafel en bestudeerde ze. Fronsend keek hij Van Opperdoes aan. ‘Wij wisten toch dat Monica nog… of eigenlijk weer… contact had met Willem van Kampen?’

Van Opperdoes knikte. ‘Zeker. Dat was de reden waarom ze ging scheiden van Hans van Donkeren, zei ze tegen ons.’

Jacob hield de prints omhoog. ‘Maar wisten wij dan ook dat Willem van Kampen vaak contact heeft gehad met Hans van Donkeren, de criminele ex van Monica?’

Peinzend plukte Van Opperdoes aan zijn neus. ‘Nee… dat wisten wij nog niet. Heel interessant… Vertel eens?’

Jacob hield de lijst met nummers en tijden voor zijn neus. Hij nam een arceerstift en maakte een aantal lijnen fluorescerend geel.

‘Er zijn minstens negen gesprekken van enkele minuten geweest tussen Willem van Kampen en Hans van Donkeren. Over en weer.’