Выбрать главу

Nu begreep Faile het. Milla had gewoon de waarheid uitgesproken. Het weer was niét natuurlijk, het was hoogst onnatuurlijk. Zelfs Faile lag vaak wakker en smeekte dan om wat regen, of nog liever sneeuw, waarbij ze probeerde te vergeten wat voor duisters achter die hitte en droogte verborgen lag. Van een Wijsheid werd echter verwacht dat ze de anderen gerust kon stellen. Maar waar kon ze heen wanneer ze dat zelf nodig had?

Deze vrouwen zouden misschien niet eens beseffen wat ze deden, maar ze waren naar de juiste plek gekomen. Een deel van het verbond tussen de adel en de gewone burgers, dat Faile vanaf haar geboorte was ingeprent, hield in dat de adel rust en veiligheid verschafte. Onder andere door mensen eraan te herinneren dat slechte tijden niet eeuwig bestonden. Als het vandaag slecht was, zou het morgen beter zijn, en zo niet, dan overmorgen. Ze had er zelf graag zeker van willen zijn, maar ze had geleerd die rust altijd te geven, zelfs wanneer ze zelf totaal niet kalm was. Ze moest hun vrees verminderen en hun niet belasten met haar eigen angst.

‘Al voor ik hier ooit was geweest, heeft Perijn me over zijn volk verteld.’ zei ze. Hij was geen opschepper, maar je pikte altijd zo nu en dan wat kruimels op. ‘Als de hagel jullie oogst plat sloeg, als de winter de helft van de veestapel ombracht, zetten jullie je schrap en gaan door. Toen de Trolloks Tweewater verwoestten, vochten jullie terug en nadat jullie hen hadden verslagen, gingen jullie meteen alles weer opbouwen.’ Ze zou het nooit hebben geloofd als ze het die zuiderlingen niet met eigen ogen had zien doen. Deze mensen zouden in Saldea heel goed hun mannetje hebben gestaan, waar invallen van Trolloks aan de orde van de dag waren, tenminste in het noorden, ik kan jullie niet zeggen of het weer zal worden wat het morgen moet zijn. Ik kan jullie zeggen dat Perijn en ik zullen doen wat nodig is, wat er ook gedaan dient te worden. En ik hoef jullie niet te vertellen dat jullie elke komende dag zullen aanpakken, wat voor dag het ook is, en je schrap zult zetten om de volgende dag onder ogen te zien. Dat is het soort volk dat Tweewater voortbrengt. Dat is het volk dat jullie vormen.’ Ze waren echt slim. Als ze zichzelf de reden van hun komst niet wilden toegeven, werden ze er nu toe gedwongen. Als ze minder verstandig waren geweest, zouden ze er nu aanstoot aan hebben genomen. Maar zelfs de woorden die ze zelf eerder hadden bedacht, hadden het gewenste gevolg, nu die van iemand anders kwamen. Dat bracht natuurlijk een eigen schaamte mee. Ze keken heerlijk verward, en het was de moeite waard te zien hoe rood hun gezicht was en hoe daarop de onuitgesproken wens lag om ergens anders te zijn. ‘Nou ja, natuurlijk,’ zei Daise. Ze plantte haar vuisten op haar brede heupen, staarde de andere Wijsheden aan en daagde hen uit het te betwisten. ‘Dat heb ik jullie toch gezegd, nietwaar? Dit meisje praat verstandig. Dat heb ik al gezegd toen ze voor het eerst hier aankwam. Dit meisje heeft hersens in haar hoofd, heb ik gezegd.’ Edelle snoof. ‘Heeft iemand gezegd dat dat niet zo was, Daise? Ik heb het niet opgevangen. Ze doet het heel goed.’ Tegen Faile voegde ze eraan toe: ‘Je doet het inderdaad heel goed.’

Milla maakte snel een knix. ‘Dank u, vrouwe Faile. Ik weet dat ik hetzelfde tegen wel vijftig mensen heb gezegd, maar het van u te horen, is zomaar...’ Een luid keelgeschraap van Daise snoerde haar de mond; dit ging veel te ver. Milla werd nog roder.

‘Dat is heel mooi werk, mijn vrouwe.’ Elwina boog zich naar voren en streek over de smalle rijrok die Faile graag droeg. ‘We hebben een naaister uit Tarabon in Devenrit die het echter nog veel beter kan. Ik hoop dat u het niet erg vindt dat ik het zeg. Ik heb haar aangesproken en ze maakt nu alleen nette kleren, afgezien dan die voor getrouwde vrouwen.’ De moederlijke glimlach verscheen weer op haar gezicht, goedig en spijkerhard tegelijk. ‘Of als iemand het hof wordt gemaakt. Ze maakt prachtige dingen. Ze zou het zeker prettig vinden voor u te werken, u met uw huis en figuur.’

