Выбрать главу

‘Je maakt hem nog dood!’ riep Min. ‘Ik sta niet toe dat je hem doodt!’ Zijn ogen sprongen open en keken strak in haar gezicht. Ze keek hem niet aan, maar omvatte zijn hoofd met beide armen en keek woest naar iemand die ergens stond. Haar ogen waren rood. Ze had gehuild, maar nu niet meer. Ja, hij lag in zijn eigen bed, in zijn kamers in het Zonnepaleis. Hij kon een dikke vierkante bedpost zien van zwart hout, ingelegd met driehoeken van ivoor. Min lag, zonder jas en in een roomkleurig zijden hemd, beschermend om hem heen gekruld boven op het linnen laken dat hem tot de kin bedekte. Alanna was bang; dat lag huiverend achter in zijn hoofd. Bang om hem. Om de een of andere reden was hij daar zeker van.

‘Ik denk dat hij wakker is, Min,’ zei Amys vriendelijk.

Min keek op hem neer en haar gezicht, omkranst door donkere krulletjes, straalde in een plotselinge glimlach.

Voorzichtig – want hij voelde zich zwak – bewoog hij zijn armen en ging rechtop zitten. Zijn hoofd tolde duizelingwekkend, maar hij dwong zich niet opnieuw te gaan liggen. Zijn bed was omsingeld.

Aan de ene kant stond Amys, met aan weerszijden Bera en Kiruna. De veel te jonge gelaatstrekken van Amys lieten helemaal niets blijken, maar ze streek haar lange witte haren naar achteren en verschikte haar donkere omslagdoek, alsof ze zich na een gevecht weer netjes maakte. Op het oog waren de twee Aes Sedai rustig, maar het was de vastberaden rust van een koningin die bereid was voor haar troon te vechten en van een boerenvrouw die haar hofstede verdedigen zou. Vreemd, als hij ooit drie mensen had gezien die met elkaar verbonden waren, dan was het dit drietal, schouder aan schouder.

Aan de andere kant van het bed stonden Samitsu met zilveren belletjes in haar haren en een slanke zuster met dikke zwarte wenkbrauwen en een wilde blik in de ogen. Naast hem bevond zich Cadsuane, met haar vuisten in haar zij geplant. Samitsu en de zuster met het ravenzwarte haar droegen stola’s met gele franje en hun kaken stonden even strak als die van Bera en Kiruna, maar vergeleken met Cadsuanes strenge blik was die van de vier vrouwen weifelend. De twee groepen vrouwen keken strak naar de mannen.

Aan het voeteneind stonden Dashiva, het zilveren zwaardje en de roodgouden draak glinsterend op zijn kraag, en Flin en Narishma. Allen probeerden met grimmige gezichten tegelijkertijd beide groepen vrouwen in het oog te houden. Jonan Adlie stond naast hen, een van zijn zwarte mouwen leek geschroeid. De vier mannen waren blijkbaar tot barstens toe vervuld van saidin. Dashiva hield bijna evenveel vast als Rhand kon hebben. Rhand keek Adlie aan, die een knikje gaf.

Opeens besefte Rhand dat hij onder het laken dat van zijn bovenlijf was gegleden, niets droeg en dat boven het laken alleen een verband om zijn middel was gewikkeld. ‘Hoe lang heb ik geslapen?’ vroeg hij. ‘Hoe komt het dat ik nog leef?’ Hij raakte behoedzaam het witte verband aan. ‘Fajins dolk kwam uit Shadar Logoth. Ik heb een keer gezien hoe een krasje ervan in enkele tellen een man doodde. Hij stierf snel en hij stierf pijnlijk.’ Dashiva mompelde een vloek met Fajins naam erin.

Samitsu en de andere Gele zuster keken elkaar geschrokken aan, maar Cadsuane knikte slechts. De gouden sieraden rond haar grijze knotje zwaaiden uitbundig, inderdaad, Shadar Logoth, Schaduwwaak. Dat verklaart veel. Je hebt het aan Samitsu te danken dat je nog in leven bent, en aan meester Flin.’ Ze keek niet eenmaal naar de grijze man met zijn randje wit haar, maar hij grijnsde alsof ze hem een buiging had geschonken en tot zijn verbazing gaven de Gele zusters hem een knikje. ‘En natuurlijk aan Corele hier,’ vervolgde Cadsuane. ‘Ieder heeft een aandeel geleverd, en er zijn enkele dingen gedaan die naar ik aanneem sinds het Breken niet meer zijn voorgekomen.’ Haar stem kreeg iets grimmigs. ‘Zonder die drie zou je nu dood zijn. Dat kan nog steeds gebeuren als je jezelf niet laat bijstaan. Je moet rusten en je niet inspannen.’ Opeens knorde zijn maag, luid, en ze voegde eraan toe: ‘We hebben je sinds je verwonding alleen wat water en lichte soep kunnen toedienen. Twee dagen zonder voedsel is lang voor een zieke.’

Twee dagen. Maar twee. Hij vermeed Adlie aan te kijken, ‘Ik sta op,’ zei hij.

