Toen hij zich van de bank liet glijden waren zijn benen stijf en pijnlijk. Hij masseerde het leven er weer enigszins in en hinkte moeizaam naar de tafel waaraan de septon zachtjes zat te snurken, het boek dat opengeslagen vóór hem lag als hoofdkussen. Tyrion gluurde naar de titel. Een biografie van grootmaester Aethelmure, geen wonder. ‘Cheyl,’ zei hij zachtjes. De jongeman schoot overeind, beduusd en met knipperende ogen. Het kristal van zijn orde slingerde woest heen en weer aan zijn zilveren ketting. ‘Ik ga ontbijten. Zet de boeken terug in de kast. Voorzichtig met die Valyrische boekrollen, het perkament is erg droog. Ayrmidons Oorlogsmachines is vrij zeldzaam, en jullie hebben hier het enige complete afschrift dat ik ooit heb gezien.’
Cheyl staarde hem met open mond aan, nog steeds half in slaap. Geduldig herhaalde Tyrion zijn instructies, gaf de septon een schouderklopje en liet hem alleen met zijn taken. Buiten zoog Tyrion zijn longen vol met de kille ochtendlucht en begon aan de inspannende afdaling van de steile stenen trap die als een kurkentrekker om de buitenkant van de bibliotheek draaide. Het ging langzaam, want de treden waren hoog en smal en zijn benen kort en krom. De opkomende zon kwam nog niet boven de muren van Winterfel uit, maar de mannen op de binnenplaats beneden waren al hard aan het werk. De raspende stem van Sandor Clegane zweefde naar hem omhoog. ‘Die jongen heeft een hoop tijd nodig om dood te gaan. Ik wou dat hij wat opschoot.’
Tyrion keek naar beneden en zag de Jachthond bij de jonge Joffry staan, met een zwerm schildknapen om hen heen. ‘Maar hij gaat tenminste in stilte dood,’ antwoordde de prins. ‘Het is de wolf die zo’n herrie maakt. Ik kon er vannacht bijna niet van slapen.’
Clegane wierp een langgerekte schaduw over de aangestampte grond toen zijn schildknaap de zwarte helm over zijn hoofd liet zakken. ‘Ik kan dat beest wel het zwijgen opleggen, als ik u daarmee een plezier doe,’ zei hij door zijn open vizier heen. Zijn page reikte hem een slagzwaard aan. Hij doorkliefde de koude ochtendlucht om de balans uit te testen. Achter hem galmde het geluid van staal op staal over de binnenplaats.
De prins leek verrukt van het idee. ‘Een hond sturen om een hond dood te slaan!’ riep hij uit. ‘Winterfel is zo vergeven van de wolven dat de Starks die ene vast niet zullen missen.’
Tyrion sprong van de onderste tree de binnenplaats op. ‘Veroorloof me met je van mening te verschillen, neef,’ zei hij. ‘De Starks kunnen tot zes tellen, anders dan sommige prinsen die ik met name zou kunnen noemen.’
Joffry was tenminste zo fatsoenlijk om te blozen.
‘Een stem uit het niets,’ zei Sandor. Hij tuurde door zijn helm alle kanten op. ‘Luchtgeesten!’
De prins lachte, zoals hij altijd deed als zijn lijfwacht deze pantomime opvoerde. Tyrion was eraan gewend. ‘Hierbeneden.’
De lange man tuurde naar de grond en deed net of hij hem zag.
‘De kleine heer Tyrion,’ zei hij. ‘Verschoning. Ik had u niet zien staan.’
‘Ik ben vandaag niet in de stemming voor uw vrijpostigheden.’
Tyrion wendde zich tot zijn neef. ‘Joffry, het is hoog tijd dat je bij heer Eddard en zijn vrouwe langsgaat om hun je medeleven te betuigen.’
Joffry trok het soort pruilgezicht dat alleen een jongen kan trekken die tevens een prins is. ‘Wat hebben ze aan mijn medeleven?’
‘Niets,’ zei Tyrion. ‘Maar het wordt wel van je verwacht. Je afwezigheid valt op.’
‘Die zoon van Stark laat me koud,’ zei Joffry. ‘Ik kan niet tegen het gejammer van vrouwen.’
Tyrion Lannister bracht zijn hand omhoog en sloeg zijn neef hard in het gezicht. De wang van de jongen werd rood.
