Выбрать главу

‘Ik heb je verteld,’ stotterde Charlie, ‘dat ik vroeger zoveel, zoveel scie...’ En in zijn afgrijzen begon hij te snikken.

* * *

De baby slaapt en uit de elektronische intercom, met zijn nevenhelft op een klamp in de deuropening tussen Karen en Davy’s kamers in het andere huis, klinkt niets anders dan een zacht gegons. De vrouwen zijn nog niet thuis van het kegelen. Het is vredig in huis. De mannen drinken wat. Smitty ligt half op een bank. Herb kijkt naar de televisie, die niet aan staat, maar de gemakkelijke stoel waarin hij zich heeft opgevouwen is zo geplaatst dat hij moeilijk ergens anders heen kan kijken. Terwijl hij op het lege scherm kijkt, ziet hij zijn gedachten. Af en toe vertelt hij er een: ‘Smitty?’

‘Ja!’

‘Als je bepaalde dingen tegen een vrouw zegt slaat ze dicht.’

‘Wat voor dingen?’

‘Differentieel,’ zegt Herb.

Smitty probeert zijn voeten zo ver op de vloer te krijgen, dat hij bijna gaat zitten.

‘Transmissie,’ mompelt Herb. ‘Potentiaal.’

‘Transmissie wát?’

‘Frequentie is net zoiets. Ik bedoeclass="underline" je hebt een perfecte vrouw, gezond verstand en alles. Kan met Italiaanse handigheid bridgen zonder een spier te vertrekken. Ze heeft misschien zelfs een automatische tijdwijzer in haar hoofd, zodat ze een ei, dat vier minuten moet koken, er precies na vier minuten, zonder de klok te raadplegen, kan uithalen. Zo’n vrouw heeft meer dan genoeg intelligentie en intuïtie, bedoel ik.’

‘Natuurlijk.’

‘Goed. Nu ga je haar iets uitleggen en opeens weet ze niets meer. Je koopt bijvoorbeeld een auto met een instrumentje waardoor beide achterwielen tegelijkertijd draaien, zodat je nog weg kunt komen als het ene wiel op ijs staat. Ze heeft er misschien wel eens wat over gelezen in een advertentie of zo en ze vraagt je er iets over. Nou, zeg je, dat schakelt gewoon het differentieel uit. Zodra je het woord differentieel in je mond neemt, kan ze niet meer tot tien tellen. Dan weet ze absoluut niets meer. Je kunt haar tien keer uitleggen, dat het differentieel niets bijzonders is. Je kunt praten als brugman, maar ze begrijpt er niets van. Ze zit potdicht tot je over een ander onderwerp begint. Met frequentie is het net zo.’

‘Frequentie?’

‘Ja. Laatst noemde ik het toevallig en ik zag dat haar gedachten meteen stilstonden. Hé, zei ik, weet je eigenlijk wat frequentie is? En wat denk je dat ze zei?’

‘Weet ik veel!’

‘Ze zei dat het een radio-onderdeel was.’

‘Nou ja — daar is ze een vrouw voor.’

‘Je begrijpt geloof ik niet, wat ik bedoel, Smitty. Anders zou je je er zo niet afmaken.’

‘Ik wel. Dat is makkelijker.’

‘Het zit me dwars. Een woord als frequentie is een doodgewoon woord. Het zegt precies wat het is. Frequent wil zeggen dikwijls en frequentie hoe dikwijls iets gebeurt.’

‘Vrouwen hebben gewoon geen gevoel voor techniek.’

‘Dacht je dat? Heb je ze wel eens over kleren gehoord? Over géren en opnaaisels en dubbele franse naden? En heb je ze wel eens met die dubbele zig-zag-steek naaiende, slin-gerende-klos naaimachine bezig gezien? Of heb je ze op kantoor wel eens met die dubbele boekhoudmachines zien werken?’

‘Ik zie nog steeds niet in wat er fout aan is als ze zich niet drukmaken over een differentieel.’

‘Nu leg je er precies de vinger op, of althans bijna! Ze hebben geen zin om er over na te denken. Ze willen er niet over nadenken. Ze kunnen veel ingewikkelder dingen begrijpen, maar ze willen niet. En waarom niet?’

‘Misschien vinden ze dat het niet gepast is voor dames of zoiets.’

‘Waarom zou dat nou ongepast zijn? Ze gaan stemmen, rijden auto en doen alle dingen die mannen plachten te doen.’

‘Nee, je begrijpt er niks van,’ zegt Smitty. Hij komt moeizaam overeind, pakt zijn lege glas en komt dat van Herb halen. ‘Ik weet alleen dat je ze beter hun eigen gang kunt laten gaan. Weet je wat Tillie gisteren gekocht heeft? Een paar woestijnlaarzen. Precies dezelfde als de mijne. Het kan mij niet schelen dat ze bepaalde dingen niet willen begrijpen. Misschien dat mijn zoon later daardoor precies weet welke van de twee zijn vader is. Vive la différence!

