Выбрать главу

Vanzelf werd de aandacht van alle vier getrokken door deze vreemde toestand en het werk aan het vlot werd zelfs gestaakt voor een bespreking van het probleem. Het lag voor de hand dat er nu en dan een zwever zou aandrijven van elders, maar vier in een uur was meer dan toeval. Hun kuiven tastten de heuvel af in een poging een verklaring te vinden, maar de ijle luchtstroom naar het zuidwesten was nog te zwak op deze afstand van de vulkaan om gevoeld te worden, laat staan gezien. Overdag is de lucht van Tenebra veel te eentonig grauw om zoiets vaags te doen opmerken als een algemene richting in het traag overdrijven van de zwevers. De beweging van de beesten afzonderlijk hielp niets. Daardoor werd de wind niet opgemerkt voor de regen viel.

Tegen die tijd leek het vlot klaar, het was tenminste moeilijk te zien waar nog een drijver kon worden vastgezet. Natuurlijk wist niemand hoeveel mensen het kon dragen. Ze vatten het plan op om het naar zee te dragen als de anderen terugkwamen, en namen de proef of dat ging.

Toen de avondvuren echter werden aangestoken, zagen ze al gauw dat de regen niet recht naar beneden kwam. Het was hetzelfde verschijnsel dat John en Nancy de vorige nacht hadden waargenomen, nu vertroebeld door het gemis aan een zichtbare oorzaak. Na een bespreking besloot Nick drie extra vuren aan te steken aan de noordoostkant van de gewone verdedigingslijn, en compenseerde het brandstofverbruik door een gelijk aantal aan de andere kant te laten uitdoven. Even later liet hij er aan de zuidwestkant nog meer uitgaan, want uit deze richting kwamen helemaal geen druppels meer, zelfs toen de convectiestromen van het kamp goed op gang kwamen. Hij rapporteerde het aan Fagin. “Ik weet het,” antwoordde de Leraar. “Volgens Easy gebeurt hetzelfde waar het schip ligt. De druppels gaan duidelijk schuin naar de landzijde. Ik wilde dat ze de richting ergens mee kon bepalen. Dan wisten we of de kust daar echt naar het oosten buigt, of dat de regen eigenlijk in een iets andere richting beweegt. Als we die feiten kenden, zou het nuttig zijn.”

“Ze kan de wind zeker niet voelen?” vroeg Nick.

“Niet in het schip. En Jij?”

“Een beetje, nu de beweging van de druppels het bestaan ervan aantoont. Ik voelde meer bij de vuren die ik aanstak op onze vlucht, maar dat is de enige keer. Ik geloof dat hij sterker wordt.”

“Zeg het als je daar zeker van bent,” zei Raeker. “We houden je op de hoogte van alles aan de andere kant wat hierop betrekking heeft.” Terecht zei Raeker “wij’; de twee kamers liepen vol met geologen, technici en andere specialisten. Het nieuws dat Tenebra voor het eerst in zestien jaar een echt geheimzinnig drama opvoerde, had zich snel door het schip verspreid en talloze veronderstellingen deden de ronde.

Easy gaf een boeiende, en geboeide, beschrijving van wat er rond de scaaf gebeurde. Want al hadden zij en haar metgezel nu wel regen genoeg gezien, het was voor het eerst dat ze echt de gevolgen ervan zagen op de zeespiegel. Het strand lag in zicht en de manier waarop de zee ervandaan opbolde, wanneer er water bij het oleum kwam, was iets wat de kinderen nog nooit hadden gezien. Omlaag kijken naar het nabijgelegen strand was nogal verwarrend. En het ging verder, want met het rijzen van de scaaf werd hij met gemak op het opbollend zeevlak landinwaarts gedragen. Zo ging het door tot de dichtheid van de zee te laag werd om het schip te doen drijven. Zelfs daarna verried een enkele bons dat de beweging nog niet was opgehouden.

“Ik kan niets meer zien, pa,” riep Easy tenslotte. “We kunnen wel ophouden met ons verslag. Ik word toch al slaperig. Als het nodig is maak je ons maar wakker.”

“Goed, Easy.” Rich antwoordde voor Raeker en de andere toehoorders. “In Nicks kamp is niet veel gaande, behalve dan de wind, en die is eerder vreemd dan gevaarlijk.” Het meisje verscheen even op het scherm, lachte een welterusten en verdween. Aminadorneldo’s smalle gezicht volgde haar, en dat station sloot voor de nacht.

