Выбрать главу

‘Helaas niet, mijn beste Sanders. Ook mijn medewerkers zijn er niet in geslaagd het experiment op andere werelden of op andere lokaties op Aarde te herhalen.’

Guderian klopte op een van de brochures. ‘Zoals ik hierin heb uitgelegd, is het probleem hoe we de geomagnetische input moe­ten berekenen. Dit deel van Zuid-Europa heeft een nogal inge­wikkelde geomorfologie. In de bergen rondom Lyon en in die van Forez liggen zeer oude aardvlakken zij aan zij met die van tame­lijk recente vulkanische werkingen. In het dichtbij gelegen Cen­traal Massief kunnen we de infrastructuur van die onderlinge korstvervormingen nog beter zien. In het oosten liggen de Alpen met hun ontzaglijke gevouwen aardplooien. Ten zuiden het Mediterrane bassin met zones die nog steeds inzinken. Dat was, overigens, in het Vroege Plioceen een buitengewoon eigen­aardige omstandigheid.’

‘Dus u kunt niet verder?’ merkte de Skipetar op. ‘Jammer dat het Plioceen van de Aarde toch al niet zo interessant is—een paar miljoen jaar van het Mioceen en de IJstijd verwijderd.’ Guderian haalde een kleine stoffer en een blik te voorschijn en begon de bodem binnen de machine schoon te maken. ‘Het was een gouden tijd, net voor de dageraad van het menselijk ontwa­ken. Een periode met een zacht klimaat, vol van dierlijk en plant­aardig leven. Een oogsttijd, onbedorven, rustig. Een herfst die de verschrikkelijke winter van het Pleistoceen voo-afging. Rousseau zou van het Plioceen gehouden hebben! Interessant, of niet? Er zijn zelfs vandaag tot in hun ziel vermoeide mensen binnen het Bestel die er zo over denken.’ De geleerden keken elkaar aan.

‘Als het maar geen eenrichtingsverkeer was,’ zei de man van Londinium.

Guderian bleef rustig. ‘Al mijn pogingen om de tijdsperiode van het verschijnsel te veranderen zijn nutteloos geweest. Ze blijft gefixeerd in het Plioceen en in het gebied van deze eerbiedwaar­dige riviervallei. Dat is dus de kern van de zaak. We hebben het tijdreizen ontdekt, maar het blijft een onbruikbare wetenschap­pelijke curiositeit.’ Er volgde nog eens dat typisch Franse schou­derophalen.

‘Toekomstige onderzoekers zullen van uw pionierswerk profite­ren,’ verklaarde de Poltroyaan. De anderen haastten zich om daar hun passende felicitaties aan toe te voegen. ‘Genoeg, beste collega’s.’ Guderian lachte. Het was erg vriende­lijk van u een oud man te bezoeken. Nu moeten we echter naar madame gaan, die op ons wacht met verversingen. Ik laat aan scherpere geesten de praktische toepassing van mijn eigen­aardige kleine experiment over.’

Hij knipoogde naar de twee andere mensen en wierp de inhoud van het blik in een afvalbak. De as van het paard dreef in kleine, bobbelige eilandjes boven op het groenige slijm van buitenaardse afkomst.

I

Het afscheid

1

Glanzende trompetten lieten hun geschal horen. Het hertogelijk gezelschap reed opgewekt uit het Château de Riom, de paarden dansend en draaiend zoals ze waren getraind waardoor een opwekkend schouwspel ontstond dat toch de dames in hun ris­kante zijzit niet in gevaar bracht. De zon schitterde op de met juwelen bezette schabrakken van de paarden, maar het waren vooral de prachtig uitgedoste ruiters die het applaus van het publiek oogstten.

Groenblauwe reflecties van het feest op de monitor deden het kastanjebruine haar van Mercedes Lamballe donkerder lijken en trokken levendige sporen over het magere gezicht. ‘De toeris­ten trekken lootjes wie van hen in de processie van edelen mag meerijden,’ legde ze Grenfell uit. ‘Het is veel leuker om onder het gewone volk te zijn, maar leg hun dat maar eens uit. Natuur­lijk zijn de belangrijkste ruiters professionele acteurs.’ Jean, de hertog van Berry, hief zijn arm om de menigte te groe­ten. Hij droeg een lang overkleed in heraldisch blauw, bespik­keld met Bourbonse lelies. De doorstikte mouwen waren teruggevouwen en lieten daaronder kleding van fijn, geel brokaat zien. De broek van de hertog was smetteloos wit, geborduurd met gouden lovertjes; zijn sporen waren van goud. Aan zijn zijde reed de prins, Charles van Orléans; zijn gewaad was veelkleurig, in koninklijk scharlaken, in zwart en wit, de zware, gouden schouderriem was bezet met tinkelende belletjes. Andere edelen in de stoet, opzichtig uitgedost als siervogels, volgden daarachter met hun dames.

