Выбрать главу

Raeker haalde de schouders op. “Ik hoop dat het zover niet komt. Intussen zie ik haar liever vol zelfvertrouwen dan radeloos van angst.”

“Daar hebt u gelijk in.” Rich keek op het scherm, vanwaar de zelfvoldane blik van zijn dochter straalde, terwijl ze op haar thema voortborduurde tegen de verbaasde, nog wat ongelovige Nick. Raeker luisterde even geamuseerd, maar gaf haar eindelijk tactvol de raad hem iets over scheepsbouw te vertellen. Daar wist Nick nog minder van dan van diplomatie, en hij had die kennis meer nodig. Easy wilde best van onderwerp veranderen, zolang ze mocht blijven praten.

Mina nam nog steeds trouw zijn plichten waar aan de ramen, maar even later riep hij haar dat hij de oppervlakte meende te zien. Easy onderbrak haar gesprek en verliet haastig de regelkamer; een ogenblik later riep ze terug dat haar vriend gelijk had. Pas toen de bovenste ruiten van de scaaf inderdaad opdoken in de “lucht’, schoot Raeker iets te binnen; hij had een gelegenheid voorbij laten gaan om de geheimzinnige zeewezens te onderzoeken, waarover Nick destijds gesproken had. Aminadorneldo had niets gezegd over zulke wezens tijdens zijn laatste wacht, maar Raeker kende de Drommiër niet genoeg om er zeker van te zijn of hij ze wel zou hebben gerapporteerd zonder een uitdrukkelijke opdracht. Nu was het niet de tijd om dat te vragen; Easy’s gretige tong had het te druk met de actuele gegevens. “We zitten verder buitengaats dan u dacht, dr. Raeker,” riep ze. “Ik kan de kust net zien, aan het eind van onze felste lichtbundels. Echte details kan ik niet zien. Maar ik geloof dat er een paar punten, misschien eilanden, onze kant uitsteken.”

“Kan Mina iets meer zien?”

“Hij zegt van niet,” kwam Easy’s antwoord na een korte tussenpoos. “Hij ziet toch al niet zo goed als ik, merk ik.”

“Juist ja. Je kunt zeker niet uitmaken of jullie bewegen.” “De zee is volkomen glad en er zijn geen golven om ons heen. Je kunt het nergens aan afmeten. Het enige wat je ziet zijn die kwalachtige dingen die door de lucht zweven. Ze bewegen langzaam verschillende kanten uit, meer naar de kust dan er vandaan, zou ik zeggen. Ik zal er even op letten.” Het duurde wel wat langer voor ze zeker wist dat haar eerste indruk juist was. Daarbij gaf ze grif toe, dat dit nog geen bewijs was voor het bewegen van de scaaf.

“Goed,” zei Raeker toen dit was afgehandeld. “Kijk af en toe naar de zee om na te gaan of er iets gebeurt en instrueer Nick zolang hij wil luisteren. Hij en Betsey zullen doen wat ze kunnen, maar veel is dat niet voor de anderen terug zijn. Ze zullen wel wegblijven tot morgennacht, Tenebratijd — zowat vijf of zes dagen op jouw klok.”

“In orde, doctor. We redden het wel. Het is best leuk om naar die vliegende kwallen te kijken.” Raeker schakelde zijn microfoon uit en zakte in gedachten achterover, niet ontevreden. Alles scheen naar behoren te verlopen; misschien wat langzamer dan hij wenste, maar zo snel als je redelijkerwijs kon verwachten. Zijn gezicht drukte kennelijk deze gevoelens uit, want zijn gedachten werden heel nauwkeurig gelezen.

“Nogal tevreden met jezelf, neem ik aan, Mens!” De spreker hoefde zich niet voor te stellen. Raeker poogde zijn gezicht en humeur in bedwang te houden, met twijfelachtig succes. “Niet helemaal, Raadsheer —”

“Waarom niet helemaal?” gilde Aminadabarlee. “Waarom zou u ook de geringste tevredenheid voelen? Hebt u ook maar iets bereikt?”

“Ik geloof van wel,” antwoordde Raeker nogal verbaasd. “We weten bijna precies waar uw zoon is en we kunnen er een reddingsploeg hebben binnen een week, tien dagen —”

“Een week, tien dagen! En dan geeft u die redders een cursus electrische werktuigbouw, en dan hopen we maar dat de bedrading van dat lachwekkende vaartuig ondertussen niet onherstelbaar vergaan is. Hoe lang zou de werkelijke redding nog duren, dacht u?”

