Iemand van Veiligheid kwam naar hen toe. ‘U zult moeten opschieten, heren.’
Hoewel de zon pas over een half uur zou opkomen, werd de hemel al licht.
Trevize keek hem aan. ‘Is mijn bagage geladen?’
‘Jawel, Raadsheer, het schip bevat alles wat u nodig hebt.’
‘Zoals kleren, naar ik aanneem, die niet mijn maat en niet mijn smaak zijn.’
De bewaker glimlachte — onverwacht en haast jongensachtig. ‘Dat zal u meevallen,’ zei hij. ‘De Burgemeester heeft ons de laatste dertig of veertig uur flink laten overwerken en we hebben precies het soort spullen gevonden dat u zelf had. Geld speelde geen rol. Luister eens,’ en hij keek om zich heen als om er zeker van te zijn dat niemand getuige was van zijn plotselinge verbroedering, ‘jullie twee zijn geluksvogels. Het beste schip dat er is. Volledig uitgerust, op de wapens na. Jullie zitten op rozen.’
‘Vergeet de doornen niet,’ zei Trevize. ‘Nou, professor, bent u klaar?’
‘Zo lang ik dit maar heb!’ zei Pelorat. Hij hield een plaatje van twintig centimeter in het vierkant op dat gevat was in een hoes van zilverkleurig plastic. Trevize realiseerde zich plotseling dat Pelorat dit plaatje sinds hun vertrek van zijn huis voortdurend in de hand had gehouden, nu eens links dan weer rechts, zonder het ooit neer te leggen, zelfs niet toen zij even gestopt waren voor een haastig ontbijt.
‘Wat is dat, professor?’
‘Mijn bibliotheek. Er zijn registers naar onderwerp en naar bron en ik heb dat allemaal vastgelegd op éen plaatje. Als je vindt dat dit schip een wonder van miniaturisering is, wat denk je dan wel van dit plaatje? Een hele bibliotheek! Alles wat ik ooit heb verzameld! Prachtig! Schitterend!’
‘Wel,’ zei Trevize, ‘we zitten echt op rozen.’
15
Trevize was onder de indruk toen hij de binnenkant van het schip zag. Het gebruik van de ruimte was zeer vernuftig. Er was een opbergkamer met voorraden voedsel, kleren, films en spellen. Er was een oefenruimte, een zitkamer en twee vrijwel identieke slaapkamers.
‘Deze moet u maar nemen, professor,’ zei Trevize. ‘Hij heeft een FX Aflezer.’
‘Goed,’ zei Pelorat tevreden. ‘Wat ben ik een stommeling geweest dat ik niet eerder een ruimtereis heb gemaakt. Ik zou hier met welbehagen mijn dagen kunnen slijten, mijn beste Trevize.’
‘Ruimer dan ik gedacht had,’ constateerde Trevize vergenoegd.
‘En de motoren bevinden zich werkelijk in de romp, zoals je zei ?’
‘In elk geval de besturingsmechanismen. We hoeven geen brandstof op te slaan of inwendig tot verbranding te brengen. We maken gebruik van de fundamentele energievoorraad van het Heelal zelf. Alle brandstof en motoren bevinden zich daar ergens, buiten.’ Hij maakte een vaag handgebaar.
‘Wel, nu ik daar aan denk — wat gebeurt er als er iets mis gaat ?’
Trevize haalde zijn schouders op. ‘Ik heb een training als ruimtevaarder gehad, maar niet op deze schepen. Als er iets mis gaat met de zwaartekrachtaandrijving vrees ik dat ik daar niets aan kan doen.’
‘Maar je kunt wel met dit schip overweg? Het besturen?’
‘Dat vraag ik mijzelf ook af.’
‘Denk je dat dit een automatisch schip is?’ vroeg Pelorat. ‘Misschien zijn we alleen maar passagiers. Dan hoeven we maar te gaan zitten.’
‘Zulke schepen worden wel gebruikt als pendelveren tussen planeten en ruimtestations binnen een zonnestelsel, maar ik heb nog nooit gehoord van automatische reizen door de hyper-ruimte. Tot nu toe niet, tenminste. Tot op heden.’
