Выбрать главу

“Dat is uw eigendom?”

“Die moet ik terug.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik neem dat ding van u in beslag. U hebt met gebruikmaking van deze injectiespuit een ernstig misdrijf gepleegd. Bovendien kunt u in de toekomst beter niet van die ouderwetse spuiten gebruiken.”

Laurens van der Dungen snoof.

“Dat maak ik zelf wel uit. Ik wil die spuit terug. Ik ben aan dat ding gewend.”

De Cock negeerde de opmerking.

“Hoelang bent u al verslaafd?”

Van der Dungen grijnsde.

“Zo lang ik me kan herinneren. Het lijken me eeuwen…eeuwen van scoren, van sappelen. Ik zat nog op school toen ik mijn eerste shotje nam.”

“Bent u inderdaad ziek…ik bedoel, hebt u aids, zoals u die Engelsman voorspiegelde?”

Van der Dungen trok zijn se houders op.

“Dat weet ik niet,” riep hij geprikkeld. “En ik wil het ook niet weten. Ik weet alleen dat iedereen doodsbenauwd voor die ziekte is.”

De Cock keek hem strak aan.

“Hebt u daarom tegen die Engelsman gezegd dat u aids had en dreigde u daarom hem met die naald te prikken?”

Laurens van der Dungen verschoof iets op zijn stoel.

“Ik had poen nodig,” antwoordde hij onverschillig. Hij gebaarde ineens heftig en veranderde van toon. “Wat moeten al die gore buitenlanders hier in de binnenstad van Amsterdam?” riep hij fel. “Die komen hier toch alleen maar om spul te kopen voor hun eigen verslaving. Zij hebben geld genoeg en drijven de prijs op. Een shotje is tegenwoordig bijna niet meer te betalen.”

De Cock negeerde de opmerking.

“Buiten dat horloge…hoeveel geld hebt u die Engelsman afhandig gemaakt?”

Laurens schudde zijn hoofd.

“Dat weet ik niet. Ik ben nog niet in de gelegenheid geweest om het te tellen. Vraag het aan die agent, die heeft alles van me afgenomen.”

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

“Hoe vaak hebt u al mensen beroofd onder bedreiging van die vieze spuit?”

Laurens liet zijn hoofd langzaam zakken en antwoordde niet.

De Cock keek enkele seconden naar zijn warrige kruin en vroeg zich af hoelang het geleden was dat de jongeman voor het laatst zijn hoofd had gewassen.

“Hoe vaak,” herhaalde hij dwingender, “hebt u onder bedreiging van die injectiespuit mensen op straat van hun bezittingen beroofd?”

Laurens van der Dungen hief zijn hoofd en keek hem aan. In zijn ogen lag een verontschuldigende blik.

“Willemijn en ik hadden veel nodig.”

“Wie is Willemijn?”

“Mijn vriendin.”

“Ook verslaafd?” vroeg De Cock overbodig.

Laurens knikte.

“Niet door mij. Ze was al aan de drugs voor ik haar leerde kennen.”

“Willemijn, hoe heet ze verder?”

“Handgraaf. Willemijn Handgraaf. Haar vader is rijk, steenrijk. Hij woont prachtig, in Heemstede in een dure villa, maar hij heeft geen hart in zijn lijf. Toen hij merkte dat Willemijn verslaafd was, heeft hij haar de deur uit gegooid.”

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

“Zo, zonder meer?”

Laurens zuchtte.

“Er was wel het een en ander gebeurd, je weet weclass="underline" studie afgebroken, kleine diefstalletjes gepleegd, spulletjes van thuis meegenomen en verpatst. Toen haar vader erachter kwam dat Willemijn op zijn naam geld van de bank had gehaald, was het uit…definitief.”

De Cock wreef over zijn kin.

“Tippelt ze?”

“Dat wil ze niet,” zei Laurens. “Ik heb al ettelijke keren tegen haar gezegd: ga de baan op Ze is een beeld van een meid, alles d’r op en d’r an, kan met haar lijf goud verdienen. Maar ze vertikt het. Ze zegt dat ze niet met vieze kerels in een auto wil knoeien. Maar dat betekent wel dat ik het alleen moet opknappen.”

De Cock schudde afkeurend zijn hoofd.

“Je mag een vrouw toch niet dwingen om in de prostitutie te stappen?”

Laurens reageerde verontwaardigd.

“Zij dwingt me wel om met gevaar voor mijn leven mannen te beroven. Als zij ging tippelen hoefde ik niet zo vaak op pad.”

