Выбрать главу

De Cock bezag de situatie. De man was vermoedelijk zittend op de stoel gewurgd door iemand die achter hem stond. Daarna was het slachtoffer van de stoel gegleden.

Hij bleef even staan om het beeld in zijn gedachten op te nemen. De Cock had voor dergelijke situaties in de loop der jaren een bijna fotografisch geheugen ontwikkeld.

De adem van Vledder kriebelde in zijn nek.

“Wat is er.”

“Een dode man.”

“Wie?”

De Cock ademde zwaar.

“Ik heb nog niet in zijn gezicht gekeken.”

Vledder liep langs hem heen en De Cock gaf hem zijn zaklantaarn.

De jonge rechercheur hurkte bij de dode neer en scheen hem in het gezicht. Geschrokken keek hij op.

“Het is…eh, het is Friedrich Heinrich von Bodenwerder,” stamelde hij, “de vent van de foto.”

4

Vledder kwam met knikkende knieën uit zijn gehurkte houding omhoog. De jonge rechercheur gaf met trillende hand de zaklantaarn terug. Wijzend naar de dode keek hij De Cock vragend aan.

“Gewurgd?” vroeg hij onzeker.

De oude rechercheur knikte traag.

“Duidelijk. Een ouderwets moordwapen. Een professioneel wurgkoord met wurgstokjes.” Hij strekte zijn rechterhand naar zijn jonge collega uit. “Heb je de foto van de man bij je gestoken?”

Vledder tastte in een binnenzak van zijn jasje. De Cock nam het portret van hem over en hurkte met de foto in zijn hand bij de dode neer.

“Je hebt gelijk,” constateerde hij nuchter. “Geen twijfel mogelijk. Als de man op de foto Friedrich Heinrich von Bodenwerder heet, dan is dit Friedrich Heinrich von Bodenwerder, de vermoedelijke bewoner van dit kolossale grachtenpand.”

De oude rechercheur trok zijn neus iets op en snoof een paar maal. Hij ontweek uit gewoonte de blik van de dode, de wijd opengesperde ogen. Voorzichtig duwde hij de kin van de dode man met de rug van zijn hand omhoog. Hij bekeek de kleur van de gezwollen, gedeeltelijk uitgestoken tong en schatte de diepte van de insnoeringen van het wurgkoord in de hals van het slachtoffer.

“De man had geen schijn van kans,” verzuchtte hij hoofdschuddend. “Het slachtoffer heeft zich nauwelijks kunnen verzetten. De verwurging is onmiddellijk fel aangezet. Het lijkt wel of er sprake was van een emotionele verbetenheid. Bovendien…zijn moordenaar of moordenares had bijzonder veel kracht in zijn of haar armen. Ik denk…”

Plotseling stokte de oude rechercheur. Zijn oog viel op een grote gele morsige vlek op het witte overhemd van de dode man. Hij wenkte Vledder naderbij. De jonge rechercheur bukte naast hem. De Cock hield de vlek in het licht van zijn zaklantaarn.

“Heb je dit gezien?”

Vledder knikte.

“Die vent heeft vermoedelijk tijdens het eten op zijn overhemd gemorst.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Naar mijn mening is de vlek daar te groot voor. Het lijkt of die vlek met opzet is aangebracht.”

Vledder grinnikte.

“Dat is toch zinloos.”

“Misschien. Neem morgen, voor de gerechtelijke sectie begint, dat overhemd met die vlek in beslag en laat het door Rijswijk[2] onderzoeken.”

Vledder keek hem verward aan.

“Meen je dat?”

“Ja.”

“Onzin.”

De oude rechercheur reageerde niet. Hij kwam omhoog en blikte speurend om zich heen.

“De keuken is de laatste tijd niet gebruikt. Wat had het slachtoffer hier te zoeken? Ik bedoel…waarom ging hij met zijn moordenaar of moordenares vanaf de woonkamer naar het souterrain?”

Vledder gebaarde met een stalen gezicht naar de dode man.

“Vraag het hem. Misschien kan hij je ook vertellen hoe die vlek op zijn hemd komt.”

De Cock reageerde niet op het cynische grapje. Hij wreef met zijn hand over zijn brede kin.

