Выбрать главу

Hal Clement

In twee fasen water

Oorspronkelijke titeclass="underline" Close to Critical.

Vertaling: R. de Kijzer

Proloog

Landen en lenen

Sol is op een afstand van zestien lichtjaren nog zwakker dan de ster aan het puntje van Orions zwaard. Ze kon dan ook niet veel bijdragen aan de schittering die in de diamanten lenzen van het vreemde toestel blonk. Toch kregen de meeste van de toeschouwers de stellige indruk, dat het ding een laatste blik wierp op het stelsel waar het was gemaakt. Dat zou vanzelfsprekend zijn geweest voor ieder wezen met verstand en gevoel, want het was al begonnen aan zijn val naar het grote, donkere voorwerp, een paar duizend mijl daar beneden.

Elke gewone planeet zou op die afstand verblindend helder zijn, want Altair is een uitmuntend verlichter, vooral op dat ogenblik: Altair is wel geen variabele ster, maar wentelt snel genoeg om zichzelf flink af te platten en haar ‘planeet’ was in dat deel van zijn baan, waar hij de volle laag kreeg uit de hetere, polaire gebieden. Niettemin was de enorme massa van deze wereld grotendeels alleen zichtbaar als een wazige vlek, niet veel helderder dan de Melkweg op de achtergrond. Het leek of de fel-witte stralen van Altair werden opgezogen en uitgeblust voor ze iets konden verlichten.

Maar de ogen van het toestel waren berekend op Tenebra’s dampkring. Haast zichtbaar verlegde de robot zijn aandacht en de bleke klomp kunststof wentelde langzaam. Het metalen geraamte eromheen draaide mee, en een reeks gedrongen cilinders richtte zich in de valrichting. Zo op het oog kwam er niets uit, want er was nog te weinig dampkring om op te gloeien in de ionenstroom, maar de tonnen metaal en plastic veranderden hun versnelling. De remraketten worstelden met de nu al hevige trekkracht van een wereld met bijna driemaal de diameter van de verre Aarde. En met succes, zodat het staketsel dat ze verbond geen schade leed toen de dampkring tenslotte werd bereikt.

De schittering vervaagde uit de diamanten ogen, naarmate de grote gasmantel van deze wereld het toestel opslokte. Het daalde nu langzaam en gestadig; bijna zou je het woord voorzichtig hebben gebruikt. Boven gloeide nog steeds Altairs schijf, maar de sterren verdwenen, zelfs voor de overgevoelige detectors achter die lenzen. De val ging verder.

Toen veranderde er wat. Totnogtoe leek het ding op een raket naar een ongewoon mal ontwerp, die voor de landing afremde met buitenboord-straalpijpen. Het was niets bijzonders dat de reactiestralen steeds feller opgloeiden; de dampkring werd steeds dichter, vanzelf! Maar toch, die remraketten zelf hadden niet moeten gloeien.

Deze deden dat wel. Hun uitlaatstroom scheen steeds helderder, alsof ze een val wilden afremmen die desondanks versnelde, en de beplating zelf begon te glanzen in een dof rood. Dat zei genoeg voor de bestuurders daar boven; een ring van felle flitsen glom een moment op, niet uit de straalpijpen zelf maar uit de stutten waarmee ze vastzaten. De stutten braken meteen, en het toestel viel ongehinderd neer.

Even maar. Er zaten nog meer apparaten buitenop en amper een halve seconde na het afschieten van de raketten bloeide er een reusachtige parachute boven de vallende klomp kunststof. In die zwaartekracht had je verwacht hem meteen te zien wegscheuren. Maar de ontwerpers kenden hun vak. Hij hield. De ongelooflijk dikke dampkring — zelfs op die hoogte al vele malen dichter dan op aarde — zette zich schrap voor het wijde uitspansel van de parachute en eiste grimmig het leeuwendeel van elke erg potentiële energie die de dalende massa afstond. Zo kwam het dat zelfs deze zwaartekracht driemaal zo groot als die aan de zeespiegel op aarde, geen schade bracht aan het toestel toen het eindelijk vaste grond raakte.

Na de landing scheen er een tijdje niets te gebeuren. Toen bewoog de platboomde eivorm en maakte zich los van de magere stutten die de parachute hadden vastgehouden. Het toestel kroop weg van de wirwar van metalen linten op haast onzichtbare rupstracks, en stopte weer als om rond te kijken.

