Выбрать главу

“Wat doen we nu?” Het was bepaald geen retorische vraag. Hij werd gesteld door een geofysicus, een goede vriend van de familie Rich.

“Wat hij zegt, dacht ik zo,” antwoordde een ander. “Rich lijkt er zeker van dat het kind weet waar ze over praat.”

“Hij is wel zeker, dat weet ik. Maar het kind? Hij is haar vader. Zij is de enige familie die hij in tien jaar heeft gehad, en hij heeft haar wonderwel grootgebracht, maar soms overschat hij haar. Ze heeft hem daarnet ervan overtuigd dat alles in orde is. Maar ik — wij weten het niet. Wat doen we dus?”

“We doen wat hij vraagt,” zei de ander met nadruk. “Zelfs als ze ongelijk heeft, kan het geen kwaad het veerschip klaar te houden. Waarom zo’n drukte?”

“Omdat we weten wat er met Easy en haar vader gebeurt als ze ongelijk heeft,” antwoordde de geofysicus. “Als ze op grond van eigen kennis spreekt, goed. Maar als die tienpotige otter haar alleen maar kwaad maakte zodat ze er iets uitflapte om zich te rechtvaardigen —” Hij schudde somber zijn hoofd. “O ja, nu gelooft ze het zelf, en haar vader ook. Als ze worden teleurgesteld — wel, totnogtoe bleven die kinderen daar beneden in leven dankzij de zelfbeheersing van de familie Rich.” Hij kapte de discussie af door een andere microfoon in te schakelen en het verzoek van Rich door te geven aan de technici.

Raeker had al die tijd gegeten en, nu en dan, geslapen in de observatiekamer. Zo langzaamaan wist hij niet hoe lang hij er al was. De robot stond een beetje buitenspel, maar hij kon altijd toekijken. Zijn leerlingen schenen te zijn opgegaan in de stam van Snel, en kregen hun bevelen afwisselend van de hoofdman zelf en van Easy in de bathyscaaf. Niemand vroeg Fagin wat of hoe er gehandeld moest worden, maar desondanks verliep alles haast te snel voor Raeker om het te kunnen volgen. Hij wist dat Easy ruzie had gemaakt met Aminadabarlee, al kende hij de details niet. Hij wist van haar belofte morgen van de grond te zijn, maar hij begreep evenmin als de anderen hoe ze dat wilde doen. Ook hij kreeg zijn deel van het humeur van Aminadabarlee, want de Drommiër had helemaal niet ingebonden na Easy’s uitbarsting. Integendeel, geruime tijd had hij besteed aan een uiteenzetting hoe dom het was van Raeker om zijn leerlingen te scheiden van hun eigen beschaving, en hoeveel meer men had kunnen leren over Tenebra als men al direct contact gemaakt had met Snel. Bepaald onbeleefd had Raeker niet gereageerd, maar zijn antwoorden werden nogal afwezig doordat hij in beslag genomen werd door de gebeurtenissen op de grond, en zo wist hij de otterachtige meer dan ooit te kwetsen. Hij wist het best, maar kon zich niet echt bezorgd maken over het vooruitzicht van een breuk tussen Sol en Dromm.

In het algemeen wist hij wat er op de grond gedaan werd, maar hij begreep niet alles, en niemand nam de moeite om het uit te leggen. Het kwam niet bij Raeker op dat Easy daarom had verzocht, dat ze alles deed om zich ervan te verzekeren dat er geen bruikbare gegevens gingen naar de Vindemiatrix en het wezen dat haar zo had opgewonden. Hij kon alleen kijken, foto’s nemen, de gesprekken die hij opving opnemen, en daaruit een en ander afleiden.

Het vlot ging te water, en Nick en Betsey peddelden met Snel over de poel tot een punt naast een van de patrijspoorten in de scaaf. Via de robot zag Raeker de ontmoeting tussen de Tenebrieten en de inzittenden van het schip, maar hij hoorde niets van het gesprek — Easy bediende zich natuurlijk van de buitenste luidsprekers, en de robot was te ver weg. Het was een lang en levendig gesprek, want beide partijen gebaarden wild — het venster was groot genoeg om zelfs vanuit de robot in de scaaf te kijken. Hij probeerde de gebaren te begrijpen, maar zonder succes. Pas tegen de avond staakten ze hun gesprek; toen ging het vlot weer aan wal en iedereen begon zijn spullen te pakken. Een tiental holbewoners hielpen het vlot dragen en andere hielpen met de kar. Voor de eerste keer schonk Snel weer aandacht aan de robot; hij beval hem mee te gaan, en gebruikte Nick als tolk. Raeker stemde dadelijk in; de reis was kennelijk bedoeld om de zee te ontgaan, want die zou tenminste evenveel het land inkomen als de vorige nacht.