De jongeman keek De Cock met zijn groene ogen smekend aan.

“Laat me gaan, rechercheur. Laat me ervoor zorgen dat Willemijn vanavond nog een shotje krijgt, anders…anders pleegt ze een moord.”

De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.

“Een moord?”

Laurens knikte.

“Haar vader. Willemijn heeft nog een sleutel van de buitendeur van zijn villa in Heemstede. Dat weet hij niet. We hebben samen dikwijls over het bezit van die sleutel gesproken. Dat is het probleem. Ze wil per se dat ik bij hem inbreek. Ze weet waar haar vader zijn geld bewaart. Maar inbreken wil ik niet, niet bij haar vader. Hij is een machtig man.”

“Hoe bedoelt u?”

Laurens van der Dungen snoof.

“Als iemand veel geld heeft, heeft hij macht, dan kan hij mensen huren, opdrachten geven.” Hij trok zijn schouders op. “Wie treurt er om een dode junk?”

De Cock keek hem schuins aan.

“U bent bang voor die macht?”

De jongen knikte heftig.

“Ik wil niet dat Willemijn haar rijke vader iets aandoet of hem belaagt. Dan ben ik ook mijn leven met zeker. Haar vader weet dat Willemijn en ik samenleven. Maar ze dreigt steeds: Ik zal die ouwe nog éénmaal vragen om iets aan mijn verslaving te doen…als hij weigert daar geld voor te geven…zegt hij nee…dan maak ik hem van kant’.”

“En dat meent ze?”

Laurens knikte heftig.

“Absoluut. Als ik haar niet met een shotje rustig hou, dan explodeert ze. Ze heeft al een tijdje niets gehad. Dat geld van die Engelsman was mijn laatste kans.”

Hij zuchtte diep.

“Als ik niet op tijd kom,” ging hij verder, “ben ik bang dat Willemijn vandaag toeslaat.”

“Heeft ze middelen?”

“Wat bedoelt u?”

“Een vuurwapen, een mes?”

Plotseling vloog de deur van de grote recherchekamer open en stormde Vledder binnen. Zijn gezicht zag rood. Bij het bureau van De Cock bleef hij hijgend staan en wees naar Laurens van der Dungen.

“Hij moet maar zolang in de cel. Wij moeten samen onmiddellijk op pad.”

De oude rechercheur keek hem verstoord aan.

“Wat is er?” riep hij geprikkeld. “Waar heb jij zo lang uitgehangen?”

Vledder steunde met zijn handen op het bureau van De Cock.

“In de Keizersgracht drijft een waterlijk.”

De Cock schudde grommend zijn hoofd.

“Daar zit ik niet op te wachten.”

Hij wendde zich weer tot Laurens van der Dungen.

“Waar is Willemijn nu?” vroeg hij vriendelijk.

“Thuis,” sprak Laurens met opgetrokken schouders. “We hebben een appartementje, een zolderverdieping in de Pijp en…”

“Duur?”

De jonge Vledder leek door het gezapige optreden van De Cock te ploffen. Hij sloeg woest met zijn vuist op het blad van De Cocks bureau.

“Wat mankeert je in godsnaam?”

De Cock schudde rustig zijn hoofd.

“In godsnaam mankeer ik niets.”

Vledder zwaaide met zijn armen.

“Waarom spendeer je altijd zoveel tijd aan die junks?” vroeg hij met ingehouden woede. “Hoeveel heb je er in de loop der jaren al verhoord? Honderden. Het is toch altijd hetzelfde! Kommer en kwel. Nooit eigen schuld. En waar doe je al dat werk voor? Voor tjoema.”

In een wild gebaar wees hij naar Laurens.

“Dat is een veelpleger, een gore, ellendige veelpleger. Ik word ziek van jouw soort.” Hij keek weer naar De Cock. “Wie weet hoeveel berovingen hij in zijn korte leven al heeft gepleegd. En jij maar alles keurig optekenen in een ellenlang proces-verbaal. Dat mag ik dan weer uitwerken op mijn pc. En wat doet justitie daarna met die man en dat proces-verbaal? Niets! Geen kloot. Alles in het belang van hel heilige seponeerbeleid.[2] Ongelezen in de prullenbak met al jouw zorgvuldige werk. Over enkele uren loopt die vent weer vrij op straat en pleegt de volgende beroving. En wat doe jij? Jij gaat weer rustig met zo’n vent aan de praat en schrijft je zoveelste proces-verbaal.”

вернуться

2

Seponeren: terzijde leggen, niet vervolgen.