Выбрать главу

Zijn vrouw geeft hem een bemoedigend kneepje in zijn hand. ‘Hoe bedoelt u?’ vraagt Graanoogst. ‘Is het zakelijk onmogelijk zonder uw broer?’

Davidenko schudt zijn hoofd. ‘Nee, dat niet. We hebben al ons spaargeld in die winkel gestopt. Wij tweeën, maar ook Tolja. Dit wilden we samen doen, omdat het iets te maken heeft met ons, met het land waar we geboren en opgegroeid zijn. Alsof we ons eigen stukje Belarus maken in Amsterdam. Daar hadden Tolja en ik het al jaren over, sinds we uit ons land zijn weggegaan.’

‘Waarom bent u eigenlijk uit uw land weggegaan?’ vervolgt Graanoogst het vraaggesprek terwijl hij net doet alsof hij niet merkt dat de wat opgefriste Zijlstra weer terugkomt en naast hem gaat zitten.

Er glijdt een wrange glimlach over de lippen van Victor Davidenko. ‘Wat moet ik zeggen: we waren jong en we wilden weg. De politiek in ons land, de mensenrechten, de slechte economie, dat waren allemaal redenen om weg te gaan uit Belarus. Daar zouden we nooit de kansen hebben gehad om ons te ontwikkelen zoals we die hier wel hebben.’

‘Ikbegrijp het.’ Graanoogst kijkt naar zijn collega. ‘Had jij nog vragen voor meneer en mevrouw Davidenko, Zijlstra?’

‘Nee, niet echt,’ antwoordt Zijlstra vlak. ‘Of ja, toch nog één. Hebt u wel eens te maken gehad met de Russische maffia?’

‘De Russische maffia?’ echoot Davidenko en hij kijkt verbaasd naar zijn vrouw. ‘Eh, nee. Waarom zouden we?’

‘Omdat u een winkel opent en omdat u uit Wit-Rusland komt,’ probeert Zijlstra. ‘Een van onze collega’s dacht dat u daarom misschien afgeperst of gechanteerd zou kunnen worden.’

‘Nee.’

Het antwoord van Davidenko klinkt beslist, maar zijn vrouw aarzelt.

‘Er is wel een keer een Russische man bij ons langs geweest in de winkel, toen de jongens — Vic en Tolja — achterin bezig waren met het schuren van een deur. Hij wilde weten of onze winkel inderdaad Belarus ging heten. Dat hadden we toen al op het raam geschilderd. En wat we zouden gaan verkopen.’

‘Noemde hij zijn naam?’ vroeg Graanoogst scherp.

Ze schudt haar hoofd.

‘Sprak hij Nederlands of Russisch?’ dringt Graanoogst aan.

‘Russisch.’

Zijlstra gaat rechtop zitten. ‘O, dus jullie hebben dezelfde moedertaal, begrijp ik.’

Davidenko schudt zijn hoofd. ‘Nee, wij spreken Belarus. Maar in mijn land leert iedereen op school ook Russisch.’

‘Sorry, dat wist ik niet.’ Zijlstra kleurt licht en gaat tegen de leuning van zijn stoel zitten.

‘Dat was het?’ vraagt Graanoogst hem niet zonder sarcasme.

‘Of had je nog meer vragen?’

Als antwoord heft Zijlstra zijn hand.

Graanoogst kijkt de Davidenko’s aan.

‘Dan wil ik u bedanken voor uw informatie. Als we meer weten of willen weten, nemen we weer contact met u op. En natuurlijk zullen we nog wel toegang moeten hebben tot de plaats van de misdaad, zoals u zult begrijpen.’

‘Vanzelfsprekend,’ zegt Davidenko en hij staat op. ‘Als wij iets meer weten hoort u dat ook direct.’

Zijlstra glimlacht extra vriendelijk als hij het tweetal de hand drukt, maar hij blijft in de vergaderkamer achter, terwijl Graanoogst hen naar de uitgang begeleidt.

6

‘Hoe gaat het met het onderzoek?’

Zijlstra zit in gedachten verzonken achter zijn bureau. Hij schrikt op en kijkt achterom. Bij de deur staat Latifa.

‘Goedemorgen, collega Ringeling,’ zegt hij terwijl hij wat rechter op gaat zitten. ‘Het gaat, dank je.’

‘Morgen, Hendrick.’ Latifa loopt naar hem toe en bekijkt hem van onder tot boven. ‘Laat geworden gisteren, zo te zien?’

Zijlstra grijnst. ‘Kun je wel zeggen. Ik ben naar die nieuwe tent geweest op de Westerstraat, Toinktoink of zoiets. Hartstikke leuk. Ga een keer mee!’

