Выбрать главу

DE NIEUWE START

De zomer loopt op zijn einde. De nachten worden koeler en ik lig weer ingestopt onder de dikke blauwe dekens met 'Hópitaux de Paris' erop. Elke dag brengt een aantal bekende gezichten terug die tijdens de vakantie afwezig zijn geweest: de vrouw van de linnenkamer, de tandarts, de jongen die de post rondbrengt, een verpleegster die oma van een kleine Thomas is geworden en de man die in juni zijn vinger had gebroken door een beddenstang. Routine en gewoonten keren terug, en die eerste keer in het ziekenhuis dat alles weer op gang komt bevestigt me in een zekerheid: ik ben echt aan een nieuw leven begonnen en dat speelt zich hier af, tussen dit bed, deze rolstoel en deze gangen, en nergens anders.

Het lukt me het liedje over de kangoeroe te brommen, maatstaf voor mijn vooruitgang bij logopedie:

Le kangourou a sautéle mur,

Le mur du zoo,

Mon Dieu qu'il était haut,

Mon Dieu qu'il était beau.

Over de nieuwe start van de anderen hoor ik alleen vage geruchten. Het nieuwe literaire seizoen, het nieuwe schooljaar, iedereen weer terug in Parijs, daar zal ik binnenkort meer van weten wanneer de reizigers hun weg naar Berck weer hebben gevonden, met in hun bagage een hele reeks fantastische nieuwtjes. Théophile schijnt rond te lopen op gympen waarvan de hakken gaan knipperen als hij ermee op de grond stampt. In het donker kun je zien waar hij is. Intussen geniet ik bijna opgewekt van de laatste week van augustus, want voor het eerst sinds een hele tijd heb ik niet dat afschuwelijke gevoel van aftellen, dat aan het begin van de vakantie begint en het grootste gedeelte ervan meedogenloos verpest.

Met haar ellebogen op het verrijdbare formica tafeltje dat haar als bureau dient, leest Claude dit manuscript voor dat wij sinds twee maanden geduldig elke middag aan de stilte onttrekken. Het doet me plezier sommige bladzijden terug te horen. Andere stellen ons teleur. Is dat alles genoeg voor een boek? Terwijl ik luister kijk ik naar haar bruine lokken, haar bleke wangen die nauwelijks een kleur hebben gekregen van de zon en de wind, haar handen met lange, blauwige aders en het hele tafereel dat het herinneringsbeeld van een vlijtige zomer zal worden. Het grote blauwe schrift waarvan ze elke bladzijde met doorhalingen en grote zorgvuldigheid volschrijft, het schooletui vol reservepennen, de stapel papieren zakdoekjes voor als ik erg veel slijm ophoest, en haar portemonneetje van rood raffïa waar ze zo nu en dan geld uit pakt om koffie te halen. Door de half openstaande rits van haar gordeltasje zie ik de sleutel van een hotelkamer, een metrokaartje en een in vieren gevouwen briefje van honderd franc, als voorwerpen die een ruimteschip van een bezoek aan de aarde heeft meegenomen om te bestuderen wat de gangbare manieren van wonen, vervoer en handelsverkeer bij de aardbewoners zijn. Die aanblik laat me ontredderd en peinzend achter. Bestaan er in deze kosmos sleutels om mijn duikerpak open te maken? Een metrolijn zonder eindstation? Valuta's die zo hard zijn dat ik mijn vrijheid ermee kan terugkopen? Ik moet ergens anders zoeken. Daar ga ik heen.

Berck-Plage, juli - augustus 1996

EOF