Выбрать главу

Goed. Hij wist nu een van de dingen die hij moest uitvinden. Hoever? Hoe lang geleden? (Niet dat het veel verschil zou maken. De wereld kon in twintig jaar even vijandig en even veranderd — en toch voor het grootste deel hetzelfde — zijn als in honderd jaar. Wat maakten honderd of duizend jaar voor wezenlijk verschil?) Toch: allereerst moest hij zien uit te vinden: Hoever?

De volgende stap was hijzelf. Charlie Johns. Voor zover hij het had begrepen was er hier niets zoals hij, alleen deze Ledomieten, wie en wat zij ook mochten zijn.

Hij herinnerde zich iets dat hij had gelezen: was het Ruth Benedict? Dat de mens niets in zijn zaadcellen had van wat eens zijn taal zou worden, zijn godsdienst of maatschappij. Met andere woorden: je kunt elke baby, van welke kleur en uit welk land ook, overplanten en hij zal opgroeien zoals de mensen in zijn nieuwe vaderland. Hij had ook eens een artikel gelezen met ongeveer hetzelfde idee: wanneer je een Egyptische baby uit de tijd van Cheops in het moderne Oslo zou zetten, zou hij tot een gewone Noor opgroeien, die Morseseinen zou kunnen leren en misschien zelfs een vooroordeel tegen Zweden had. De grondige studies van geschiedkundigen toonden aan dat zij geen enkel voorbeeld van menselijke evolutie konden geven. Het feit dat de mensheid uit holen was voortgekomen en diverse beschavingen had opgebouwd, had hier niets mee te maken. Het had ze laten we zeggen dertigduizend jaar gekost en als de mens opnieuw moest beginnen, zou het hem vermoedelijk weer evenveel tijd kosten.

Hij wist nog vrijwel niets van de Ledomieten af. Toch was het duidelijk dat a) zij tot een menselijke soort behoorden en b) dat zij radicaal anders waren dan de mensen uit zijn tijd. Het verschil was meer dan een sociaal of cultureel verschil tussen bijvoorbeeld een australische inboorling en de directeur van een fabriek. De Ledomieten waren physiek in vele opzichten anders. Zo te zien waren zij echter toch uit de mensheid ontstaan. Was dat misschien de sleutel tot het antwoord op vraag één: Hoever? Hoelang duurt het voor zich een dergelijke verandering voltrokken heeft? Hij wist het niet. Hij keek uit het raam en zag in het parkland beneden de felle kleuren van enkele Ledomieten. Zij leken volwassenen. Wanneer je voor een generatie dertig jaar uittrok en als ze geen eieren legden als zalmen en die allemaal tegelijk uitbroedden, dan moesten ze hier al een aardig tijdje rondlopen. Om nog maar te zwijgen over hun technologie: hoelang zou het kosten om een ontwerp als van het gebouw Wetenschap uit te voeren? Hij moest ineens denken aan een advertentie met artikelen als aluminiumfolie, antibiotica, melk in zakken e.d. waarin naar voren werd gebracht, dat al die dingen een jaar of twintig geleden nog niet bestonden. Wanneer je in een technische eeuw als de twintigste leefde, zag je alles veranderen. Misschien was hij even lachwekkend als de West Indische vrouw op de roltrap, maar hij moest niet vergeten dat haar eerste roltrap, hoe vreemd ze die ook vond, niet eens een product van haar toekomst was.

Vergeet dat niet, hield hij zichzelf voor. Wees niet al te verbaasd. Er waren maar al te veel mensen in zijn tijd die niet begrepen dat de curve van de technische ontwikkeling niet rechtlijnig als een duikplank was, maar een geometrische kromme als een skisprong. Deze droefgeestige lieden waren tot in hun vingertoppen behoudend en wierpen zich op een uitstervend ding om het terug te brengen of te behouden. Dit was natuurlijk geen echt conservatisme, maar een redeloos verlangen naar de goede oude tijd toen je nog kon voorspellen wat er de volgende dag, of misschien zelfs de volgende week, zou gebeuren. Niet in staat het totaal te zien waren zij dol op nieuwe gemakken en hun wereld stortte in elkaar wanneer zij merkten dat hun wereld daardoor veranderde. Charlie Johns wilde zich niet uitgeven voor een denker, maar hij was zich er toch altijd van bewust geweest dat progressiviteit iets dynamisch is, dat je vooruit moest kijken.

Hij keek opnieuw naar het gebouw Wetenschap. De onwaarschijnlijke vormgeving leek een illustratie van zijn gedachten. Dat bracht hem terug tot Vraag Twee.

