Выбрать главу

Dit was het vierde uur van het welkomstfeest voor de koning. Jons broers en zusters zaten bij de koningskinderen, onder aan de verhoging waarop heer en vrouwe Stark de koning en des koningin gastvrij onthaalden. Ter ere van deze gelegenheid zou zijn heer vader elk kind ongetwijfeld één glas wijn toestaan, maar meer ook niet. Hier op de banken weerhield niemand Jon ervan zijn dorst te lessen zoveel hij wilde. En hij ontdekte dat hij de dorst van een man had, tot het luidruchtige plezier van de jongelieden rondom hem, die hem aanmoedigden bij elke beker die hij leegde. Ze vormden aangenaam gezelschap, en Jon genoot van de verhalen die ze vertelden over vechtpartijen, liefdesavontuurtjes en de jacht en wist zeker dat zijn metgezellen onderhoudender waren dan het kroost van de koning. Hij had zijn nieuwsgierigheid naar de gasten bevredigd toen ze de zaal betraden. De stoet was de bank waarop hij zat op minder dan een voet gepasseerd, en hij had hen allemaal uitvoerig kunnen bekijken. Zijn heer vader had vooropgelopen als tafelheer van de koningin. Die was even mooi als de mannen beweerden. In haar lange, gouden haar blonk een met juwelen bezette tiara waarvan de smaragden precies bij het groen van haar ogen pasten. Zijn vader hielp haar Sde treden naar de verhoging op en leidde haar naar haar zetel, maar de koningin bekeek hem niet eens. Jon keek dwars door haar glimlach heen, al was hij pas veertien. Daarna was koning Robert zelf gekomen, met vrouwe Stark aan zijn arm. De koning was een enorme teleurstelling voor Jon. Zijn vader had vaak over hem gepraat: de onvergelijkelijke Robert Baratheon, de duivel van de Drietand, de vurigste strijder van het rijk, een reus onder de vorsten. Alles wat Jon zag was een dikke kerel met een rood, baardig gezicht die door zijn zijden kleren heen zweette. Hij liep erbij alsof hij half aangeschoten was. Na hen kwamen de kinderen. Voorop de kleine Rickon, die de lange tocht aflegde met alle waardigheid die een driejarige kan opbrengen. Jon moest hem aansporen om door te lopen toen hij bleef staan om even te buurten. Pal na hem kwam Robb, gehuld in grijze wol met witte boorden, de kleuren van de Starks. Hij had prinses Myrcella aan de arm, een spichtig kind van nog geen acht met een waterval van gouden krullen onder een met juwelen bezet haarnet. Jon zag hoe ze Robb verlegen blikken toewierp terwijl ze tussen de tafels doorliepen, en hoe ze timide naar hem glimlachte. Hij vond haar nietszeggend. Robb had niet eens het benul om te beseffen hoe stompzinnig ze was; hij grijnsde als een dwaas. Zijn halfzusters begeleidden de prinsen. Arya vormde een paar met de mollige kleine Tommen, wiens witblonde haar langer was dan het hare. Sansa, twee jaar ouder, had de kroonprins naast zich, Joffry Baratheon. Die was twaalf, jonger dan Jon of Robb, maar tot Jons grandioze ontsteltenis langer dan zij. Prins Joffry had het haar van zijn zuster en de intens groene ogen van zijn moeder. Een dikke, verwarde bos blonde krullen welde over zijn gouden halsketting en fluwelen kraag heen. Sansa zag er stralend uit zoals ze daar naast hem liep, maar Jon vond Joffry’s pruillip en de verveelde minachting waarmee hij de grote zaal van Winterfel bekeek, maar niets. Het paar dat daarachter liep interesseerde hem meer: de broers van de koningin, de Lannisters van de Rots van Casterling. De Leeuw en de Kobold, en het leed geen twijfel wie wie was. Ser Jaime Lannister was de tweelingbroer van koningin Cersei, rijzig en goudharig, met flitsende groene ogen en een messcherpe glimlach. Hij ging gekleed in karmozijnrode zijde, hoge zwarte laarzen en een zwartsatijnen mantel. Op de voorkant van zijn tuniek was in gouddraad de uitdagend brullende leeuw van zijn geslacht geborduurd. In zijn gezicht werd hij de Leeuw van Lannister genoemd en achter zijn rug fluisterend als ‘Koningsmoordenaar’ betiteld.