‘Nog één woord,’ zei Tyrion, ‘en je krijgt weer een klap.’
‘Ik zeg het tegen mijn moeder hoor!’ riep Joffry uit. Tyrion gaf hem nog een klap. Nu waren allebei zijn wangen vuurrood.
‘Doe moet je vooral doen,’ zei Tyrion tegen hem. ‘Maar maak eerst dat je bij heer en vrouwe Stark komt. En daar val je voor hen op de knieën en je zegt hoe erg je het vindt, en dat je tot hun dienst bereid bent als er ook maar iets is dat je voor hun en de hunnen kunt doen in dit uur van vertwijfeling, en dat je hen in al je gebeden gedenkt. Begrepen? Begrepen?’
De jongen keek of hij in huilen uitbarsten zou. In plaats daarvan slaagde hij erin, zwakjes te knikken. Toen draaide hij zich om en vluchtte halsoverkop de binnenplaats af met zijn hand tegen zijn wang. Tyrion keek hem na terwijl hij wegrende.
Er viel een schaduw over zijn gezicht. Toen hij omkeek zag hij Clegane als een rotswand boven zich uittorenen. De roetzwarte wapenrusting leek de zon te verduisteren. Hij had zijn helmvizier neergeslagen. Dat had de vorm van een zwarte hond die zijn tanden liet zien, een angstaanjagende aanblik, maar in Tyrions ogen een grote verbetering vergeleken bij Cleganes afschuwelijk verbrande gezicht.
‘Dat zal de prins niet vergeten, kleine heer,’ waarschuwde de Jachthond hem. De helm veranderde zijn lach in een hol gerommel.
‘Dat mag ik hopen,’ antwoordde Tyrion Lannister. ‘Als hij het wel doet, wees dan een goeie hond en herinner hem eraan.’ Hij keek de binnenplaats rond. ‘Weet u waar ik mijn broer kan vinden?’
‘Aan het ontbijten met de koningin.’
‘Ach. Natuurlijk,’ zei Tyrion. Hij gaf Sandor Clegane een vluchtig knikje en liep fluitend weg, zo energiek als zijn korte beentjes hem toestonden. Hij had erg te doen met de eerste ridder die het vandaag tegen de Jachthond zou opnemen. Wat was die man opvliegend. In de ochtendzaal van het gasten verblijf stond een koud en vreugdeloos maal op tafel. Jaime zat aan met Cersei en de kinderen. Ze spraken zachtjes, met gedempte stemmen.
‘Ligt Robert nog in bed?’ vroeg Tyrion terwijl hij ongenood aan tafel ging zitten.
Cersei tuurde naar hem met die uitdrukking van lichte weerzin die ze zich al sinds zijn geboorte aanmat. ‘De koning heeft helemaal niet geslapen,’ zei ze tegen hem. ‘Hij is bij heer Eddard. Hij trekt zich hun verdriet erg aan.’
‘Hij heeft een groot hart, onze Robert,’ zei Jaime met een loom lachje. Er was heel weinig dat Jaime serieus nam. Tyrion kende dat trekje van zijn broer en vergaf het hem. Heel zijn afschuwelijke kindertijd lang was Jaime de enige geweest die hem ooit het geringste zweempje genegenheid of respect had geschonken, en daarvoor was Tyrion bereid hem vrijwel alles te vergeven.
Er naderde een bediende. ‘Brood,’ zei Tyrion tegen hem, ‘en twee van die kleine visjes, en een kroes van dat lekkere donkere bier om ze weg te spoelen. O ja, en wat spek. Verbranden tot het zwart wordt.’ De man boog en verwijderde zich. Tyrion wendde zich weer tot zijn broer en zuster. Een tweeling, mannelijk en vrouwelijk. Zo zagen ze er vandaag ook in hoge mate uit. Ze hadden allebei een kleur donkergroen uitgezocht die precies bij hun ogen paste. Hun blonde lokken waren één modieuze krullenpracht en om hun polsen, vingers en hals blonken gouden sieraden. Tyrion vroeg zich af hoe het was om de helft van een tweeling te zijn en besloot dat hij het liever niet wilde weten. Het was al erg genoeg dat hij elke dag zichzelf in de spiegel zag. Nog zo iemand als hij, daar moest hij niet aan denken.
Prins Tommen nam het woord. ‘Hebt u nog nieuws van Bran, oom?’