“Ik neem aan dat het slachtoffer de dader zelf heeft binnengelaten. Maar hoe heeft hij of zij dit pand weer verlaten? De toegangsdeur op het bordes, kan ik je verzekeren, was deugdelijk afgesloten. Controleer straks de deur van het souterrain. Misschien is dat de vluchtweg.”

Vledder glimlachte.

“Of de dader had een sleutel van dit pand.”

“Je hebt gelijk. Dat is een optie.”

De oude rechercheur trok zijn neus weer iets op en snoof een paar maal. “We zullen dit hele pand grondig moeten doorzoeken. Als deze Friedrich Heinrich von Bodenwerder compromitterende foto’s van Alexander de Rijke in zijn bezit had, dan moeten die hier ergens zijn.”

Vledder glimlachte opnieuw.

“Of de dader heeft ze inmiddels meegenomen.”

De Cock knikte met een glimlach om zijn lippen.

“Je hebt weer gelijk, Dick,” reageerde hij vriendelijk, “ook dat is een optie. Maar chanteurs gaan in de regel heel zorgvuldig met hun belastend materiaal om.”

“Je neemt niet aan dat de dader ze heeft meegenomen?”

“Daar ga ik niet van uit,” sprak De Cock hoofdschuddend.

Vledder duimde over zijn schouder.

“Zal ik de meute waarschuwen?”

De Cock snoof opnieuw.

“Er zit niet veel anders op,” sprak hij mat.

Vledder keek hem verwonderd aan.

“Wat is er met je? Ik hoor je voortdurend snuiven…ben je verkouden?”

“Nee, ik ben niet verkouden…gelukkig niet. Maar hier hangt een lucht, die mijn nieuwsgierige neusgaten prikkelt. Ruik jij niets?”

Vledder draaide met zijn hoofd snuivend in het rond rond.

“Parfum.”

De Cock knikte.

“Het parfum van Petra van Sliedrecht.”

Bram van Wielingen stapte de keuken binnen. Hij zette zijn aluminium koffertje op de tafel en liep met een opgewekt gezicht naar De Cock toe.

“Ga jij je leven beteren?”

De Cock keek hem niet-begrijpend aan.

“Hoe bedoel je?”

“Een melding van een moord. Mooi, midden op de dag. In de regel laat je mij diep in de nacht opdraven.”

De Cock trok zijn schouders op.

“Dat heb ik niet in de hand,” gromde hij. “Moorden presenteren zich niet op mijn commando.”

De fotograaf stak zijn wijsvinger naar hem uit.

“Je moet het doseren,” sprak hij grijnzend. “Je moet er gewoon voor zorgen dat je alleen overdag, en op christelijke tijden, moorden ontdekt. Dan behoef jij niet telkens mijn nachtrust te verstoren. Weet je, dat is op den duur knap vervelend.”

De Cock bromde.

“Christelijke tijden…Onze-Lieve-Heer is er ook midden in de nacht.”

“Datweet je zeker?”

“Absoluut.”

Bram van Wielingen blikte om zich heen.

“Waar is jouw slachtoffer?”

De Cock onderdrukte de opwelling om te protesteren dat niet hij de man was die slachtoffers maakte. Hij slikte het in en wees achteloos voor zich uit.

“Op de vloer, aan het eind van de tafel.”

Van Wielingen liep langs hem heen en keek vanuit de hoogte op de dode man neer.

“Hij ziet er niet vrolijk uit,” sprak hij luchtig. “Weet je al wie hij is?”

De Cock knikte.

“Ene Friedrich Heinrich von Bodenwerder.”

Van Wielingen lachte.

“Duitser kan bijna niet.”

De Cock maakte een nonchalant gebaar.

“Ondanks die naam kan hij toch best de Nederlandse nationaliteit bezitten.”

“Van professie?”

“Chanteur.”

Van Wielingen grijnsde.

“Een mooi beroep om snel te sterven.”

De Cock wees naar de rug van het slachtoffer.

“Ik wil die wurgstokjes mooi in beeld.”

“En verder?”

De Cock maakte een schouderbeweging.

“De geijkte plaatjes. Graag ook een foto van het gehele grachtenpand.” Hij zwaaide voor zich uit. “Komt er nog een dactyloscoop?”

De fotograaf maakte zijn koffertje op de tafel open, pakte zijn Hasselblad en monteerde een flitslicht.

вернуться

2

Gerechtelijk laboratorium te Rijswijk.