Hun palankijn werd aangehouden bij de poort, en een van de wachters trok de gordijnen ruw opzij. Hij had de koperkleurige huid en de donkere, amandelvormige ogen van een Dothraki, maar zijn gezicht was onbehaard en hij droeg de bronzen spijkerkap van de Onbevlekten. Hij bekeek hen met kille ogen. Magister Illyrio gromde hem iets toe in de ruwe taal van de Dothraki, en de wacht antwoordde op diezelfde toon en wuifde hen door. Dany zag dat de hand van haar broer het gevest van zijn geleende zwaard omknelde. Hij keek bijna even bang als zij zich voelde.
‘Onbeschaamde eunuch,’ pruttelde Viserys terwijl de palankijn naar de state schommelde.
Magister Illyrio’s woorden waren als honing zo zoet. ‘Vele belangrijke mannen zullen vanavond het feest bijwonen. Zulke mannen hebben vijanden. De khal moet bescherming bieden aan zijn gasten, van wie u de voornaamste bent, Uwe Genade. De usurpator zou ongetwijfeld goed voor uw hoofd betalen.’
‘O ja,’ zei Viserys duister. ‘Hij heeft het geprobeerd, Illyrio, dat kan ik je wel vertellen. Zijn sluipmoordenaars volgen ons overal. Ik ben de laatste Draak, en zolang ik leef zal hij niet rustig slapen.’
De palankijn minderde snelheid en hield stil. De gordijnen werden opzij geschoven en een slaaf hielp Daenerys naar buiten. Zijn halsband was van doodgewoon brons, zag ze. Haar broer volgde, één hand nog steeds om het gevest van zijn zwaard geklemd. Er waren twee sterke mannen nodig om magister Illyrio weer recht overeind te zetten. Binnen in de state was de lucht bezwangerd met de geur van specerijen, reukvuur en zoete citroen met kaneel. Ze werden begeleid door de entreehal, waar een mozaïek van gekleurd glas de Doem van Valyria voorstelde. Overal langs de wanden brandden olielantaarns van zwart ijzer. Onder een boog van verstrengelde stenen bladeren zong een eunuch hun komst uit. ‘Viserys van het Huis Targaryen, Derde van die Naam,’ riep hij met hoge, welluidende stem, ‘Koning van de Andalen, de Rhoynar en de Eerste Mensen, Heer van de Zeven Koninkrijken en Beschermer van het Rijk. Zijn zuster Daenerys Stormgeboren, prinses van Drakensteen. Zijn achtenswaardige gastheer Illyrio Mopatis, magister van de Vrij stad Pentos.’
Voorbij de eunuch betraden ze een omzuild binnenhof, met bleke klimop overwoekerd. In het maanlicht namen de bladeren de kleur van been en zilver aan. Daartussen bewogen zich de gasten, vele van hen hooggeplaatste Dothraki-ruiters, forse mannen met een roodbruine huid en beringde hangsnorren, hun zwarte haar geolied, gevlochten en met belletjes versierd. Maar er waren ook desperado’s en huurlingen uit Pentos, Myr en Tyrosh bij, een rode priester die nog dikker was dan Illyrio, harige mannen uit de Haven van Ibben en heren van de Zomereilanden met een huid zo zwart als ebbenhout. Daenerys bekeek hen allemaal vol verwondering… en besefte toen met een plotselinge steek van angst dat zij hier de enige vrouw was.
Illyrio fluisterde hun toe: ‘Die drie daar zijn Drogo’s bloedruiters. Die bij die pilaar is Khal Moro, met zijn zoon Rhogoro. De man met de groene baard is een broer van de Archon van Tyrosh, en de man achter hem is ser Jorah Mormont.’
De laatste naam viel Daenerys op. ‘Een ridder?’
‘Niet minder,’ Illyrio glimlachte in zijn baard. ‘Door de Hoge septon persoonlijk gezalfd met de zeven oliën.’
‘Wat doet hij hier?’ flapte ze eruit.
‘De usurpator eiste zijn hoofd,’ lichtte Illyrio hen in. ‘Een of andere onbeduidende belediging. Hij had een paar stropers aan een slavenhandelaar uit Tyrosh verkocht in plaats van ze aan de Nachtwacht te geven. Belachelijke wet. Iemand moet toch kunnen doen wat hij wil met zijn levende have?’