Hij moest zijn tijd niet verknoeien met de vraag hoe het was gebeurd — hoe hij op zijn zevenentwintigste van de uitgeholde houten treden van de trap van de tweede naar de derde verdieping van zijn huis op nummer 61 in de 34ste Straat Noord was weggerukt. Hoe was een kwestie van hun technologie en daar kon hij toch niet achterkomen. Hij kon alleen hopen dat hij binnenkort iets wijzer zou worden. Hij moest nu eerst het waarom van dit alles te weten zien te komen.

Hij moest er van uitgaan dat het een moeilijke en zware onderneming was om hem hier te krijgen. Spelen met ruimte en tijd was tenslotte geen geringe zaak. Dan bleef er deze vraag over: met welk doel hadden de Ledomieten dit gedaan? Het kon natuurlijk een test zijn: als je een nieuw soort aas hebt wil je ook weten wat je er mee vangt. Of zij hadden een specimen nodig uit zijn tijd en ruimte en dat specimen werd nu toevallig Charlie Johns. Of zij wilden Charlie Johns en niemand anders. Het laatste was het minst waarschijnlijk, maar het makkelijkst te geloven. Vraag Twee was dus te herleiden tot de vraag: waarom ik?

En daaruit ontstond als vanzelf Vraag Drie: Wat kunnen ze met mij beginnen? Hij had nu wel zijn fouten, maar ook een zekere zelfkennis. De Ledomieten konden hem nooit hebben genomen omdat hij zo knap, intelligent of sterk was. Dan hadden ze een betere keuze kunnen doen! Een zekere bekwaamheid kon evenmin de reden zijn. Charlie placht te zeggen dat hij geen landloper was omdat hij altijd werkte en misschien was hij toch nog een soort landloper. Hij verliet de middelbare school toen zijn moeder ziek werd en van het een kwam het ander en hij was nooit teruggegaan. Hij had damesondergoed verkocht, koelkasten, schoonmaakmiddelen en met encyclopedieën langs de deur geleurd. Hij was een tijdje kok geweest, liftbediende, schoonmaker, zeeman, kermisgast, chauffeur op een bulldozer en loopjongen. Tussen door had hij ook nog tractors bestuurd, kranten verkocht, affiches aangeplakt, auto’s gespoten, en op een wereldtentoonstelling had hij een tijdlang borden met eigeel besmeurd om een afwasmachine te kunnen demonstreren.

Hij had altijd alles gelezen wat los en vast zat. Hij had van alles opgepikt uit gesprekken. Zijn kennis was breed en vol hiaten en soms kon je dat ook horen. Dan gebruikte hij woorden die hij wel gelezen maar niet gehoord had. Zo was hij geworden tot wie hij was en daarom — misschien — was hij uit zijn wereld in deze wereld getild. Maar was het nu de bedoeling om hem hier te hebben of... hem daar weg te krijgen?

Hij dacht er over na. Wat had hij gedaan (of wie was hij geweest) dat de toekomst niet aan stond?

‘Laura!’ gilde hij. Het was juist begonnen, het was echt, het was voor altijd. Kon dat het zijn? Moest hij een nieuwe weg gaan en deze wereld als een ballon opblazen en er een gat in prikken?

Luister, luister. Wanneer hij naar de toekomst was overgebracht om iets te voorkómen waaraan hij in het verleden bezig was en wanneer dat iets met Laura had te maken, ging het om hun huwelijk. Dat betekende (hij had genoeg science fiction gelezen om een dergelijke redenering niet vreemd te vinden) dat in een of ander bestaan, in de een of andere tijdstroom, Laura en hij getrouwd wàren en kinderen hadden. Daarom hadden zij besloten in te grijpen.

‘O, Laura!’ riep hij. Ze had geen rood en ook geen blond haar, maar je kon het evenmin een abrikozenkleur noemen. Ze had bruine ogen, maar zo licht dat ze wel goud leken. Ze verdedigde zich eerlijk en netjes, zonder misplaatste zedigheid of uitdagendheid en als ze zich overgaf, was het met haar hele hart. Hij had naar een heleboel meisjes verlangd nadat hij had ontdekt dat zij meer konden dan giechelen en gillen. Van een paar meisjes had hij gehouden. Maar hij had er meer gehad dan een paar — meer dan zijn deel, dacht hij soms — van degenen die hij had willen hebben. Maar hij had nog nooit van een meisje gehouden zoals van Laura.