Выбрать главу

‘Ik had erop moeten staan dat hij jou benoemde,’ zei de vrouw.

‘Robert had vast toegegeven als ik meer mijn best had gedaan. Ik was ervan overtuigd dat Stark zou weigeren.’

‘De raad zal Ned Stark met huid en haar verslinden. Als hij maar even nadacht zou hij in het noorden blijven. Dit is de zetel van zijn macht.’

Ze hadden het over zijn vader, besefte Bran. Hij wilde meer horen. Nog een paar voet… maar ze zouden hem zien als hij langs het raam zwaaide.

‘We zullen hem zorgvuldig in het oog moeten houden,’ zei de vrouw.

‘Ik richt het oog liever op jou,’ zei de man. Hij klonk verveeld.

‘Kom maar weer hier.’

‘De Starks hebben nooit enig belang gesteld in iets wat ten zuiden van de Nek gebeurde,’ zei de vrouw. ‘Nooit. Ik denk dat hij in het geniep een spelletje speelt. Waarom zou hij anders ja zeggen?’

‘Misschien vindt hij dat hij dat aan zijn koning verplicht is. Misschien wil hij zijn naam met hoofdletters in de annalen schrijven of wil hij bij zijn vrouw weg, of allebei. Hij kan zoveel redenen hebben. Het kan zelfs zijn dat hij het eindelijk eens warm wil hebben, weet ik veel.’

‘Robert houdt van hem als een broer. Zie je niet hoe gevaarlijk dat is? Stannis en Renling zijn al erg genoeg, maar Robert zal naar Stark luisteren. En zijn vrouw is de zuster van Lysa Arryn. Twijfel je er ook maar één moment aan dat ze iets tegen ons in hun schild voeren? Het verbaast me dat zij hier niet is.’

Bran keek omlaag. Beneden het raam was een smalle richel, niet meer dan een paar duim breed. Hij probeerde zich erop te laten zakken. Te ver weg. Hij zou er nooit bij kunnen.

‘Wat dat wijf van Arryn ook weet of vermoedt, ze heeft geen bewijzen,’ zei de man. Hij zweeg even. ‘Of wel?’

‘Natuurlijk niet,’ zei de vrouw. ‘Denk je dat dat een belemmering voor haar zal zijn? Ze heeft zelf een zoon. Denk je dat zij voor de hare ook maar iets minder zal doen dan ik voor de mijne heb gedaan?’

De man lachte, een verbitterd geluid. ‘Moeders,’ zei hij. Uit zijn mond klonk het als een vloek. ‘Ik denk wel eens dat kinderen baren jullie geest aantast. Jullie zijn allemaal gek.’

Bran bestudeerde het richeltje. Hij kon zich erheen laten vallen. Het was te smal om op te landen, maar als hij zich vast kon grijpen terwijl hij erlangs viel, en zich kon optrekken… ware het niet, dat zoiets misschien lawaai zou maken, zodat ze naar het raam zouden komen. Hij wist niet precies wat hij eigenlijk hoorde, maar hij wist wel dat het niet voor zijn oren bestemd was.

‘Je bent net zo koppig en blind als Robert,’ zei de vrouw.

‘Ja, als je bedoelt dat ik hetzelfde zie,’ zei de man. ‘Ik zie een man die liever sterft dan zijn koning te verraden.’

‘Hij heeft er al eens een verraden, of ben je dat vergeten?’ zei de vrouw. ‘Ik zeg je, ik heb het in mijn dromen duidelijk gezien. Een wolf zo groot als een paard die van het rottende karkas van een hertenbok zit te schranzen. Wat denk je dat dat betekent?’

‘Dat betekent dat je minder belang aan dromen moet hechten,’

hield de man vol. Hij geeuwde. ‘Weet je zeker dat je van een wolf hebt gedroomd, en niet van een leeuw? Ik zweer je dat Stark trouw is.’

‘O, ik zal niet ontkennen dat hij Robert trouw is, dat is zo duidelijk als wat. Wat gebeurt er als Robert sterft en Joff de troon bez stijgt? En hoe eerder dat gebeurt, hoe veiliger we allemaal zijn. Mijn echtgenoot wordt met de dag rustelozer. Met Stark naast hem zal dat alleen maar erger worden. Hij is nog steeds verliefd op die zuster, dat onbeduidende, dooie, zestienjarige wicht. Hoe lang nog voordat hij me afdankt voor een nieuwe Lyanna?’

Bran was plotseling heel bang. Hij zou niets liever doen dan teruggaan via de weg waarlangs hij gekomen was en zijn broers opzoeken. Maar wat moest hij hun zeggen? Hij moest dichterbij zien te komen, besefte Bran. Hij moest zien wie daar praatten. De man zuchtte. ‘Je moet minder aan de toekomst denken, en meer aan de geneugten van het ogenblik.’

‘Hou op,’ zei de vrouw. Bran hoorde plotseling het petsende geluid van vlees dat op vlees slaat, en toen het gelach van de man. Bran trok zichzelf op, klom over de gargouille en kroop het dak op. Dit was de makkelijke manier. Hij schoof over het dak naar de volgende gargouille, pal boven het raam van de kamer waarin ze spraken.