Daise glimlachte al zelfingenomen voor de ander was uitgesproken. ‘Therille Marza maakt op dit ogenblik hier in Emondsveld al een aantal gewaden voor vrouwe Faile. Alsmede één bijzonder prachtig gewaad.’ Elwina richtte zich op, Edelle kneep haar lippen op elkaar en zelfs Milla keek peinzend.

Wat Faile betrof, was de ontvangst voorbij. De Domani-naaister had een strenge hand nodig en Faile moest voortdurend oppassen dat ze niet werd aangekleed op de wijze van het koninklijk hof van Ebo Dar. Het gewaad was Daises idee geweest, een volkomen onverwachte verrassing, en ook al was het meer in Saldeaanse dan in Domani-stijl, Faile wist niet waarvoor ze het moest aantrekken. Het zou nog lang duren voor Tweewater zich aan dansfeesten en blije uitstapjes overgaf. Als het aan de Wijsheden werd overgelaten, zouden ze heel snel gaan wedijveren welk dorp voor haar kleding mocht zorgen. Ze bood thee aan, met een terloopse opmerking dat ze konden bespreken hoe ze de mensen moed konden geven over het weer. Dat lag na het vorige onderwerp veel te dicht bij de waarheid, en ze struikelden bij het weggaan bijna over elkaar, terwijl ze bedroefd plichten opsomden die hun niet toestonden langer te blijven. Nadenkend keek ze hen na. Milla sloot als gebruikelijk de rij, als een kind dat aan de rok van haar oudere zusters mee mocht. Misschien was een rustig gesprekje mogelijk met enkele leden van de vrouwenkring in Tarenveer. Elk dorp had een sterke dorpsmeester en een sterke Wijsheid nodig om de dorpsbelangen te verdedigen. Enkele kalme, voorzichtige woorden. Nadat Perijn had ontdekt dat ze voor de verkiezing van de dorpsmeester met de mannen in Tarenveer had gepraat – als een man een goed verstand had en sterk was voor haar en Perijn, waarom zouden de stemmers dan niet mogen weten dat zij op Perijns en haar steun mochten rekenen, indien zij achter de juiste man gingen staan – nadat hij dat had ontdekt... Hij was zachtaardig, werd niet gauw boos, maar ze had zich tot hij was afgekoeld voor de zekerheid in haar slaapkamer opgesloten. Hij was gekalmeerd nadat ze had beloofd zich met geen enkele dorpsmeesterverkiezing meer te ‘bemoeien’, niet openlijk en niet heimelijk. Dat laatste was heel oneerlijk van hem en kwam haar ook helemaal niet uit. Hij was echter vergeten daarbij ook de verkiezingen voor een vrouwenkring te vermelden. Nou ja, wat hij niet wist, kon hem veel goeds opleveren. Evenals Tarenveer. Doordat ze aan hem dacht, herinnerde ze zich de belofte aan zichzelf. De veren waaier ging sneller. Deze dag vol onzin was niet de ergste geweest en ook niet erger als eerder met de Wijsheden – er waren geen vragen gesteld over wanneer heer Perijn een erfgenaam mocht verwachten – het Licht zij gezegend! – maar misschien zat de ergernis door de onophoudelijke hitte als pek aan haar vastgekleefd. Perijn moest en zou zijn plicht doen, of...

Donder rommelde boven het herenhuis en weerlicht deed de ramen scherp afsteken. Haar hoop groeide. Als er eindelijk regen.... Zwijgend ging ze hollend op haar muiltjes op zoek naar Perijn. Ze wilde de regen met hem delen. Nog steeds was ze van plan hem enkele ferme woorden toe te voegen. Meer dan enkele woorden als dat nodig mocht zijn.

Perijn was waar ze hem verwachtte te treffen, op het overdekte balkon aan de voorkant van de tweede verdieping. Hij had krullend haar en droeg een eenvoudige bruine jas met brede schouders en armen. Hij stond met zijn brede rug naar haar toe tegen een van de balkonpilaren geleund en keek omlaag naar de grond opzij van het herenhuis, niet naar de hemel. Faile bleef in de deuropening staan. Weer rommelde het en bliksems vormden een blauw lichtveld over de hemel. Droog onweer, in een wolkeloze lucht. Geen voorloper van regen. Er zou geen regen vallen om de hitte te breken. Er zou geen sneeuw volgen. Er lagen wat druppeltjes zweet op haar voorhoofd, maar ze huiverde.

‘De ontvangst is voorbij?’ vroeg Perijn en ze sprong op. Hij had niet opgekeken. Soms besefte ze amper hoe scherp zijn gehoor was. Misschien had hij haar geroken en ze hoopte dat het haar parfum was, niet haar zweet.