“Waar gaat het schip vannacht naartoe?” vroeg hij, meer om een demonstratie van de kundigheid van de holbewoners uit te lokken dan omdat het hem iets uitmaakte. Hij verwachtte eigenlijk dat Snel niet eens zou antwoorden, maar de hoofdman was in een opperbeste stemming — de hele dag was alles precies verlopen als hij wilde. Toen de groep eenmaal op weg was, ging hij naast de robot lopen en begon een opgewekt gesprek. Nick gaf zijn woorden weer, en hij beschreef gedetailleerd het terrein dat ze naderden en het punt waar hij verwachtte de scaaf te zien aanspoelen. Hij legde de reden voor deze mening uit, en de geofysici luisterden, maakten aantekeningen en bemoederden de recorders die het gesprek opnamen. De eerste uren van die nacht kenden meer vrolijkheid dan de sector rond Altair in jaren ervaren had. Haast de enigen die niet deelden in de vreugde waren Raeker en Aminadabarlee.

Na een kleine twee uur van langzaam reizen liet Snel zijn karavaan halt houden. De nacht was gevallen, en de regen begon dat ook te doen. Hij zette iedereen aan het werk om hout te zoeken en gaf bevel aan Nick om de waakvuren aan te leggen. Nick en zijn collega’s deden het zonder morren, Raeker verdacht ze ervan menselijk genoeg te zijn, om te genieten van de kans eens met hun kennis te pronken. Bij elk vuur oefenden de holbewoners zich met de vuurbogen en een van de stapels begon al te gloeien.

Zestien jaar lang was het ontsteken van de waakvuren voor de Vindemiatrix het sein geweest voor een achtenveertigurige ontspanning, want op Tenebra gebeurde ’s nachts niets dan regen. Nu was het anders: discussies, soms grenzend aan ruzies, laaiden op. De technici waren druk bezig de buitenkant van het veerschip te versieren met de hydroferron pijpen en hun besturing. De diplomaten zouden niet met elkaar gesproken hebben als ze hun persoonlijke neigingen hadden gevolgd, maar hun beroepstrots hield ze uiterlijk beleefd. Degenen echter die hen kenden hoorden hun gepraat onbehaaglijk aan en dachten aan vastgelopen regelstaven in een kernreaktor.

Een paar geestdriftigen bleven door de ogen van de robot kijken, deels in de hoop dat er iets zou gebeuren en deels om Raeker gezelschap te houden. De bioloog weigerde de observatiekamer te verlaten. Hij voelde dat de zaken naar een climax liepen, maar had er geen idee van hoe. Zelfs ’s nachts werd dit gevoel erger — vooral op die momenten dat hij een van de diplomaten zag of hoorde. Eigenlijk had Raeker last van een plotseling gebrek aan zelfvertrouwen. Hij vroeg zich af hoe hij zijn leerlingen ooit kon leren de nodige reparaties aan de scaaf te doen, gesteld dan nog dat ze wilden luisteren. Als ze dat niet wilden, of konden, wilde hij Rich of Aminadabarlee nooit meer zien. Hij had er zichzelf nogal ten onrechte van overtuigd, dat zijn eigen argumenten hen ertoe hadden gebracht al hun vertrouwen in hem te stellen en zodoende geen andere stappen voor de redding te ondernemen.

Ondanks de bezorgdheid die hem maar af en toe liet slapen, wist hij de nacht door te komen. Het vertrek van het veerschip was een afleiding — even was hij er bijna van overtuigd dat hij mee moest gaan, maar gezond verstand won het pleit. Verscheidene keren vielen er dingen voor in het kamp, zichtbaar op het robotscherm, die hem onder andere omstandigheden hadden doen lachen. De holbewoners waren nog lang niet gewend aan de vuren en hadden malle opvattingen over hun eigenschappen, gebruik en beperkingen. Soms moest Nick of een van de andere door mensen opgeleide inboorlingen reddend optreden als er iemand blindelings terechtkwam in een dode-luchtzone van een verdampte druppel, om een vuur weer aan te steken. Toen ze eindelijk beseften dat een pas vernietigde druppel zich gedroeg als een in de vroege morgen uitgedampt meer, wachtten sommigen weer te lang alvorens zich bij een gedoofd vuur te wagen, zodat de brandstof teveel afkoelde om het vuur meteen weer te doen oplaaien bij de eerste aanraking met een fakkel. Velen van hen maakten zich bezorgd over de houtvoorraad, waarvan de ervaren groep gezegd had dat hij voldoende was, en probeerde Snel maar te overreden om nieuw hout te laten sprokkelen. Natuurlijk verstond Raeker dit niet, maar hij hoorde het commentaar van zijn eigen mensen, wat nogal minachtend klonk. Dit monterde hem op; als zijn leerlingen zo over de holbewoners dachten, voelden ze misschien nog iets voor hun leraar.