‘Al dat gepraat begint me de keel uit te hangen, zusje,’ zei de man.

‘Kom hier en wees stil.’

Bran zat schrijlings op de gargouille, kneep zijn benen er stevig omheen en zwaaide rond tot hij ondersteboven hing. Hangend aan zijn benen strekte hij langzaam zijn hoofd naar het raam uit. Omgekeerd zag de wereld er vreemd uit. Onder hem deinde duizelingwekkend diep een binnenplaats waarvan de stenen nog nat waren van de gesmolten sneeuw.

Bran keek door het raam naar binnen.

In de kamer waren een man en een vrouw aan het worstelen, allebei naakt. Bran kon niet zien wie. De rug van de man was naar hem toegekeerd, en zijn lichaam schermde dat van de vrouw af terwijl hij haar tegen een muur drukte. Er klonken zachte, natte geluiden. Bran besefte dat ze elkaar kusten. Hij keek met grote, bange ogen toe, en de adem bleef in zijn keel steken. De man had een hand tussen haar bovenbenen gestoken, en hij moest haar daar pijn doen, want de vrouw begon met een zacht keelgeluid te kreunen. ‘Hou op,’ zei ze, ‘hou op, hou op. O, alsjeblieft…’ Maar haar stem klonk zacht en zwak, en ze duwde hem niet weg. Haar handen groeven zich in zijn haar, zijn verwarde gouden haar, en trokken zijn gezicht tegen haar borst. Bran zag haar gezicht. Haar ogen waren dicht en haar mond hing kreunend open. Haar gouden haar zwiepte naar links en rechts doordat haar hoofd heen en weer ging, maar toch herkende hij de koningin. Hij moest een geluid hebben gemaakt. Plotseling gingen haar ogen open en staarde ze hem recht in het gezicht. Ze gilde. Toen gebeurde alles tegelijkertijd. De vrouw duwde de man woest van zich af, schreeuwend en wijzend. Bran probeerde zich op te trekken en vouwde zich dubbel om de gargouille te grijpen. Hij was te gehaast. Zijn handen schraapten nutteloos over gladde steen, en in zijn paniek gleden zijn benen weg en ineens viel hij. Er volgde een moment van duizeling, een misselijkmakende slingerbeweging terwijl het raam langsflitste. Hij stak vliegensvlug een hand uit, greep de richel, liet hem los en wist hem met zijn andere hand weer vast te grijpen. Hij sloeg hard tegen het gebouw aan. De klap benam hem de adem. Hijgend bleef Bran aan één hand bungelen.

In het raam boven hem verschenen gezichten.

De koningin. En nu zag Bran wie de man naast haar was. Ze waren elkaars spiegelbeeld.

‘Hij heeft ons gezien,’ zei de vrouw schel.

‘Zeg dat wel,’ zei de man.

Brans vingers begonnen los te laten. Hij greep de richel met zijn andere hand. Zijn nagels stuitten op keiharde steen. De man stak een hand uit. ‘Pak beet,’ zei hij. ‘Voordat je valt.’

Bran greep zijn arm en hield die uit alle macht vast. De man trok hem de richel op. ‘Wat doe je?’ wilde de vrouw weten. De man negeerde haar. Hij was heel sterk. Hij zette Bran rechtop in de vensterbank. ‘Hoe oud ben jij, jongen?’

‘Zeven,’ zei Bran, sidderend van opluchting. Zijn vingers hadden diepe voren getrokken in de onderarm van de man. Schaapachtig liet hij hem los.

De man wierp de vrouw een blik toe. ‘Wat ik al niet doe uit liefde,’ zei hij walgend. Hij gaf Bran een duw. Schreeuwend viel Bran achterwaarts het raam uit, het niets in. Er was geen enkel houvast. De binnenplaats kwam naar hem omhoogsuizen. Ergens in de verte huilde een wolf. Kraaien cirkelden om de bouwvallige toren heen, wachtend op maïs.

Tyrion

Ergens in de grote stenen doolhof van Winterfel huilde een wolf. Het geluid hing als een rouwvlag over het kasteel heen. Tyrion Lannister keek huiverend op van zijn boeken, al was het aangenaam warm in de bibliotheek. Er was iets met wolvengehuil waardoor een man abrupt uit het hier en nu werd weggerukt en alleen in een duister woud van de geest werd achtergelaten, waar hij naakt voor het wolvenpak uit rende. Toen de schrikwolf nogmaals huilde klapte Tyrion de zware leren boekband dicht waarin hij had zitten lezen, een honderd jaar oude verhandeling over de wisseling der seizoenen van een lang gestorven maester. Hij geeuwde en sloeg de rug van zijn hand voor zijn mond. Zijn leeslampje, waarvan de olie bijna op was, flakkerde, en het ochtendlicht sijpelde door de hoge vensters. Hij was de hele nacht bezig geweest, maar dat was niets bijzonders. Tyrion Lannister was niet iemand die veel sliep.