Maar het keek niet rond; voorlopig kon het niet zien. Er moest een en ander worden afgesteld. Zelfs een massief blok polymere kunststof, zonder bewegende delen behalve zijn voortbeweging en werktuigen, kon niet totaal onveranderd blijven onder een buitendruk van achthonderd atmosfeer. De richtmaten van het blok, en die van de ingebedde elektronische bedrading, waren iets gewijzigd. De verre bestuurders hadden de pauze na de landing nodig om de nu iets verschillende frequenties te vinden van de afstandsbediening. De ogen die zo duidelijk gezien hadden in de ruimte, werden afgesteld, zodat het verschil in brekingsindex tussen het diamant en de nieuwe omgeving de beelden niet hopeloos vervormde. Dit duurde niet lang, want het ging automatisch, de atmosfeer deed het zelf door in minieme poriën te dringen tussen bepaalde lenselementen.

Zodra ze optisch waren bijgesteld, hadden de ogen geen last meer van de haast totale duisternis. De lichtversterkers erachter gebruikten elk kwantum straling dat de diamanten ontvangen konden. Mensenogen, verweg, kluisterden zich aan de beeldschermen die de beelden toonden van wat de machine zag en uitzond.

Het was een golvend landschap, op het eerste gezicht niet al te onaards. In de verte lagen brede heuvels, waarvan de omtrekken vervaagd waren door wat op een woud leek. Dichtbij was de grond geheel bedekt met plantengroei, min of meer als gras, maar het duidelijke spoor achter de robot bewees dat het spul veel brosser was. Groepen hogere groeisels staken op onregelmatige afstanden omhoog, meest op hogere grond. Niets leek er te bewegen, zelfs niet het fijnste lover van de planten, ofschoon een regelmatig gekraak en gedreun haast voortdurend doorkwam via de geluidsdetectors in het plasticblok. Afgezien van het geluid was het landschap als een stilleven, zonder wind of dierlijke bedrijvigheid.

Minutenlang staarde de machine nadenkend rond. De verre bestuurders hoopten zeker dat er gedierte, weggevlucht door de landing, zou terugkeren. Maar voorlopig werden ze hierin teleurgesteld. Tenslotte kroop de machine terug naar de resten van het geraamte en scheen met een stel lampen over de verzameling metalen stukken, kabels en linten, en onderzocht alles nauwkeurig. Toen kroop hij weer weg, ditmaal met een doelbewuste allure.

In de volgende tien uren doorkruiste hij zorgvuldig het hele landingsgebied, stond nu en dan stil om zijn licht te schijnen, over een plant bijvoorbeeld, soms keek hij minuten achtereen rond zonder een duidelijk doel; af en toe bracht hij geluiden voort van verschillende hoogte en sterkte. Dat gebeurde steeds als hij in een dal was, tenminste nooit helemaal bovenop een heuvel. Hij scheen om een of andere reden de echo’s te meten.

Geregeld ging hij terug naar het geraamte en herhaalde zijn precieuze onderzoek, alsof hij iets verwachtte. En inderdaad, in een omgeving met een temperatuur van driehonderdzeventig graden, een druk van een achthonderd atmosfeer en een dampkring van water, zwaar vermengd met zuurstof en zwaveloxides — dan gebeurt er gauw genoeg van alles. Daarom beschouwde hij belangstellend de corrosie die gestadig het metaal wegvrat. Sommige stukken hielden het langer uit dan andere; zonder twijfel hadden ze verschillende legeringen gebruikt, misschien juist hiervoor. De robot bleef in de omgeving tot het laatste metaal tot slijm was vergaan.

Ondertussen had de grond op onregelmatige tijdstippen heftig geschud. Soms ging dat gepaard met de dreunen die zijn oren in het begin hadden begroet. Dan weer was het betrekkelijk stil. De bestuurders zullen zich hierover eerst veel zorgen hebben gemaakt; toen beseften zij dat de heuvels in de buurt tamelijk afgerond waren, zonder steile wanden, en dat de grond zelf verstoken was van zowel kloven als losse stenen. Er was dus weinig reden om bezorgd te zijn over de gevolgen van een aardbeving voor het kostbare toestel. Van veel meer belang was het verschijnen van dierenleven. De meeste wezens waren klein, maar niettemin fascinerend, voorzover je dat kon opmaken uit het gedrag van de robot. Hij bestudeerde alles dat zich vertoonde, zo dichtbij mogelijk. Meestal schenen ze een schubbig pantser te hebben, en acht poten. Sommige, leek het, leefden van de plaatselijke plantengroei; andere — van elkaar. Op het laatst, toen het geraamte weg was, besteedden de bestuurders lange tijd hun aandacht alleen aan de dieren. Het onderzoek werd een paar maal onderbroken, maar dat was omdat de verbinding werd verbroken, niet door een of andere afleiding. Het ontbreken van zichtbare details op het oppervlak had verhinderd dat de mannen Tenebra’s omwentelingstijd precies konden meten en hun schip ging verscheidene keren ‘onder’ wat betreft het betreffende gebied. Proefondervindelijk wisten ze echter langzamerhand de onzekerheid van Tenebra’s dag op te lossen en tenslotte verdween de onderbreking.