Выбрать главу

“Ik deel uw mening dat de moordenaar van Friedrich opgespoord en gestraft dient te worden.”

De Cock gniffelde.

“Blij dat te horen.” De oude rechercheur drong aan. “Ik heb u gevraagd naar zijn seksuele geaardheid…”

Herman van Hogenbroek sloot even zijn beide ogen.

“Friedrich verdiepte zich in knapenliefde.”

“Hij was pedofiel?”

“Ja.”

“En u?”

Van Hogenbroek streek met zijn tong langs zijn droge lippen.

“U stelt impertinente vragen.”

De Cock boog zich iets naar hem toe.

“Nou?”

“Ik was met Friedrich bevriend, zoals ik al zei, maar ik deelde zijn belangstelling voor jonge knapen niet.”

De Cock het het onderwerp even rusten.

“Er wordt gefluisterd dat Friedrich Heinrich von Bodenwerder de vermoorde Alexander de Rijke chanteerde.”

Van Hogenbroek veranderde plotseling van houding. Hij snoof. Zijn neusvleugels trilden.

“Dat chantageverhaal,” brieste hij, “hebt u van Petra van Sliedrecht.”

De Cock keek hem geboeid aan.

“Kent u haar?”

Van Hogenbroek reageerde heftig.

“Natuurlijk ken ik haar. Ze presenteert zich steeds als de secretaresse van Alexander de Rijke.”

“Dat is ze niet?”

Herman van Hogenbroek maakte een wegwerpgebaar.

“Welnee. Ze loopt als een dweperige puber overal achter hem aan. Dat verhaal over die chantage strooit ze al een tijdje rond. Ze moet haar waffel houden. Ze deugt zelf voor geen stuiver.”

De Cock keek hem vragend aan.

“Dat verhaal over die chantage klopt niet?”

Van Hogenbroek schudde zijn hoofd.

“Alexander de Rijke,” legde hij geduldig uit, “kwam hier eens bij Friedrich op bezoek om iets met hem te bespreken en toen liepen hier een paar naakte knapen rond. Vriendjes van Friedrich, zoals hij die wel vaker op bezoek had. Daar heeft Friedrich toen voor zijn plezier een paar plaatje van geschoten.”

De Cock grijnsde.

“Met een nietsvermoedende Alexander de Rijke in het gezelschap van die blote knapen?”

Van Hogenbroek knikte.

“Maar die paar fotootjes zijn nooit als chantagemateriaal gebruikt.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Hoe weet u dat?”

Van Hogenbroek spreidde zijn handen.

“Alexander de Rijke heeft het zelf ontkend.”

“Wanneer?”

“Dat slepende gerucht over die chantage bereikte Friedrich en mij. Wij waren bang dat het op een of andere manier zou uitlekken en een eigen leven zou gaan leiden…met alle nadelige gevolgen voor Alexander de Rijke.”

“En?”

Herman van Hogenbroek gebaarde fel.

“Wij wilden dat gerucht uit de wereld helpen. Tijdens een van onze voltallige vergaderingen hebben Friedrich en ik aan Alexander gevraagd of hij werd gechanteerd. Zijn antwoord was: nee.”

“Klaar en duidelijk.”

“Precies.”

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

“Wat was dat voor een vergadering?”

“Een vergadering van ons voltallige bestuur.”

De Cock reageerde wat geprikkeld.

“Welk bestuur?”

“Het bestuur van het door Alexander de Rijke gestichte BHG… Bond van Haters van Geweld.”

5

Nadat Vledder de oude Golf zonder brokken uit het benarde parkeerplaatsje aan de wallenkant had gemanoeuvreerd en De Cock met zijn pyknische habitus[3] onbelemmerd en zonder te mekkeren was ingestapt, reden ze van de Keizersgracht weg.

In de auto, die een tijdje in de felle zon had gestaan, was het om te stikken. De oude rechercheur pufte en wreef met twee vingers tussen zijn boord.

“Airconditioning?”

Vledder grinnikte.

“Airconditioning?” herhaalde hij. “Voor zoveel luxe moet je een andere werkgever zoeken. Zet aan jouw kant het raampje maar open.”

De Cock wuifde achter zich.

“Heb je het pand goed afgesloten?”