* * *

Zij brachten hem van de operatiekamer naar een vertrek dat hij als het zijne mocht beschouwen en ze namen afscheid van hem met woorden die zo oud als de wereld waren: ‘God zij met je.’ Het was de eerste keer dat hij hun woord voor God hoorde, en Charlie was er werkelijk van onder de indruk.

Hij lag alleen in de nogal kleine kamer, opgefleurd door allerlei kleuren blauw. Een hele muur werd in beslag genomen door een raam dat uitkeek op een parkachtig landschap en het wankele gebouw van Wetenschap. De vloer was oneffen, zoals zovele vloeren die hij hier had gezien, nogal veerkrachtig en kennelijk waterproof. Hij was bovendien enigszins glooiend, zodat het schoonmaakwater kon wegstromen. In de hoek en op nog drie andere plekken liep de vloer op tot een paddestoel, zodat je kon zitten. De zitplaats in de hoek kon je, door op een paneeltje te drukken, breder, smaller of hoger maken. Je kon ook allerlei soorten bobbels, gleuven en uitwassen tevoorschijn halen voor onder je schouders of knieën. Drie verticale gouden staven bij dit ‘bed’ controleerden de lichten. Door de hand tussen de eerste twee staven op of neer te bewegen, controleerde je de intensiteit, en op de zelfde manier regelde je tussen de volgende twee de kleuren. Er was eenzelfde toestel naast de deur — of liever het stuk muur dat open ging als je op een bepaalde krul in de verwarde tekening op het oppervlak wees. De bedmuur helde naar binnen, de muur aan de overkant naar buiten en er waren nergens vierkante hoeken.

Hij waardeerde dat zij zoveel begrip hadden om hem alleen te laten, zodat hij weer tot zichzelf kon komen. Hij was dankbaar, boos, op zijn gemak, eenzaam, angstig, nieuwsgierig en verontwaardigd. Hij moest nodig bijkomen.

Hij had een wereld verloren, en maar goed ook. Hij was er nogal ziek van, en als hij ooit had geweten dat er een uitweg was, zou hij die hebben gekozen.

Hij vroeg zich af wat er van zijn oude wereld over was. Hadden we oorlog? Wat leefde er nu in de Taj Mahal — termieten of alphadeeltjes? Zou die clown de verkiezingsstrijd toch gewonnen hebben? God verhoede het.

‘Moeder, ben je gestorven?’

Charlies vader was zo trots geweest toen hij geboren werd, dat hij een zaadje voor een sequoiaboom in de grond had gestoken. Een sequoia in Westfield, New Yersey! midden in het soort ontwikkelingsproject dat gedoemd was om, tien jaar voor de hypotheek was afbetaald, al verouderd te zijn. In gedachten had hij hem ver boven de ruïnes zien uitsteken. Toen was hij plotseling gestorven en zijn zaken bleken zo’n warboel te zijn en de premie van zijn levensverzekering was al zo lang niet betaald, dat Charlies moeder de boel verkocht had en was verhuisd. Op zijn zeventiende was Charlie teruggegaan. Een soort pelgrimstocht, waarvan hij zelf de reden niet begreep. Hij had zijn vader nooit gekend, maar het huis stond er nog inderdaad in een achterbuurt en ook de boom. Hij had iets vreemds gedaan. Hij had de boom aangeraakt en gezegd: ‘Het is goed, vader.’ Omdat zijn moeder nooit zorgen had gekend terwijl hij leefde. Wanneer hij nog had geleefd, zou ze evenmin zorgen hebben gekend. Maar op de een of andere manier scheen ze er van overtuigd dat hij wist, zorg na zorg, beetje bij beetje, vernedering na ontbering, wat zij doormaakte en innerlijk scheen ze zich te voelen als een vrouw wier man haar alle liefde en verdraagzaamheid ontneemt. Daarom had Charlie vaag het gevoel gehad dat hij de boom dat moest zeggen, alsof zijn vader er in leefde als een verdoemde boomnimf of zoiets. Hij vond het een pijnlijke herinnering, maar hij herinnerde, herinnerde.

De boom kon nu heel hoog zijn, of, wanneer er tijd genoeg was verstreken, dood. Wanneer het roodhoofd uit Texas nu een oude madame was in de een of andere oliehaven, zou de boom heel groot kunnen zijn, en als Ruth (wat was er in godsnaam met Ruth gebeurd?) nu dood was, zou de boom de grootste uit heel Noord Yersey kunnen zijn.