Выбрать главу

‘Maar je kunt toch...’

‘Maar ik kan toch niet,’ viel Philos in de rede. Hij keek Charlie ernstig aan en zei: ‘Ik ben erg op je gesteld, Charlie Johns. Ik vertrouw je. En daarom wil ik je laten zien waarom ik onmogelijk kan trouwen. Maar je mag er met geen woord over spreken. Tegen niemand.’

‘Ik beloof het je.’

Philos keek hem aan en bracht zijn handen bij elkaar. De spiegel sprong op. Hij legde de ring op de grond, ging achteruit en gaf een ruk aan de rand van een plat rotsblok. De steen verschoof en Charlie zag een gat. De spiegel bood een uitstekende camouflage voor het geval er iemand uit de Gebouwen zou komen. Philos liet zich in het gat zakken, wenkte Charlie en verdween uit het gezicht.

Charlie volgde met stomheid geslagen.

* * *

Dertig mensen in de kamer is een beetje veel, maar niemand maakt zich daar druk over. De predikant is een goed mens. Ja, een goed mens, denkt Herb. En in de oude zin van het woord. Toen Bill Flester nog legerpredikant was, waren ook de ongelovigen het daar mee eens. Hij heeft heldere ogen, witte tanden, en ijzergrijs, kortgeknipt haar en een jong, blozend gezicht. Zijn kleren zijn sober, maar zien er niet uit of hij naar een begrafenis moet. Zijn smalle das en smalle revers spreken voor zichzelf. Hij heeft net een zin uitgesproken, die klinkt als een tekst voor een preek, maar het is geen Bijbeltekst: ‘Er is altijd een weg, als je er maar op kan komen.’ De buren luisteren aandachtig. Jeanette kijkt naar zijn tanden en Tillie naar zijn brede schouders. Smitty zit op een theetafel en trekt zijn onderlip naar beneden en bij hem wil dat zeggen: ‘Die knaap heeft iets.’

‘Onze Joodse vrienden hebben hun mooie kleine tempel aan de Forsythia Drive gebouwd en aan de overkant hebben onze katholieke vrienden die aardige kapel van baksteen gebouwd,’ vervolgt Flester. ‘Ik heb een klein onderzoek ingesteld en ben tot de ontdekking gekomen, dat hier in de omgeving tweeëntwintig verschillende Protestantse kerken staan. En wat doen de kruideniers: zij centraliseren! Ik geloof dat we iets van hun kunnen leren. Ook een kerk moet efficiënt zijn en op de kleintjes letten. In een nieuwe situatie, moet je een nieuwe manier van zaken doen zien te vinden. Net als het winkelen per TV, waar in de krant op het ogenblik zoveel over gesproken wordt. Wij zijn allemaal Protestant en wij hebben hier vlakbij een grote, mooie kerk nodig. Het enige wat ons hierbij misschien in de weg staat, is een kwestie van doctrine. Ik weet dat er velen zijn die dit zeer ernstig nemen en, laten we eerlijk zijn, daar zijn al vele misverstanden over ontstaan.

Wanneer wij onze kerken verenigen geef jij wat, geef ik wat en we komen samen. Vele mensen zullen het zo voelen: een compromis betekent dat iedereen iets verliest. Maar dat willen we niet! Er moet een manier zijn om te centraliseren, waarbij niemand iets verliest en iedereen iets wint. Er is altijd een weg, als je er maar op kan komen.

Ik denk nu aan een kleine groep afgevaardigden van alle kerken, die zich inspannen voor het idee: een kerk voor allen. Dan gaan wij als het ware naar Gods supermarkt en nemen wij wat we nodig hebben. Ik wil u een voorbeeld geven: als een van de dames hier levenslang het merk Del Monte is trouw gebleven, hoeft zij daar geen geheim van te maken. Ik wil geen jongen huren om de merken te verwijderen. Ik wil dat u koopt wat u gewend bent en dat u daar tevreden mee bent. Geen ruzie dus met de markt of andere klanten. Men koopt wat men wiclass="underline" het staat in de winkel.

Niemand hoeft thuis te komen zonder hetgeen hij werkelijk nodig heeft. Als u uw kinderen door onderdompeling wilt laten dopen, zal ons doopvont groot genoeg zijn. U kunt zelfs een altaar met kaarsen krijgen. De zondag is lang genoeg voor diensten met en diensten zonder kaarsen. De kandelaars kunnen telescopisch zijn. Schilderijen en versieringen? Breng ze zo aan dat ze veranderd of verwijderd kunnen worden.