Vledder knikte. Hij diepte uit zijn broekzak een sleutelbos en hield die omhoog.

“Die vond ik in de rechterzijzak van het colbert van het slachtoffer. Een van de sleutels paste op het slot van de voordeur. Ik kon daarmee jouw wandaad van vanmiddag verdoezelen.”

De Cock glimlachte.

“En de deur van het souterrain?”

“Heb ik van binnenuit vergrendeld. Ik heb ook, zij het met veel moeite, een afspraak met de dactyloscopische dienst kunnen maken voor overmorgen.”

De Cock trok een zuur gezicht.

“Is het personeelstekort bij de dactyloscopische dienst dan nog niet opgelost?” vroeg hij bijtend.

Vledder schudde zijn hoofd.

“Het valt niet mee om de vacatures op te vangen. De meeste rechercheurs vinden dat gedoe met kwasten en vingerafdrukken maar saai. De dactyloscopische dienst zou ook niets voor mij zijn.”

De Cock draaide zich iets naar zijn jonge collega toe.

“Heb je al contact gehad niet de recherche van bureau Lijnbaansgracht?”

Vledder knikte.

“Terwijl jij, zoals gebruikelijk, met die excentrieke lijkschouwer stond te keuvelen, heb ik even mijn mobieltje gebruikt.”

“En?”

“Wat?”

De Cock reageerde geprikkeld.

“Weten ze al iets over de moordenaar van Alexander de Rijke…een motief?”

Vledder snoof.

“Ze zijn inmiddels al vele uren met hem bezig geweest…met verschillende mensen. Maar wie hem ook onder verhoor nam, die vent deed zijn bek niet open.”

De Cock plukte aan zijn neus.

“Het recht van een verdachte,” sprak hij berustend. “Heb je ook melding gemaakt van de moord op Friedrich Heinrich von Bodenwerder?”

“Ja.”

“Hoe reageerden ze?”

“Lauw.”

De Cock keek hem verrast aan.

“Heb jij hen niet op het idee gebracht dat er mogelijk een verband bestaat tussen deze moord en de moord op Alexander de Rijke?”

Vledder trok zijn schouders op.

“Dat is hun sores. Ik heb over zo’n mogelijk verband niet gerept.”

De Cock grijnsde hoofdschuddend.

“Ik vind het maar een vreemd stel, die stichtelijke broeders van de BHG, Bond van Haters van Geweld. Hoe komen ze op zo’n naam? Vooral Friedrich Heinrich von Bodenwerder…die dode pedofiel…lijkt mij bij leven een louche figuur te zijn geweest.”

“Hoe bedoel je?”

De Cock gebaarde heftig.

“Alexander de Rijke, de inspirerende leider van het genootschap waartoe hij behoort, komt even bij hem op bezoek en hij produceert onmiddellijk een paar uiterst compromitterende foto’s.”

“Dat is inderdaad louche, onfris.”

De Cock grinnikte.

“Maar volgens Herman van Hogen broek was Friedrich Heinrich von Bodenwerder nil conscire sibi.”

“Wat?”

Nil conscire sibi. Latijn voor: zich van geen kwaad bewust zijn.”

“Geloof jij dat?”

De Cock schudde zijn hoofd en blikte even opzij.

“Heb je nog naar foto’s van Alexander de Rijke met twee spiernaakte jongetjes gezocht?”

Vledder knikte.

“Ik heb niets gevonden. Ik heb met de sleutelbos van het slachtoffer in het huis wel alle bureaus en kasten kunnen openen. Het vreemde is, dat in het gehele pand geen correspondentie aanwezig is…geen brieven, rekeningen of andere bescheiden.”

De Cock zuchtte.

“Friedrich von Bodenwerder zal ze veilig hebben opgeborgen. Als we van de week tijd hebben, moeten we de boel maar eens goed overhoophalen. Misschien heeft hij ergens een geheime bergplaats.”

Vledder keek opzij.

“Dacht je wat te vinden?”

De Cock knikte.

“Aanwijzingen…belastende foto’s, papieren. Ik denk dat wij de moordenaar van Friedrich von Bodenwerder moeten zoeken onder zijn slachtoffers…de lieden die hij chanteerde.”

вернуться

3

pyknische habitus: deftig voor ‘gezet figuur’.