Выбрать главу

‘Doen de wildlingen dat?’ vroeg ze.

‘Wie anders?’ Ned hief IJs op en tuurde in de lengterichting langs het koele staal. ‘En dat wordt alleen maar erger. Ik zie de dag nog komen dat ik geen andere keus heb dan de banieren bijeen te roepen en naar het noorden op te trekken om voor eens en altijd af te rekenen met die Koning-achter-de-Muur.’

‘Achter de Muur?’ De gedachte bezorgde Catelyn de koude rillingen. Ned zag de vrees op haar gezicht. ‘Wij hebben niets van Mans Roover te duchten.’

‘Er zijn duisterder zaken achter de Muur.’ Ze gluurde over haar schouder naar de hartboom met zijn bleke bast en rode ogen, die keek, luisterde en zijn lange, trage gedachten dacht. Hij glimlachte vriendelijk. ‘Je hebt te veel sprookjes van Ouwe Nans gehoord. De Anderen zijn even dood als de kinderen van het woud. Ze zijn al achtduizend jaar verdwenen. Maester Luwin zal je vertellen dat ze nooit bestaan hebben. Geen levend mens heeft er ooit een gezien.’

‘Tot vanochtend was er ook geen levend mens die ooit een schrikwolf had gezien.’

‘Ik had kunnen weten dat ik niet met een Tulling in discussie moest gaan,’ zei hij met een spijtig lachje. Hij liet IJs weer in de schede glijden. ‘Je bent hier niet gekomen om me bakerpraatjes te vertellen. Ik weet hoezeer deze plek je tegenstaat. Wat is er, mijn vrouwe?’

Catelyn greep de hand van haar echtgenoot. ‘Er is vandaag treurig nieuws gekomen, heer. Ik wilde u er niet mee belasten vóór u zich gereinigd had.’ De klap viel op geen enkele manier te verzachten, dus zei ze het hem onomwonden. ‘Het spijt me zo, mijn lief. Jon Arryn is dood.’

Zijn ogen zochten de hare en ze zag hoezeer het hem trof, precies zoals ze geweten had. Als jongen had Ned als pleegzoon in het Adelaarsnest vertoefd, en de kinderloze heer Arryn was voor hem en zijn mede pupil Robert Baratheon tot een tweede vader geworden. Toen de krankzinnige koning Aerys il Targaryen hun hoofd eiste had de heer van het Adelaarsnest zijn banieren met de maan en de valk in rebellie gehesen, liever dan degenen uit te leveren die hij gezworen had te beschermen.

En op een dag, nu veertien jaar geleden, was die tweede vader tevens een broer geworden toen hij en Ned samen in de Sept van Stroomvliet stonden om in het huwelijk te treden met twee zusters, de dochters van heer Hoster Tulling.

‘Jon…,’ zei hij. ‘Is dat zeker?’

‘Het zegel was van de koning en de brief is in Roberts eigen handschrift geschreven. Ik heb hem bewaard. Hij zei dat heer Arryn snel werd weggerukt. Zelfs Maester Pycelle stond machteloos, maar hij heeft het melksap van de papaver toegediend, zodat Jon niet lang pijn geleden heeft.’

‘Dat zal ik dan maar als een schrale troost beschouwen,’ zei hij. Ze kon zijn verdriet van zijn gezicht aflezen, maar zelfs nu dacht hij in de eerste plaats aan haar. ‘Je zuster,’ zei hij. ‘En Jons zoon. Wat is er voor nieuws over hen?’

‘Het bericht vermeldde alleen dat ze het goed maakten en dat ze naar het Adelaarsnest waren teruggekeerd,’ zei Catelyn. ‘Maar ik had liever gezien dat ze naar Stroomvliet waren gegaan. Het Adelaarsnest ligt hoog en eenzaam, en haar man was daar altijd meer thuis dan zij. ledere steen is doortrokken van de herinnering aan heer Jon. Ik ken mijn zuster. Ze moet familie en vrienden om zich heen hebben om haar te troosten.’

‘Je oom waakt toch in de Vallei? Ik hoorde dat Jon hem tot Ridder van de Poort had aangesteld.’

Catelyn knikte. ‘Brynden zal doen wat hij kan voor haar en de jongen. Dat is in zekere zin een geruststelling, maar toch…’

‘Ga naar haar toe,’ drong Ned aan. ‘Neem de kinderen mee. Vul haar zalen met lawaai, geschreeuw en gelach. Haar zoon heeft het gezelschap van andere kinderen nodig, en Lysa mag niet alleen zijn met haar verdriet.’

‘Ik wou dat het kon,’ zei Catelyn. ‘Er stond ook nog ander nieuws in de brief. De koning komt op bezoek in Winterfel.’