‘Ik sta niet toe dat ze je doden, schaapherder,’ zei Min met een koppige glans in haar ogen, ‘en evenmin dat jij jezelf doodt.’ Ze sloeg haar armen om hem heen alsof ze hem op die plek wilde vasthouden.

‘Als de Car’a’carn wenst op te staan,’ zei Amys effen, ‘zal ik Nandera vragen om de Speervrouwen uit de gang naar binnen te sturen. Somara en Enaila zullen zeker heel blij zijn hem juist die bijstand te geven die hij nodig heeft.’ Haar mondhoeken bewogen in de richting van een glimlach. Ze was zelf ooit Speervrouw geweest en was volledig op de hoogte van hun onderlinge verhoudingen. Kiruna en Bera glimlachten niet. Ze keken hem fronsend aan, alsof hij volkomen zot was. ‘Jongen,’ zei Cadsuane droog, ‘ik heb al meer van je onbehaarde onderste wangen gezien dan me lief is, maar als je voor ons zessen wilt paraderen, zal er vast wel iemand van genieten. Als je echter plat op je gezicht valt, zul je van mij wat billenkoek krijgen voor je weer in bed ligt.’ Aan Samitsu’s en Coreles gezicht te zien zouden ze daarbij met genoegen helpen.

Narishma en Adlie staarden Cadsuane geschokt aan, terwijl Flin aan zijn jas trok alsof hij met zichzelf ruzie maakte. Dashiva echter liet een rauw en blaffend gelach horen. ‘Als je wilt dat we de vrouwen naar buiten...’ De man met het gewone gezicht begon de stromen voor te bereiden; geen schilden maar ingewikkelde weefsels van Geest en Vuur, waarvan Rhand vermoedde dat iedereen die erin verwikkeld raakte, zoveel pijn zou lijden dat ze niet eens aan geleiden kon denken.

‘Nee,’ zei hij snel. Bera en Kiruna zouden een eenvoudig bevel om te vertrekken gehoorzamen en als Corele en Samitsu hadden geholpen hem in leven te houden, was hij hun meer dan pijn verschuldigd. Maar als Cadsuane dacht dat naaktheid hem in bed en onder het laken zou houden, stond haar een verrassing te wachten. Hij wist niet zeker of de Speervrouwen hem nog wel enige zedigheid hadden gelaten. Hij gaf Min een glimlach, maakte haar armen om hem los, gooide het laken opzij en klom aan Amys’ kant uit bed.

De mond van de Wijze verstrakte. Hij kon bijna zien hoe ze overwoog de Speervrouwen binnen te roepen. Bera keek Amys gekweld en onzeker aan, terwijl Kiruna zich haastig omdraaide, met rood aanlopende wangen. Langzaam liep hij naar de klerenkast. Langzaam, omdat hij Cadsuane misschien haar kans zou geven als hij te snel bewoog. ‘Poe,’ mopperde ze achter hem. ‘Ik zweer je, ik zou die jongen echt een pak voor zijn billen moeten geven.’ Iemand gromde iets wat instemming kon zijn of enkel afkeuring van wat hij aan het doen was. ‘Tja, het is wel een lief kontje, niet?’ zei iemand met een lispelende Morlandse tongval. Dat moest Corele zijn.

Het was maar goed dat hij zijn hoofd in de kast gestoken had. De Speervrouwen hadden misschien toch minder zedigheid weggeschaafd dan hij gedacht had. Licht! Zijn gezicht voelde zo heet als een oven. In de hoop dar het aankleden zou verhullen hoe zwak hij was, schoot hij haastig wat kleren aan. Zijn zwaard stond achter in de klerenkast en de zwaardgordel was rond de donkere zwijnsleren schede gewikkeld. Hij raakte het lange gevest aan en trok zijn hand weer terug.

Blootsvoets wendde hij zich tot de anderen, terwijl hij de koordjes van zijn hemd nog aan het vastmaken was. Min zat in kleermakerszit op het bed in haar strakke zijden broek en aan haar gezicht te zien, kon ze niet besluiten of ze boos of afkeurend zou kijken, ‘Ik moet met Dashiva en de andere Asha’man praten,’ zei hij. ‘Alleen.’

Min klauterde van het bed af en holde naar hem toe voor een omhelzing. Niet echt stevig, ze waakte er zorgvuldig voor zijn gewonde zij niet aan te raken, ‘Ik heb veel te lang op je bijkomen moeten wachten,’ zei ze, en ze liet snel een arm om zijn middel glijden, ‘Ik moet echt bij je blijven.’ Ze benadrukte het iets. Ze moest een beeld hebben gezien. Of misschien wilde ze hem slechts helpen wat steviger op zijn benen te staan. De arm leek hem steun te geven. Hoe dan ook, hij knikte. Zo stevig stond hij immers nog niet. Hij legde een hand op haar schouder en besefte opeens dat hij de Asha’man niet wilde tonen hoe zwak hij was, net zomin als Cadsuane of Amys.