‘Met jou, zeker? En de volgende morgen als een dweil op het bureau komen.’ Ze klinkt sarcastisch, maar ze glimlacht toch geamuseerd. ‘Ter Schegget ziet me aankomen. O, en over Ter Schegget gesproken: hij wil jou en Oscar zien voor jullie weggaan. Wij hebben al overleg gehad tijdens jullie onderhoud met die getuigen.’

‘Oké, we gaan zo wel bij hem langs. Hoe was hij?’

Latifa haalt haar schouders op en schudt haar donkere haar naar achteren. ‘Beetje kortaf, zoals altijd. Hij heeft Carla en mij de zaak gegeven van die ramkraken.’

Zijlstra kijkt haar recht in de ogen.

‘Heb ik iets over gehoord, ja. Flappentappers en dure winkels die ze met een bulldozer rammen, zo zat dat toch?’

‘Klopt. Steeds dezelfde werkwijze: rijdend materieel wordt gestolen van een bouwterrein, Daarmee voeren ze de ramkraak uit en verdwijnen spoorloos.’

‘Aanwijzingen?’

Latifa schudt haar hoofd. ‘En jullie?’

‘Nee, nog niks eigenlijk. Een man met een bijl in zijn hoofd, en zijn familie is erg treurig. Verder hebben we nog niemand gesproken.’

Op dat moment komt Oscar binnen. Hij steekt zijn hand op. ‘Morgen, Latifa.’

Kortaf zegt hij tegen Zijlstra: ‘Kom, we gaan.’

‘Ter Schegget wil ons eerst spreken,’ antwoordt Hendrick.

Met een gehaast knikje draait Graanoogst zich om en is alweer de gang op.

‘Wat heeft-ie?’ wil Latifa weten.

‘Weet niet.’ Zijlstra trekt met een grimas zijn schouders op. ‘Slecht geslapen, of hij is erg aan koffie toe.’

Hij duwt zichzelf uit zijn stoel omhoog en pakt zijn mok. ‘Dat laatste is overigens zo’n slecht idee nog niet.’

Met hun koffiemok in de hand lopen Oscar en Hendrick het kantoor van Ter Schegget binnen.

De inspecteur bekijkt hen over zijn bril en gebaart dat ze de deur achter zich dicht moeten doen.

‘Heren,’ begint hij, terwijl de twee rechercheurs tegenover hem plaatsnemen aan zijn bureau, ‘jullie collega’s en ik hebben de maandagmorgenbriefing al gedaan. Hoe staat het met die moordzaak van jullie?’

‘We hebben met de directe familie van het slachtoffer gesproken,’ rapporteert Graanoogst. ‘Broer en schoonzus. De winkel waarin het slachtoffer is gevonden, was van hun drieën.’

‘Zijn er aanwijzingen? Is er een motief?’

‘Nog niet duidelijk,’ antwoordt Graanoogst. ‘De broer heeft zaterdag lang met het slachtoffer gewerkt, maar is eerder weggegaan. Verder zijn er geen aanknopingspunten. O ja, er is wel een Russische man bij hen langs geweest. Die mensen van de winkel zijn zelf Wit-Russisch.’

De inspecteur knikt bedachtzaam.

‘Dat is interessant, ja. Ik had het al even over deze zaak met Leo, en die noemde de Russische maffia als mogelijke link.’

Het kost Zijlstra moeite om zijn mond te houden. Oscar ziet dat en zegt sneclass="underline" ‘Die mogelijkheid zullen wij ook zeker onderzoeken, chef.’

Toch kan Hendrick het niet laten om een duit in het zakje te doen.

‘Al is er natuurlijk een groot verschil tussen Russen en Wit-Russen.’

Ter Schegget zet zijn halve brilletje af en slaat zijn armen over elkaar.

‘Fijn, dat je die wijsheid even met me wilt delen, Zijlstra. Kun je me misschien ook al vertellen wie de dader is? Of ben je aan het echte politiewerk nog niet toe gekomen? Zo te zien heb je het afgelopen halve etmaal iets anders aan je hoofd gehad.’

Oscar kijkt zijn partner waarschuwend aan.

Zijlstra bijt op zijn onderlip en zwijgt. Al sinds hij bij bureau De Pijp is komen werken, heeft hij een ongemakkelijke verhouding met zijn directe superieur. Ter Schegget heeft zijn carrière door hard werken afgedwongen, en hij vindt dat Hendrick voordeel heeft van het feit dat zijn oom een beroemdheid is in de Amsterdamse politiewereld.

‘Wat zijn we weer spraakzaam,’ sneert Ter Schegget.

Nadrukkelijk richt hij zich dan tot Oscar.