Jon kon zijn ogen nauwelijks van hem afhouden. Zo hoort een koning eruit te zien, dacht hij bij zichzelf terwijl de man langsliep. Toen zag hij de ander langswaggelen, half onzichtbaar achter zijn broer. Tyrion Lannister, de jongste van heer Tywins gebroed en verreweg de lelijkste. Alles wat de goden Cersei en Jaime vergund hadden, hadden ze Tyrion onthouden. Hij was een dwerg, half zo lang als zijn broer, en had moeite het tempo bij te houden op zijn onvolgroeide beentjes. Zijn hoofd was te groot voor zijn lijf en had een dierlijk platgedrukt gezicht met daarboven een sterk vooruitstekend voorhoofd. Onder zijn steile haar dat zo blond was dat het bijna wit leek gluurden één groen en één zwart oog uit. Jon bekeek hem gefascineerd. De laatste van de edele heren die binnenkwamen waren zijn oom, Benjen Stark van de Nachtwacht, en zijn vaders pupil, Theon Grauwvreugd. Benjen wierp Jon in het voorbijgaan een warme glimlach toe. Theon negeerde hem volledig, maar dat was niets nieuws. Nadat iedereen was gaan zitten werden er heildronken uitgebracht en wederzijdse dankbetuigingen uitgesproken, en daarna kon het feest beginnen.

Daarna was Jon gaan drinken, en dat deed hij nog steeds. Onder tafel streek er iets langs zijn been. Jon zag rode ogen die naar hem omhoogstaarden. ‘Alweer honger?’ vroeg hij. Midden op de tafel lag nog een halve kip met honing. Jon stak een hand uit om er een poot af te trekken maar bedacht toen iets beters. Hij reeg het gevogelte in zijn geheel aan zijn mes en liet het karkas tussen zijn benen op de vloer vallen. Spook viel er fel en geluidloos op aan. Zijn broers en zusters hadden hun wolven niet mee mogen nemen naar het banket, maar aan deze kant van de zaal waren meer honden dan Jon kon tellen, en niemand had iets van zijn welp gezegd. Hij hield zichzelf voor dat hij ook in dat opzicht gelukkig was. Zijn ogen prikten. Jon wreef er heftig in en vervloekte de rook. Hij sloeg nog een teug wijn achterover en keek toe hoe zijn schrikwolf de kip verslond. Tussen de tafels liepen honden die de diensters op de voet volgden. Een daarvan, een zwarte bastaardteef met gele spleetjes van ogen, ving de geur van de kip op. Ze bleef staan en kroop onder de bank om een hapje mee te pikken. Jon sloeg de confrontatie gade. De teef gromde met een laag keelgeluid en kwam dichterbij. Spook keek in stilte op en richtte die vurige rode ogen van hem op de hond. De teef grauwde uitdagend en boos. Spook verroerde zich niet. Hij stond opgericht boven zijn buit, sperde zijn muil open en ontblootte zijn gebit. De teef verstrakte, blafte nogmaals en zag toen van het gevecht af. Ze draaide zich om en sloop weg, met een laatste uitdagende grauw om haar figuur te redden. Spook hervatte zijn maaltijd. Jon grijnsde en stak een hand onder de tafel om door de ruige witte vacht te woelen. De schrikwolf keek naar hem op, beet zachtjes in zijn hand en at weer door.

‘Is dat een van die schrikwolven waar ik zo veel over gehoord heb?’ vroeg een welbekende stem vlak bij hem.

Verheugd keek Jon op toen zijn oom Ben een hand op zijn hoofd legde en door zijn haar woelde, ongeveer zoals Jon bij de wolf had gedaan. ‘Ja,’ zei hij. ‘Hij heet Spook.’

Een van de pages onderbrak het schuine verhaal dat hij aan het vertellen was om aan tafel ruimte te maken voor de broer van hun heer. Benjen Stark ging met zijn lange benen schrijlings op de bank zitten en pakte de wijnbeker uit Jons hand. ‘Zomerwijn,’ zei hij na ervan genipt te hebben. ‘Niets is zo zoet. Hoeveel bekers heb je al op, Jon?’

Jon glimlachte.

Ben Stark schoot in de lach. ‘Ik was er al bang voor. Ach, ja. Ik geloof dat ik nog jonger was dan jij toen ik voor het eerst echt goed dronken werd.’ Uit een schaal naast hem greep hij een geroosterde ui waar de bruine jus van afdroop en beet erin. De ui kraakte. De gelaatstrekken van zijn oom waren scherp en somber als een bergpiek, maar in zijn blauwgrijze ogen glom altijd een zweem van vrolijkheid. Hij was in het zwart gekleed, zoals het een man van de Nachtwacht betaamde. Vanavond was het kostbaar zwart fluweel, met hoge leren laarzen en een brede riem met een zilveren gesp. Rond zijn nek hing een zware, zilveren halsketen. Benjen sloeg Spook geamuseerd gade terwijl hij zijn ui at. ‘Een heel rustige wolf,’ merkte hij op.