De aandacht verplaatste zich naar de observatiekamer waar de oppervlakte van Tenebra echt te zien was. Maar er gebeurde niet veel. De robot stond als gewoon midden in de nu ongelijke vuurkring, met de vier inheemsen eromheen — ook ongelijk verdeeld vannacht. Drie van hen stonden nogal dicht bijeen aan de noordoostkant en de vierde liep wacht in de resterende driekwart cirkel. De reden werd in enkele minuten duidelijk: voor elk vuur dat doofde bij de eenling, gingen er zeker twaalf uit in het noordoosten. Voortdurend moest er iemand vooruit springen om een, twee van de buitenvuren aan die kant met een fakkel aan te steken. Nu en dan werd zelfs een binnenvuur verstikt, als er een tweede druppel al te snel overwaaide door de ruimte die het gevolg was van de eerste. Toch scheen er geen echt gevaar te dreigen. Geen van de inboorlingen zelf werd getroffen en hun gedrag verried geen bijzondere opwinding.

Terwijl Raeker at, liet zijn assistent een van de leerlingen een afstand afpassen die hij met de lengte van de robot vergeleek. Door het passeren van een druppel daarlangs af te klokken bepaalde hij de windsnelheid op haast drie kilometer per uur, zover ze wisten een record. Dit gegeven ging onder de geleerden rond, maar geen van hen kon het verklaren of waagde zich aan een voorspelling van de gevolgen. Het was een gewoon bemanningslid, zijn dienst zat er al op en hij rustte wat uit bij de deur, die hierover een vraag stelde.

“Hoever ligt dat kamp van de zee?” informeerde hij.

“Zowat drie kilometer van het strand, overdag.”

“En ’s nachts?”

“De zee komt tot het dal, net onder de heuvel.”

“Is dat genoeg marge?”

“Zeker wel. De regenval varieert niet van het ene jaar op het andere. De grond kan natuurlijk bewegen, maar niet zonder waarschuwing.”

“Alles toegegeven, maar wat doet deze wind met de kustlijn? Laat in de nacht is de zee niet veel dichter dan de lucht, dus ik dacht dat zelfs deze miezerige orkaan van drie kilometer al flink verschil maakt.” Even keek Raeker verbaasd, toen gleed zijn blik langs de anderen. Hun uitdrukking bewees dat ze geen van allen hieraan hadden gedacht, maar dat de meesten — degenen, merkte hij, met de meeste deskundigheid — vonden dat er iets inzat. Dat vond Raeker zelf ook, en hoe meer hij erover dacht hoe meer hij zich zorgen maakte. Rich zag het dadelijk, want een maand vol zorgen hadden hem niet minder scherpzinnig gemaakt.

“Dacht u, dat u ze beter kunt laten verhuizen nu er nog tijd is, doctor?” vroeg hij.

“Ik weet het niet zo. Met zijn vieren kunnen ze het hele kamp niet verplaatsen, en ik wil niets van hun spullen laten wegspoelen. Bovendien zitten ze op die heuvel vijftien meter hoger dan de zee gisteren kwam.”

“Is dat veel, voor deze zee?”

“Dat weet ik niet. Ik kom er niet uit.” De uitdrukking van Raeker was moeilijk te lezen; zijn leven lang had hij een beroep uitgeoefend waar men besluiten nam zodra die nodig waren, voorzover nodig met aanvaarding van de consequenties.

“Ik dacht toch dat u iets moest doen,” zei hij. “U verliest alles als de zee ze daar te pakken krijgt.”

“Ja, maar —”

“Niets te maren! Kijk daar!” Het was dezelfde die de vraag had opgeworpen over de wind, die het gesprek nu onderbrak. Zijn ogen staarden naar het zeewaartse scherm en Rich en Raeker wisten beiden wat hij zag voor ze zelf keken.

Uren voor hun gewone tijd, kropen daar de vettige tongen van de zee in het gezicht, rond de voet van de heuvels in het oosten. Heel even zei iemand een woord. Toen vernietigde Raeker in een klap het beeld dat de diplomaat zich van hem vormde — dat van een traagdenkende, nogal onhandige, besluiteloze “typische geleerde’. Met de veiligheid van project en leerlingen in onmiddellijk gevaar, dacht en sprak hij snel genoeg.