Hij keek nog eens om zich heen en voelde een lichte bezorgdheid bij zich opkomen. Had die oude feeks van een Burgemeester ook dat nog compleet buiten hem om weten te regelen? Had de Foundation geautomatiseerde interstellaire reizen mogelijk weten te maken? Zou hij compleet tegen zijn wil op Trantor worden afgezet, zonder méér invloed te hebben op zijn reisdoel dan een willekeurig stuk meubilair hier aan boord?
Met een opbeurende vrolijkheid die hij niet voelde zei hij: ‘Gaat u maar zitten, professor. De Burgemeester heeft gezegd dat dit schip volledig gecomputeriseerd is. Als uw kamer een FX Aflezer heeft dan moet de mijne een computer hebben. Maak het u gemakkelijk en laat mij maar even op eigen houtje rondkijken.’
Pelorat kreeg onmiddellijk een bezorgde blik in zijn ogen. ‘Trevize, mijn beste kerel, je zult het schip toch niet verlaten, hoop ik.’
‘Dat ben ik helemaal niet van plan, professor. En als ik het zou proberen kunt u er zeker van zijn dat ik word tegengehouden. De Burgemeester was niet van plan mij verlof toe te staan. Ik ben alleen van plan nu eens uit te zoeken hoe de Verre Ster werkt.’ Hij glimlachte, ik zal u niet in de steek laten, professor.’
Hij glimlachte nog steeds toen hij de ruimte betrad die hij nu als zijn eigen slaapkamer beschouwde, maar zijn gezicht werd ernstig toen hij de deur zachtjes achter zich had gesloten. Er moest beslist wel een manier zijn om te communiceren met een planeet in de nabijheid van het schip. Hij kon zich onmogelijk voorstellen dat een schip moedwillig geïsoleerd zou worden van zijn omgeving en daarom moest er ergens, misschien in een muurkast, zeker wel een Roeper zijn. Hij zou deze kunnen gebruiken om het kantoor van de Burgemeester op te roepen en daar informatie te vragen over de besturing.
Zorgvuldig onderzocht hij de wanden, de panelen van het bed en het eenvoudige, praktische meubilair. Als hij hier niets vond, zou hij de rest van het schip gaan doorzoeken.
Hij stond op het punt de kamer te verlaten toen zijn oog viel op een lichtende plek op het gladde, lichtbruine bovenblad van het bureau. Het was een lichtcirkel en in duidelijke letters stond er: COMPUTER INSTRUCTIES.
Aha!
Niettemin klopte zijn hart als een razende. Er waren computers en computers en sommige daarvan hadden programma’s die je pas na lange tijd onder de knie kon krijgen. Trevize had nooit de vergissing gemaakt zijn eigen intelligentie te onderschatten, maar anderzijds was hij ook niet bepaald een Grootmeester. Er waren er die aanleg hadden voor het gebruik van computers en er waren er ook die dat niet hadden. En Trevize wist maar al te goed in welke categorie hij thuishoorde.
Tijdens zijn inlijving in de Foundation Marine had hij de rang van luitenant bereikt. Als officier van de dag had hij toen soms de gelegenheid gehad de scheepscomputer te gebruiken. Hij was er echter nooit als enige voor verantwoordelijk geweest en men had van hem nooit verwacht dat hij er meer van wist dan nodig was om de routineplichten van een officier van de dag te kunnen vervullen.
Allerminst tot zijn genoegen herinnerde hij zich de omvang van de print-out van een volledig computerprogramma en ook wist hij nog goed hoe Technisch Sergeant Krasnet zich aan de console van de scheepscomputer gedroeg. Hij bespeelde de knoppen alsof hij het ingewikkeldste muziekinstrument van de Melkweg onder handen had en deed dat met een air van nonchalance alsof de simpelheid van zijn werk hem verveelde. Maar zelfs hij had af en toe de dikke print-out van het programma moeten raadplegen en dan had hij zachtjes in zichzelf gevloekt van schaamte.
Aarzelend plaatste Trevize een vinger op de lichtcirkel en onmiddellijk breidde het licht zich uit over het gehele bovenblad van het bureau. Er werden nu de omtrekken zichtbaar van twee handen, een links en een rechts. Met een plotselinge, soepele beweging kantelde het bovenblad tot een hoek van vijfenveertig graden.
Trevize nam plaats in de stoel voor het bureau. Woorden waren overbodig. Het was duidelijk wat hij moest doen.