‘Is het toch niet riskant?’ vroeg Grenfell, ‘paarden met onge­trainde ruiters? Ik vind dat je het op robotpaarden had moeten houden.’

‘Het moet echt zijn,’ zei Lamballe zachtjes. ‘Ten slotte, dit is Frankrijk. De paarden zijn speciaal geselecteerd op intelligentie en stabiliteit.’

Ter ere van het meifeest was de verloofde prinses Bonne en heel haar gevolg gekleed in zijde van malachiet-groen. De maagden van hoge geboorte droegen de vreemde hoofdtooien uit de vroege 15e eeuw, vergulde bouwsels van draadwerk, bestikt met juwe­len die op de omhooggestoken haren rustten als katte-oren. De hoofdfranje van de prinses was nog ongewoner en daalde van de slapen af in lange gouden horens, terwijl een witte sluier het draadwerk daaronder verborg.

‘Geef de bloemenmeisjes het sein,’ zei Gaston, vanaf de andere kant van de controlekamer.

Mercy Lamballe zat doodstil, naar het heldere beeld starend met diepe intensiteit. De antennes van haar eigen communica­tieset deden de vreemde hoofdtooi van de middeleeuwse prinses op de kasteelgronden bijna doodgewoon lijken. ‘Merce,’ zei de chef nog eens met vriendelijke aandrang, ‘de bloemenmeisjes.’

Langzaam stak ze haar hand uit en toetste de opdracht in. Er klonken trompetten en de plattelandsmenigte die uit toeristen bestond, zuchtte opnieuw. Dozijnen meisjes met kuiltjes in hun wangen in korte jurken van roze en wit kwamen rennend uit de boomgaarden met manden vol appelbloesems. Ze stelden zich op langs de weg voor de hertogelijke stoet en strooiden hun bloemen terwijl de trombones en de fluiten lustig weerklonken. Gooche­laars, acrobaten en een dansende beer mengden zich tussen de menigte. De prinses wierp handkussen in het publiek en de her­tog wierp nu en dan een muntstuk. ‘Nu de hovelingen,’ zei Gaston.

Het meisje achter het controlepaneel zat doodstil. Bryan Grenfell zag druppels zweet in haar wenkbrauwen, de losse, kastan­jebruine haren werden er vochtig van. Haar mond stond strak. ‘Mercy, wat is er?’ fluisterde Grenfell. ‘Wat is er fout?’ ‘Niets,’ zei ze. Haar stem klonk laag en gespannen. ‘De hovelin­gen komen eraan, Gaston.’

Drie jongemannen, eveneens in het groen, kwamen uit de tegen­overliggende bossen aangegaloppeerd, hun armen vol bebladerde twijgen. Onder veel gegiechel vlochten de dames er kransen van die ze de chevaliers van hun keuze op het hoofd drukten. De ridders maakten soortgelijke, lichtzinnige tooisels voor de vrou­wen en daarna vervolgde het gezelschap zijn weg naar de weide waar de meiboom wachtte. Ondertussen, gedirigeerd door de signalen van Mercy, mengden blootvoetse meisjes en grinniken­de jongens zich onder de half verlegen menigte en reikten bloe­sems en groene takken uit, schreeuwend: ‘Groen! Groen voor de meimaand!’

Precies op tijd begon de hertog met zijn gevolg te zingen, bege­leid door de fluiten.

C’est le mai, c’est le mai, C’est le joli mois de mai!

‘Ze klinken weer vals,’ zei Gaston vermoeid. ‘Laat die stemmen aanvullen, Merce. Ik wil wat leeuwerikentrillers erbij en laat een paar van die vlinders los.’ Hij zorgde dat zijn stem hoorbaar werd via een van de geluidskanalen en riep: ‘Hee Minou! Haal die kluit weg voor de poten van het paard van de hertog. En houd dat jong in het rood in de gaten. Het lijkt alsof hij de belletjes van de riem van de prins wil jatten.’

Mercedes Lamballe voerde de gevraagde aanvullende stemmen in. De hele menigte zong nu mee met de muziek, ze hadden er onderweg op gestudeerd na de kroning. Mercy zorgde ervoor dat vogelgezang de boomgaarden vervulde en stuurde signalen uit waardoor de vlinders uit hun verdekt opgestelde kooitjes werden losgelaten. Ongevraagd zorgde ze voor een licht geparfumeerd briesje om de toeristen uit Aquitaine en Blois en Foix en al die andere ‘Franse’ planeten binnen het Galaktisch Bestel wat ver­koeling te bezorgen. Zij waren, met andere francofielen en lief­hebbers van de Middeleeuwen uit nog tal van andere werelden gekomen om de verrukkingen van het antieke Auvergne aan den lijve mee te maken.