Ned had even tijd nodig om haar woorden tot zich door te laten dringen, maar toen het begrip daagde week de duisternis uit zijn blik. ‘Komt Robert hierheen?’ Toen ze knikte brak er een glimlach door op zijn gezicht.

Catelyn wilde dat ze in zijn vreugde kon delen. Maar ze had het gepraat op de binnenplaatsen opgevangen: een dode schrikwolf in de sneeuw met een gebroken gewei door de keel. De vrees lag als een slang in haar hart op de loer, maar ze dwong zich te glimlachen tegen de man die ze liefhad, de man die niet in voortekens geloofde. ‘Ik wist wel dat dat je plezier zou doen,’ zei ze. ‘We moeten je broer op de Muur bericht sturen.’

‘Ja, natuurlijk,’ beaamde hij. ‘Ben wil er ongetwijfeld bij zijn. Ik zal tegen Maester Luwin zeggen dat hij zijn snelste vogel moet zenden.’ Ned stond op en trok haar op haar voeten. ‘Verdomd, hoeveel jaar geleden is het? En meer krijgen we van tevoren niet te horen?

Hoe groot is zijn gezelschap, stond dat ook in het bericht?’

‘Minstens honderd ridders, schat ik, met hun hele gevolg, en nog eens anderhalf keer zoveel vrijruiters. Cersei en de kinderen komen ook mee.’

‘Dan zal Robert met het oog op hen wel een rustig tempo aanhouden,’ zei hij. ‘Dat komt wél zo goed uit, want dan hebben we meer tijd om ons voor te bereiden.’

‘De broers van de koningin zijn ook van de partij,’ vertelde ze hem.

Ned trok een gezicht. Hij en de familie van de koningin waren elkaar niet echt toegenegen, wist Catelyn. De Lannisters van de Rots van Casterling hadden zich pas laat achter Roberts zaak geschaard, toen de overwinning al bijna zeker was, en dat had hij hun nimmer vergeven. ‘Ach, als de prijs voor Roberts gezelschap een, Lannisterplaag is, het zij zo. Het lijkt wel alsof Robert zijn halve hofhouding meebrengt.’

‘Waar de koning gaat, volgt het rijk,’ zei ze.

‘Het zal goed zijn om de kinderen te zien. Toen ik hem voor het laatst zag lag de jongste nog aan de borst van dat Lannister-wijf. Hij zal nu, eens kijken, een jaar of vijf zijn?’

‘Prins Tommen is zeven,’ lichtte ze hem in. ‘Net zo oud als Bran. Let alsjeblieft op je woorden, Ned. Dat Lannister-wijf is onze koningin, en haar trots schijnt met het jaar te groeien.’

Ned gaf een kneepje in haar hand. ‘We moeten uiteraard een feest houden, met zangers en al, en Robert zal wel op jacht willen. Ik zal Jory met een erewacht naar het zuiden sturen om ze op de Koningsweg op te wachten en hierheen te escorteren. Goden nog aan toe, hoe moeten we al die lui te eten geven? Hij is al onderweg, zei je? De ellendige kerel! De koninklijke ellendeling!’

Daenerys

Haar broer hield de japon ter inspectie omhoog. ‘Dit is pure schoonheid. Raak maar aan. Toe dan. Voel eens aan de stof.’

Dany raakte de japon aan. Het weefsel was zo glad dat het als water door haar vingers leek te vloeien. Ze kon zich niet herinneren dat ze ooit zoiets zachts had gedragen. Het beangstigde haar. Ze trok haar hand terug. ‘Is dat echt voor mij?’

‘Een geschenk van magister Illyrio,’ zei Viserys glimlachend. Haar broer was vanavond uitermate goedgeluimd. ‘Deze kleur doet het violet van je ogen goed uitkomen. En je krijgt ook goud, en allerhande juwelen. Illyrio heeft het beloofd. Vanavond moet je eruitzien als een prinses.’

Een prinses, dacht Dany. Ze was vergeten hoe dat voelde. Misschien had ze het nooit echt geweten. ‘Waarom krijgen we zo veel van hem?’ vroeg ze. ‘Wat wil hij van ons?’ Ze woonden nu al bijna een half jaar in het huis van de magister, aten zijn maaltijden en werden door zijn bedienden verwend. Dany was dertien, oud genoeg om te weten dat zulke geschenken hier in de vrij stad Pentos vrijwel altijd een prijs hadden.

‘Illyrio is niet gek,’ zei Viserys. Hij was twintig, een broodmagere jongeman met nerveuze handen en een koortsige blik in zijn lichtpaarse ogen. ‘De magister weet dat ik mijn vrienden niet zal vergeten wanneer ik mijn troon bestijg.’