“Dat zou ik niet durven raden,” antwoordde Raeker zo vriendelijk als hij kon. “Zoals u al zo duidelijk stelt, we weten niet hoeveel schade de bedrading opliep door de open inspectieluiken. Ik besef dat wachten u moeilijk valt, maar ze hebben het nu al een maand goed volgehouden —”

“Kan zelfs een mens zo dom zijn?” vroeg de Drommiër theatraal. “U hebt net met de grond gesproken en u hoorde net zo goed als ik het meisje zeggen dat mijn zoon niet zo goed kon zien als zij.”

“Dat heb ik gehoord, maar de betekenis is me helaas ontgaan,” gaf de man toe.

“Het Drommische gezichtsvermogen is zo goed en zo scherp als van mensen, zo niet beter, en mijn zoon zag altijd normaal voor zijn leeftijd. Als hij niet zo goed ziet als een mens daar beneden, dan is er iets mis; en ik geloof dat het zuurstofgebrek hem parten speelt. Ik maak hieruit op dat uw technici geen voorzieningen hebben getroffen om de apparatuur van het schip daarvoor aan te passen.”

“Waarschijnlijk niet, want de bemanning zou uit mensen bestaan,” gaf Raeker toe. “Ik moet bekennen dat ik die noodzaak niet heb ingezien, Raadsheer. Ik zal proberen een manier te vinden om de actie te versnellen — bijvoorbeeld, ik kan bij de technici waarschijnlijk foto’s krijgen van de bedrading die nu aan de lucht is blootgesteld om Nick in te lichten waar hij naar zoeken moet, zolang hij op de anderen wacht. Over een half uur komt mijn vervanger, trouwens hij wil nu ook wel komen als ik hem roep. Hebt u al medisch advies gekregen van Dromm? Ik hoor dat er een paar uur geleden een mensendokter is aangekomen. Hij gaat na wat er aan dieetvoedsel voorhanden is in de bathyscaaf.”

“Eta Cassiopeiae is hier een halve parsec verder vandaan en mijn bericht ging wat later weg,” bekende de Drommiër.

“Binnenkort moet er echter een komen.”

Raeker vond het nogal handig van zichzelf dat hij het wezen tot die bekentenis had gedwongen. Ongelukkigerwijs heeft het bekennen van vergissingen niet zo’n gunstig effect op het humeur van de gemiddelde mens, en het Drommische ras was in dat opzicht heel menselijk. Voorlopig kon hij niet beledigend hoovaardig zijn, zelfs zijn normen verhinderden dat. Maar de noodzaak zijn woede te onderdrukken, was heel wat gevaarlijker voor de lieve vrede dan zijn gebruikelijke verwaandheid. Hij sloot zich op in zijn kamer — waarin de ‘onbekwame’ technici tenminste een fatsoenlijke atmosfeer hadden geperst — en mokte somber voor zich heen. Er waren nog meer posttorpedo’s…

Nu de Drommiër uit de weg was, besloot Raeker zijn vervanger niet te vroeg te roepen. Maar zodra de man zich vertoonde, bezocht hij de technische afdeling en beschreef het voorstel dat hij voor de vuist weg aan Aminadabarlee had gedaan. Sakiiro en zijn collega’s vonden het ook de moeite waard en ze schaarden zich om hun blauwdrukken; ze overlegden wat ze het best aan Nick konden vertellen en hoe ze het hem het makkelijkst konden uitleggen.

Dit kostte hem een paar uur. Toen ging Raeker eten, en hij sliep enkele uren in zijn eigen kamer. Zijn vervanger stond verheugd op, zodra hij in de observatiekamer terugkeerde.

“Easy heeft iets te vertellen,” zei hij, “maar ze wil het aan uzelf zeggen.” Raeker trok zijn wenkbrauwen op, schoot op zijn post en schakelde de microfoon in.

“Hier ben ik, Easy,” zei hij. “Wat is er aan de hand?”

“Ik dacht dat ik het maar beter aan u kon zeggen, want u had gezegd dat we zouden blijven liggen,” antwoordde het meisje dadelijk. “We drijven nu al vijf of zes uur op de kust af.”

Raeker glimlachte. “Weet je wel zeker dat het strand niet naar jullie komt?” vroeg hij. “Denk eraan, de zeespiegel moest nog heel wat zakken, zelfs toen jullie al bovendreven.”

“Ik weet het heel zeker. We konden een bepaald stuk strand in het oog houden en de zee bleef er op zijn plaats toen we dichterbij kwamen. Het heeft namelijk iets waardoor je het gemakkelijk kunt herkennen, al zagen we eerst niet wat dat was.”

“Wat is het dan?” vroeg Raeker: hij begreep dat dit de bedoeling was.

Easy keek hem aan met de blik die kinderen voorbehouden aan volwassenen, die een lelijke vergissing hebben begaan. “Het is een menigte van zowat vijftig inboorlingen,” zei ze.