Ik wil niet in bijzonderheden treden. Het is ùw kerk, die wij op ùw manier zullen bouwen. Zolang wij maar geleid worden door een dienende gedachte — en dat betekent, dat wij niemand kwetsen. Er zijn meer gelijke wegen om uw god lief te hebben dan verschillende wegen. En het wordt hoog tijd dat wij ons verenigen in een zelfbedieningssysteem met voldoende parkeerruimte en een prettige speelruimte voor de kinderen.’

Iedereen applaudisseert.

* * *

Philos drukte zijn schouder tegen de steen, zodat hij omhoog ging en de opening afsloot. Een ogenblik was het aardedonker. Er werd een soort geschuifel hoorbaar en Philos groef een stuk materiaal op dat een koude weerschijn had en zette het in een kloof. ‘Er is nog een belangrijk ding in Ledom dat je leren moet,’ zei Philos. ‘Maar op een lelijke manier. Toch is er geen betere. Trek dit aan.’ Uit een verborgen hol trok hij een jas die hij aan Charlie gaf. Hijzelf trok er ook een aan. ‘Froure viel dus naar beneden,’ vervolgde hij. ‘En ik sprong hem achterna en toen Froure mij uitgroef — hij had een gebroken voet en vier gebroken ribben — zaten we hier. Dit is wat de geologen een schoorsteen noemen. Hij was toen niet zo schoon als nu. Uitgraven was onmogelijk. We gingen naar binnen.’

Hij passeerde Charlie en verdween in de zwarte schaduw van een hoek. Charlie volgde hem en ontdekte dat die zwarte plek een gat was, een tunnelingang. Philos nam zijn hand. Charlie vervloekte de jas die veel te warm was, maar Philos zei dat hij hem moest aanhouden. Charlie kwam glijdend en struikelend achter hem aan. ‘Eerst,’ vertelde Philos en Charlie merkte dat het ophalen van deze herinneringen hem pijn deed, ‘kwamen we in een gewelf onder de grond. Froure had kans gezien om wat licht te maken en ik voelde dat het mis ging. Ik raakte mijn beide kinderen kwijt. Het duurde meer dan drie uur. Ze waren ongeveer zes en een halve maand oud. Het waren gezonde baby’s. Er ontbrak niets aan, alleen... mijn kinderen waren van jouw soort: homo sap. kinderen.’

Wat!

Philos bleef staan en weer hoorde Charlie in de duisternis een soort geschuifel. Opnieuw haalde Philos uit het puin een blok weerschijnend materiaal zodat ze enig licht hadden. Zij waren in een enigszins gewelfde grot en Philos zei: ‘Hier gebeurde het. Froure probeerde ze voor mij te verbergen. Ik word... opgewonden als iemand iets voor me verborgen wil houden. We zochten de omgeving af. De heuvel was bezaaid met dit soort schoorstenen. Nu niet meer, overigens. We vonden een uitweg — maar het was een weg die dwars door de heuvel liep en aan de andere kant van de ‘hemel’ uitkwam. Ik voelde me gekwetst, verdrietig, en ook een beetje boos. Froure eveneens. We kregen een krankzinnig idee. Froures voet en ribben waren pijnlijk maar niet gevaarlijk. In Ledom betekent pijn niet veel. Mijn ‘verwondingen’ waren erger en tenslotte kwamen we overeen dat ik zou teruggaan en Froure voor een tijdje zou... verdwijnen.’

‘Waarom?’

‘Het was een probleem voor me. Ik had twee baby’s verloren en zij bleken homo sap. te zijn. Lag dat aan mij? Ik was bang voor het antwoord. Het liefst was ik met Froure weggegaan om er, ver buiten Ledom, over na te denken. Ik zou dus teruggaan en Froure zou blijven. Ik klom door een van de schoorstenen naar buiten en we arrangeerden een andere rotsverschuiving waarbij ik werd gevonden maar Froure natuurlijk niet. We hadden die tweede rotsverschuiving alleen wat al te goed gedaan, want ik werd opnieuw gewond en het duurde lange tijd voor ik weer op de been was. Toen ik eindelijk weer naar Froure kon, was het natuurlijk al te laat: Froure had in zijn eentje twee babies ter wereld gebracht waarvan er een was gestorven. Maar... ook zijn baby’s waren homo saps. Wij begonnen te begrijpen dat een kind in Geneeskunde geboren moest worden om een Ledomiet te worden. Klinkt jou dat als een mutatie in de oren?’

‘Dat doet het bepaald niet!’

‘Er is helemaal geen mutatie, Charlie, en dat is wat Mielwis je wilde laten weten. En Froure leeft nog en woont hier, evenals mijn homo sap. kind, en dat is wat ik je wilde laten weten.’