‘Voor de avond om is wens ik ser Jorah te spreken,’ zei haar broer. Dany merkte dat ze nieuwsgierig naar de ridder stond te staren. Het was een oudere man, de veertig gepasseerd en kalend, maar nog sterk, en in goede conditie. In plaats van zijde en katoen droeg hij wol en leer. Zijn tuniek was donkergroen, en er was een klimmende zwarte beer op geborduurd. Ze keek nog steeds naar die vreemde man uit het vaderland dat ze nooit had gekend toen magister Illyrio een klamme hand op haar naakte schouder legde. ‘Daar, liefste prinses,’ fluisterde hij, ‘daar is de khal zelf.’
Dany was het liefst weggerend om zich te verstoppen, maar haar broer hield haar in het oog en als ze hem mishaagde zou ze de Draak wekken, wist ze. Gespannen keerde ze zich om en keek naar de man die haar, naar Viserys hoopte, ten huwelijk zou vragen voor de avond om was.
Het slavinnetje had er niet ver naast gezeten, dacht ze. Khal Drogo was een kop groter dan de langste man in het vertrek, en toch op de een of andere manier lichtvoetig, gracieus als een panter uit Illyrio’s menagerie. Hij was jonger dan ze gedacht had, niet ouder dan dertig. Zijn huid had de kleur van gepolijst koper en om zijn dikke snor zaten gouden en bronzen ringen.
‘Ik moet naar hem toe om mijn onderdanigheid te betuigen,’ zei magister Illyrio. ‘Wacht hier. Ik breng hem naar u toe.’
Terwijl Illyrio naar de khal waggelde greep haar broer haar bij de arm. Zijn vingers knepen zo hard dat het pijn deed. ‘Zie je zijn vlecht, lieve zuster?’
Drogo’s vlecht was nachtzwart en zwaar van de geurige olie, volgehangen met kleine belletjes die zachtjes tinkelden als hij bewoog. De vlecht hing tot ver over zijn gordel, zelfs tot onder zijn zitvlak. Het uiteinde streek langs de achterkant van zijn dijen.
‘Zie je hoe lang die is?’ zei Viserys. ‘Als de Dothraki in het gevecht verslagen worden snijden ze uit schaamte hun vlecht af opdat de wereld weet heeft van hun schande. Khal Drogo heeft nog nooit één gevecht verloren. Met hem is Aegon de Drakenvorst weergekeerd, en jij zult zijn vorstin zijn.’
Dany keek naar Khal Drogo. Zijn gezicht was hard en wreed, zijn ogen waren koud en donker als onyx. Haar broer deed haar wel eens pijn als ze de Draak had gewekt, maar hij joeg haar geen angst aan en deze man wel. ‘Ik wil zijn vorstin niet zijn,’ hoorde ze zichzelf met een dun stemmetje zeggen. ‘Alsjeblieft, alsjeblieft, Viserys, ik wil niet, ik wil naar huis.’
‘Naar huis?’ Hij bleef zachtjes praten, maar ze hoorde hoe razend hij klonk. ‘Hoe had jij naar huis gewild, lief zusje? Ze hebben ons huis van ons afgenomen!’ Hij trok haar de schaduwen in, uit het gezicht, en zijn vingers boorden zich in haar huid. ‘Hoe had jij naar huis gewild?’ herhaalde hij, en daarmee bedoelde hij Koningslanding, en Drakensteen, en het hele rijk dat ze verloren hadden. Dany had alleen maar hun kamers in Illyrio’s villa bedoeld, niet echt een thuis en toch het enige dat ze hadden. Maar daar wilde haar broer niet van horen. Hij had hier geen thuis. Zelfs het grote huis met de rode deur was voor hem geen thuis geweest. Zijn vingers groeven zich in haar arm en dwongen haar een antwoord af. ‘Ik weet het niet…’ zei ze ten slotte, en haar stem brak. Haar ogen schoten vol tranen.
‘Maar ik wel,’ zei hij vinnig. ‘Wij gaan naar huis met een leger, lief zusje. Met het leger van Khal Drogo, dat is hoe we naar huis gaan. En als je daarvoor zijn bruidsbed in moet, dan gebeurt dat ook!’ Hij glimlachte tegen haar. ‘Als het moest zou ik je door zijn complete khalasar laten naaien, lieve zuster, alle veertigduizend man en hun paarden erbij, als ik langs die weg aan mijn leger moest komen. Wees blij dat het bij Drogo blijft. Wie weet ga je hem wel aardig vinden. En droog nu je tranen. Illyrio is met hem onderweg, en hij zal je niet zien huilen.’
Dany keerde zich om en zag dat het zo was. Magister Illyrio, een en al pluimstrijkerij, leidde Khal Drogo naar hen toe. Ze veegde de niet vergoten tranen af met de rug van haar hand.